Bij het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog in juli 1936 was Fanny Schoonheyt al in Barcelona. Ze was een paar jaar eerder naar Spanje gegaan waar ze een tijdje in huis was bij de Surinaams-Nederlandse schrijver Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld). In haar geboortestad Rotterdam had ze na haar middelbare schooltijd op de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant gewerkt maar ze zag daar geen mogelijkheid om verder te komen en hoopte in Spanje een carrière op te bouwen als buitenlands correspondente.
Het revolutionaire klimaat in het Spanje van de jaren ’30 miste zijn uitwerking op haar niet en ze sloot zich al snel aan bij de linkse organisaties. Ze werkte mee aan de voorbereiding van de Olimpiada Popular, de alternatieve Olympische Spelen die Barcelona in de zomer van ’36 organiseerde als protest tegen de officiële Olympische Spelen in nazi-Duitsland. Verschillende atleten die in juli ’36 in Barcelona waren, gingen niet terug naar huis maar vormden de allereerste kernen van wat later de Internationale Brigaden zouden worden. Fanny nam deel aan de bestorming van de kazernes in Barcelona en vertrok direct daarop naar het front.
De meeste Nederlandse vrouwen gingen als verpleegster naar Spanje. Fanny Schoonheyt en Lini Bunjes zijn de enige twee die daadwerkelijk gevochten hebben in de Spaanse Burgeroorlog. Verschillende Spaanse kranten schreven lovende stukken over Fanny's uitzonderlijke moed en kracht. Ze wist zo goed met wapens om te gaan dat ze maandenlang als instructrice werkte in een van de grote opleidingskampen voor rekruten in de buurt van Barcelona. Het Nederlandse consulaat in Barcelona wist in 1937 zelfs te melden dat ze bevorderd zou zijn tot luitenant.
In juni 1937 raakt ze gewond bij een ongeluk met een jeep. Vanaf dat moment tot haar vertrek uit Spanje in de zomer van ’38 is onduidelijk wat ze gedaan heeft en wat haar contacten waren. Er lijkt een gerechtvaardigd vermoeden dat ze meer en meer betrokken raakte bij activiteiten van de Russische inlichtingendiensten in Spanje. In de zomer van ’38 gaat ze naar Parijs om daar een opleiding tot pilote te volgen. Het zal haar tot haar grote teleurstelling niet meer lukken om naar Spanje terug te keren. Na de ondergang van de Spaanse Republiek in het voorjaar van ‘39 zit ze zonder papieren, stateloos, in Parijs. Bovendien is ze zwanger geraakt en een terugkeer naar het ouderlijk huis in Nederland is uitgesloten.
Met een groep van ongeveer 800 Spaanse ballingen vestigt ze zich in februari 1940 in de Dominicaanse Republiek: dictator Rafael Trujillo had dit wonderlijke asielbeleid ingesteld in een poging ‘blank bloed’ naar zijn land te halen. Fanny blijft tot 1948 in het land waar ze een nieuwe carrière opbouwt als fotografe. In december ’47 krijgt ze problemen met de Dominicaanse politie en belandt zelfs als ongewenste vreemdelinge in de gevangenis. Met behulp van de Nederlandse consul krijgt ze toestemming uit te wijken naar Curaçao waar ze nog tot rond 1955 blijft wonen en in Willemstad een fotografisch atelier drijft. Haar gezondheidstoestand verslechtert snel en ze ziet zich gedwongen naar Rotterdam terug te gaan waar ze met haar dochter intrekt bij haar oude moeder. December 1961 maakt een hartaanval een einde aan haar leven. Ze is dan 49 jaar.
Yvonne Scholten, Fanny Schoonheyt, een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog, Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 2011
Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 40292