ms Ciudad de Barcelona

De Ondergang van de Ciudad de Barcelona

Op zaterdag 29 mei 1937 ligt het Spaanse schip ‘Ciudad de Barcelona’ aan de kade in de haven van Marseille en, geladen en met enige tientallen passagiers aan boord, is het gereed voor vertrek. De controleurs van het Internationale Non-interventie Comité zijn al op het schip geweest en hebben geen oorlogsmaterieel voor Spanje aangetroffen. 

Er waren in de loop van een paar dagen al circa 50 ongeregistreerde passagiers in kleine groepjes heimelijk aan boord gekomen: internationale vrijwilligers voor de strijd in Spanje ter verdediging van de Republiek. Tijdens politiecontroles moesten die zich steeds verstoppen in een geheime bergplaats. Vlak voor het invallen van de duisternis komen uit verschillende logementen nog ongeveer 200 passagiers extra aan boord. Lopend over de kade met goedkope kartonnen koffers of plunjezakken, vol verbazing nagestaard door de bemanning van een naastgelegen  Italiaans vrachtschip. Ongeveer 80 van hen komen uit de Verenigde Staten, de rest uit heel Europa, uit Canada, Australië en zelfs Nieuw Zeeland. Een aparte ploeg bestaat uit Franse piloten. Onder deze vrijwilligers bevinden zich voor zover nu bekend ook zeven Nederlanders. 

Omdat de Spaans-Franse grens tijdelijk hermetisch is afgesloten is de reis over zee de enige manier om Spanje te bereiken. Maar een voor de haven voor anker liggend Italiaans oorlogsschip heeft de ‘Ciudad de Barcelona’ al die tijd in de gaten gehouden. Na het verlaten van de haven zet de ‘Ciudad de Barcelona’ verduisterd koers naar de Spaanse kust…

Aan boord van de ‘Ciudad de Barcelona’ bevind zich een groep Canadezen op weg naar Spanje om zich aan te sluiten bij de Internationale Brigades. Eén van hen, Ron Liversedge beschrijft in zijn memoires de tocht op deze boot: 
“Na het invallen van de duisternis mochten we aan dek, maar verlichting was niet toegestaan. Het schip voer aan de buitenkant alleen de twee navigatielichten. Het was een beetje spookachtig om je in het pikkedonker op het drukke dek te begeven waar gesprekken te horen waren in meer dan een dozijn verschillende talen. 
(....) Laat op de avond voor we naar Aan boord van de ‘Ciudad de Barcelona’ bevind zich een groep Canadezen op weg naar bed gingen kwam een groepje van ons samen in een soort salon, één dek lager onder onze hutten. Er was een klein geïmproviseerd concert gaande. Mensen zongen liedjes in hun verschillende talen. Een Nieuw-Zeelander en twee Australiërs vermaakten ons met een worsteldemonstratie.”
(pagina 52 uit: Liversedge, ‘Mac-Pap. Memoir of a Canadian in the Spanish Civi War’)

ciudad_de_barcelona.jpg MS Ciudad de Barcelona

Het ms ‘Ciudad de Barcelona’ was in 1929 te water gelaten in het Italiaanse Monfalcone op de werf Cantieri Navale Triestino. Het ging na de afbouw onder Spaanse vlag varen als de ‘Infante Don Jaime’ en was toen een modern passagierschip met twee schroeven en twee Burmeister dieselmotoren met een totaal vermogen van meer dan 6000 pk. Het had 5560 ton waterverplaatsing (3946 BRT), een lengte van ruim 100 meter, een breedte van 15 meter en een maximumdiepgang van bijna 8 meter. De topsnelheid was iets meer dan 17 knopen (32 km per uur). Aan boord was accommodatie voor 264 passagiers in 84 hutten. Het had een bemanning van 62 man en er waren twee kleine bagageruimen.

Na het afschaffen van de monarchie en het uitroepen van de republiek in 1931 werd het schip omgedoopt tot ‘Ciudad de Barcelona’. Het voer tussen de Balearen, het Spaanse vasteland en de Canarische eilanden.

De ‘Ciudad de Barcelona’ behoorde tot de vloot van de ‘Compañia Trasmediterránea’. Deze Spaanse rederij was in het bezit van Juan March Ordinas, toen de rijkste man van Spanje en financier van de reactionaire politieke krachten in dat land. De basis van zijn vermogen had hij in het begin van de 20steeeuw gelegd door tabakssmokkel op grote schaal en het leveren van goederen aan beide partijen in de Eerste Wereldoorlog. Hij kreeg ten tijde van de dictatuur van Primo de Rivera in de twintiger jaren vele financiële voordelen toebedeeld waaronder het monopolie op de tabaksverkoop in Marokko. Juan March had ook een dikke vinger in de pap in de Spaanse mijnsector, de staalindustrie, scheepsbouw, de krantensector en het bankwezen. In de jaren dertig onderhield hij goede contacten met Nazi-Duitsland en kwam ook geregeld over de vloer bij Benito Mussolini. Zijn krant ‘Informaciones’ was openlijk pro Hitler. Hij fourneerde in deze tijd vele miljoenen pesetas aan de fascistische Falange en zat voor deze partij in de ‘Cortes’ (het Spaanse parlement). Na de overwinning van het Volksfront bij de verkiezingen van februari 1936 vertrok Juan March naar het buitenland, trok zoveel mogelijk zijn investeringen uit Spanje terug en begon op de valutamarkten te speculeren tegen de peseta om de Volksfrontregering te ondermijnen. 

Hij was een goede vriend van de jonge generaal Francisco Franco, de “coming man” van rechts en betaalde de huur van het Engelse vliegtuig dat Franco in het geheim van Gran Canaria naar Marokko bracht waar deze zich aan het hoofd stelde van het Afrikaleger bestaande uit het Spaanse Vreemdelingenlegioen en de eenheden van koloniale Marokkaanse huurlingen (de zgn. Moriscos). Gedurende de burgeroorlog steunde hij de nationalisten met 15 miljoen Britse pond (nu ca. 3  miljard euro). Overigens in de Tweede Wereldoorlog wedde Juan March weer op het winnende paard door als financieel tussenpersoon te fungeren tussen de Britse regering en Spaanse generaals om Spanje op z’n minst neutraal te houden. 

Logischerwijs werd de ‘Ciudad de Barcelona’ in juli 1936 na de poging tot staatsgreep van de generaals onmiddellijk door de Spaanse Republiek genationaliseerd. De kapitein van het schip was toen Alberto Bayo en het bracht Catalaanse milicianos naar Ibiza. Tussen 16 augustus en 3 september van dat jaar werd het als troepentransportschip ingezet bij de poging van de zelfstandig opererende Catalaanse Generalidad om Mallorca te heroveren op de fascistische opstandelingen. Op 12 oktober kwam de ‘Ciudad de Barcelona’ vanuit Marseille aan in Alicante met de eerste 500 vrijwilligers voor het nieuwe hoofdkwartier van de net opgerichte XIde Internationale Brigade in Albacete. Kort daarop maakte het schip voor de Republikeinse regering een reis naar Russische Zwarte Zeehavens. Daarna was de ‘Ciudad de Barcelona’ in gebruik als passagierschip tussen Algiers en Marseille en de havens van de Spaanse oostkust. 

In januari 1937 werd het schip bijna tot zinken gebracht door een vijandelijke torpedo. De torpedo raakte onder water wel de romp maar omdat het een blindganger was die niet ontplofte ontsprong de ‘Ciudad de Barcelona’ de dans. 

Ruim drie maanden later was het schip niet zo gelukkig….
Het is zondag 30 mei 1937, een prachtige zomerdag voor een tocht op zee. Kapitein Francisco Nadal laat de ‘Ciudad de Barcelona’ uit veiligheidsoverwegingen circa anderhalve kilometer uit de kust varen. Enige uren daarvoor was een schip van de Italiaanse marine vlak langs gekomen. Bij het binnenvaren van de Spaanse wateren wordt de ‘Ciudad de Barcelona’ steeds begeleid door één of twee Republikeinse vliegtuigen. Deze komen soms zo dicht bij het schip dat mannen aan boord de zwaaiende piloot de Communistische groet met de gebalde rechtervuist kunnen brengen. Een patrouilleboot van de Spaanse kustwacht komt langszij. Aan boord is een officier die waarschuwt voor vijandige onderzeeërs. Daarna wordt de ‘Ciudad de Barcelona’ ook begeleid door een tot kanonneerboot omgebouwd vissersschip. 

Voor vijf van de Nederlanders zal deze bootreis weer een nieuwe, deze keer sprookjesachtige ervaring zijn: rustig varend langs de Spaanse kust over een zee die echt blauw is. Het zijn arbeidersjongens die voor het eerst van hun leven buiten Nederland zijn. Eerst Parijs, met de trein door Frankrijk en dan het verblijf in Marseille, een havenstad aan de Middellandse Zee waar alle soorten mensen die rond deze zee wonen samen komen: Arabieren, Afrikanen, Levantijnen. Het zijn Aat Kater, Teun Veenstra en Willem Brasser uit Beverwijk, Theo Gerritsen uit Haarlem en Gerrit Jan Deurhof, een Amsterdamse kelner. De twee andere vrijwilligers, de broers Jan en Henk Smit uit Amsterdam zijn al rond de veertig en hebben als zeeman al meer van de wereld gezien. Terwijl zij vol bewondering aan de reling hangen glijdt de Spaans kust langzaam aan hen voorbij. Af en toe passeren ze een kustdorp met de vissersboten, vanwege de zondag op het strand getrokken. In het volle licht van deze zomerdag ziet het er allemaal vredig uit. 

Een watervliegtuig strijkt dichtbij neer en maneuvreert naar de ‘Ciudad de Barcelona’. De piloot vertelt dat die morgen een onderzeeër voor de kust bij Barcelona geprobeerd heeft de onder Republikeinse vlag varende tanker ‘Zorroza’ tot zinken te brengen. Twee torpedo’s zijn afgevuurd maar misten de tanker. De onderzeeër is verdwenen maar moet nog in de buurt zijn.
Rond twee uur ‘s middags komt een watervliegtuig dichtbij vliegen en de piloot waarschuwt met heftige handgebaren voor een vijandelijke onderzeeboot. Vlak daarna mist een eerste torpedo de ‘Ciudad de Barcelona’ en schuift nog geheel in takt enige minuten later het strand op bij Lloret de Mar. Meteen probeert kapitein Nadal nog dichter bij de kust te komen. De tweede torpedo is echter raak en met een doffe knal en een donderende explosie boort het zich ter hoogte van de machinekamer in de ‘Ciudad de Barcelona’. Het schip vaart nog door, zwaar slagzij naar bakboord makend en met een wegzakkend achterschip. Aan boord is het plots een pandemonium. 

“Ik lag net even op bed toen er een verschrikkelijke explosie plaatsvond. Het schip leek letterlijk uit het water te springen, zakte weer terug met een duidelijk te voelen trilling en viel toen geluidloos stil. Toen ik van het bed sprong en gelijk mijn reddingvest aan deed, dacht ik dat een granaat van het geschut van een oorlogsschip op het dek was ingeslagen. Ik zat fout. We waren getorpedeerd door een Italiaanse onderzeeboot.
(....) Toen ik de trap op liep om aan dek te komen keek ik door een patrijspoort. De kustlijn, heel ver weg, leek wel in een rare hoek scheef te hangen. Maar het schip hing scheef. Toen ik het dek bereikte werd ik geraakt door een afgrijselijk tafereel. De achterkant van het schip lag al onder water en het maakte steeds meer slagzij naar bakboord. Overal rond het schip dreef een massa wrakstukken: vaten, kratten, kisten, planken, canvas, houten ledikanten. En te midden van al die rommel bevonden zich dobberende hoofden en dreven lichamen en rond die lichamen was de zee rood van het bloed.”  
(ibid. Liversedge pagina 53-54)

De bemanning probeert de reddingssloepen te laten zakken. Maar alleen aan de bakboordkant komen twee van de totaal zes boten ongeschonden in het water. 
“Aan stuurboordkant hing een reddingssloep tegen de rompbeplating van het schip, de touwlijnen vastgelopen in de blokken van de davits. In de reddingssloep stonden minstens vijftig man en één man was bezig de lijnen door te hakken met een bijl. Toen de lijn eindelijk door was dook de sloep de zee in. Hij was zo overbelast dat hij gelijk naar de bodem zonk.”  
( ibid. pagina 54)

De andere mensen aan dek en degenen die nog naar boven kunnen komen springen van het zinkende schip en klampen zich vast aan alles wat door de explosie in het water drijft.

“Het was werkelijk een verschrikkelijke ervaring. Alles wat ik hoefde te doen was vanaf de scheepsreling in zee stappen, maar toen ik wegzwom van het schip keek ik gefascineerd om naar het snel zinkende vaartuig.”  
(ibid. pagina 54)

Het watervliegtuig probeert de onderzeeër tot zinken te brengen. Door de onderwaterdruk van ontploffende dieptebommen en de hierdoor ontstane golven komen veel drenkelingen nogmaals in de problemen. Ook zijn er nog mensen aan boord van het nu snel zinkende schip. Enkele in shock verkerende mannen blijven zich aan het schip vastklampen. Anderen zitten onderdeks opgesloten en roepen door de patrijspoorten tevergeefs om hulp. Enkelen zingen de ‘Internationale’ als de ‘Ciudad de Barcelona’  300 meter uit de kust ten onder gaat.
Het watervliegtuig landt daarna op zee en probeert zoveel mogelijk schipbreukelingen aan boord te nemen. Sommige van hen klampen zich vast aan de drijvers of klimmen op de vleugels en langzaam taxiet het vliegtuig naar het strand. Ook zijn de door de explosie opgeschrikte bewoners van het vissersplaatsje Malgrat de Mar in actie gekomen. Tientallen vissersbootjes schieten te hulp en de vissers helpen de drenkelingen aan boord. Op het strand worden ze door de rest van de bevolking opgewacht met handdoeken, dekens en cognac, heel veel cognac. De overlevenden worden tijdelijk opgevangen bij dorpsbewoners thuis of in loodsen en schuren. Dezelfde dag nog komt de president van de ‘Generalidad de Catalunya’, Lluis Companys op bezoek bij de schipbreukelingen in Malgrat de Mar. 

Zes Nederlanders wisten de kant te bereiken. Jan Smit en Gerrit Jan Deurhof zijn gewond, nummer zeven, Teun Veenstra is omgekomen. 

Door de heimelijke werkwijze in Marseille was niet duidelijk hoeveel internationale vrijwilligers er aan boord waren. Ook waren niet alle namen bekend. De meest betrouwbare schatting gaat er van uit dat, naast enige bemanningsleden en andere passagiers, circa 60 vrijwilligers de ramp niet hebben overleefd. Op een provisorische “Liste des Camarades ayant trouvé la Mort dans la Naufrage du Bateau Cudad de Barcelone" (Lijst van kameraden die de dood hebben gevonden bij de ondergang van het schip Ciudad de Barcelona) komen naast Teun Veenstra (‘Feenstra Teunis’) ook twee andere – mogelijke – Nederlanders voor: ‘Zanbergen Jan’ (Jan Zandbergen?) en ‘Johann Kuels’ (Johan Keuls?).

De onder nationalistische vlag varende onderzeeboot ‘General Sanjurjo’ onder bevel van commandant Pablo Suances Jaudenes wist te ontkomen. Deze onderzeeër heette eerst ‘Torricelli’ en werd samen met de ‘Archimede’ een maand eerder door Mussolini overgedragen aan de marine van de Franco-opstandelingen. De ‘Archimede’ kreeg toen de naam ‘General Mola’.

Uit de vaderlandse pers:

“VALENCIA, 31 Mei. Het ministerie van nationale verdediging deelt mede, dat een duikboot van onbekende nationaliteit bij Barcelona twee torpedo’s heeft afgevuurd op een Spaanschen koopvaarder, de ,,Zorroza’’. Eenige uren later bracht dezelfde duikboot, die zich schuil had gehouden, het vrachtschip ,,Ciudad de Barcelona’’ met een torpedo tot zinken. Twee watervliegtuigen die het schip beschermden, bombardeerden de duikboot, welke zich niet meer liet zien. (…..)Het aantal slachtoffers zou aanzienlijk zijn, daar het schip met vele passagiers uit Marseille was vertrokken.”

“MARSEILLE, 31 Mei. Nader wordt gemeld, dat het Spaansche schip ‘’Ciudad de Barcelona” dat op weg was van Marseille naar Barcelona en door een duikboot getorpedeerd is, 110 personen aan boord had.

De vrijwilligers voor Spanje stonden dus niet officieel op de passagierslijst.

Maar ook:
 “…Volgens van nationalistische zijde ontvangen inlichtingen is het Spaansche regeeringsvrachtschip ,,Ciudad de Barcelona’’, dat naar men weet dezer dagen ter hoogte van Malirat aan de Catalaansche kust gezonken is, op een mijn geloopen. De Catalaansche regeering had namelijk beweerd, dat het schip door een Italiaansche onderzeeboot getorpedeerd zou zijn.”

En: 
“Het nationalistische hoofdkwartier meldt dat het Spaansche republikeinsche stoomschip ,,Ciudad de Barcelona’’ met duizend roode vrijwilligers aan boord is gezonken. Honderdveertig daarvan waren afkomstig uit Amerika. Het schip had eveneens een lading van 700 Amerikaansche vliegtuigmotoren aan boord.”

Auteur:  Ton Hegeraad

Bronnen: