Op 23 december 1936 schrijft Joseph Buschgens een dramatisch briefje aan zijn dan 10-jarige zoon Eddy:
Aan de jongeheer Eddy Buschgens, Bosschestraat 2, Scheveningen
Barcelona 23 december 1936
Mijn lieve Eddy,
Hiermede brengt je vader jou een laatste groet, tracht altijd een goed mensch te zijn, dit is de laatste wil van je vader. Ik vertrek hier morgen naar het front en ben ingedeeld bij de stootbrigade, een van de beste en meest gevaarlijke afdeelingen hier in Spanje. Ja mijn kind spoedig zal ik nu wel sterven, wat mij zeer welkom is daar ik zonder mijn kinderen toch niet kan leven. Ik ben hier als officier ingedeeld en moet dus in alles voorop. Als je 21 jaar bent zal je van mij nog een keer iets hooren, dan zal je wat worden overhandigd.
Nu mijn lieve jongen vele heel veel groeten van je altijd liefhebbende vader. J. Buschgens.
Joseph was in 1917 op 18 jarige leeftijd getrouwd met de eveneens 18-jarige Elisabeth Nelck; in oktober 1936 was de echtscheiding uitgesproken. Joseph sterft niet aan het front, in februari 1937 is hij terug in DenHaag en op een bijeenkomst van de RSAP ( Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij) vertelt hij over zijn belevenissen in Spanje. Op de vergadering is ook een infiltrant van de politie aanwezig en aan hem danken we het volgende uitgebreide verslag:
Op Zondag 28 februari 1937, aanvangende des namiddags 8 uur, belegde het P.A.S. ( Plaatselijk Arbeids Secretariaat) in samenwerking met de R.S.A.P. (Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij) in huize Ipema, Prinsegracht 172A alhier, een buitengewone ledenvergadering, welke door 50 a 60 personen werd bezocht. IJmkers, Hendrik ( …) opende de vergadering. Als sprekers kondigde hij aan Buschgens, Joseph, Marinus, Aloysius, geboren te Diemen, 21 juni 1899 en Jan Heeren (Vermoedelijk wordt bedoeld Johannes Jan Heere, geboren te Amersfoort, 14 october 1912, wonende te Amsterdam) die, naar vernomen werd naar Spanje zijn geweest en aldaar in den burgeroorlog, aan de zijde der Regeeringstroepen hebben medegestreden.
Buschgens, het woord verkrijgende, deelde mede, in Spanje ingedeeld te zijn geweest bij de stootbrigade van de P.O.U.M. ( Marxistische Arbeiders Organisatie voor Eenheid) zijnde een geestverwante organisatie van de R.S.A.P.
Hij had gestreden aan het front van Huesca en hij had deelgenomen aan de verovering van eenige dorpen en bergen op den vijand. Drie uren achtereen had hij achter een rotsblok gelegen, zonder dat het hem, in verband met het vijandelijke vuur, mogelijk was geweest een goed heenkomen te zoeken. In het veroverd gebeid, werden de gewonder der tegenpartij zonder meer afgemaakt. Spreker betoogde verder, dat hij met een speciale opdracht van de Spaansche generaliteit. Hier te lande vertoeft. Over die opdracht kon hij zich niet uitlaten. Zijn terugkeer naar Spanje, zou niet meer langs legalen, doch langs illegalen weg moeten plaats hebben.
Heeren ? voornoemd, besprak de tegenwerking, welke de P.O.U.M. van de communisten ondervindt. De communisten oefenen druk uit op de Reegeringen van Valencia en Catalonië, met het gevolg, dat tusschen deze regeeringen een kloof is ontstaan. Door toedoen van de comunisten is de P.O.U.M. te Madrid verboden. Daar de F.A.I. en C.N.T. ( respectievelijk een anarchistische en een syndicalistische ) aan de zijde van de P.O.U.M. staan, heeft men het niet aangedurfd, de P.O.U.M. voor heel Spanje te verbieden. De legers van de P.O.U.M. ontvangen slechts een gering aantal wapenen. Liever zien de communisten, dat de strijders van die organisatie door de fascisten worden afgeslacht. De P.O.U.M. heeft thand eigen wapenfabrieken, zoodat zij in het vervolg beter zal kunnen strijden. De P.O.U.M., aldus besloot spreker zijn rede, heeft een soldatenraad ingesteld, door welken raad de soldaten politiek worden geschoold, opdat zij weten, waarvoor zij strijden.
Des namiddags 11 uur, werd de vergadering door IJmkers gesloten. Betreffende de opdracht van Buschgens, werd vernomen, dat deze zou bestaan uit het aanwerven van vrijwilligers, voor het Spaansche Regeeringsleger.
De Hoofdcommissaris van Politie
Verzonden 4 maart 1937 aan
C.I.
Burgemeester van ’s-Gravenhage
Procureur-Generaal te ’s-Gravenhage
Officier van Justitie te ’s-Gravenhage
Inlichtingendienst Amsterdam
Inlichtingendienst Rotterdam
Inlichtingendienst Utrecht
De communicatie moet in 1937 nog niet erg vlot zijn geweest want op 18 maart is er nog sprake van een schrijven van het hoofdcommissariaat van politie in Den Haag dat er onvoldoende bewijsmateriaal is dat Buschgens in vreemde krijgsdienst zou zijn geweest. Wel wordt dan melding gemaakt van het onderschepte briefje aan zijn zoon Eddy en het schrijven vervolgt:
Om tactische redenen is Buschgens daarover door de Politie echter niet gehoord. Vernomen werd dat tusschen de R.S.A.P. (Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij) en Buschgens een conflict is ontstaan. In dit verband heeft laatstgenoemde met het bestuur van de Haagsche afdeeling van voormelde partij, een bespreking gehad. Nadien werd hij niet meer op vergaderingen en andere samenkomsten van deze partij gezien en hij nam, voor zoover is kunnen blijken, ook geen deel aan de actie, gevoerd door de R.S.A.P., in verband met de verkzieing van de leden voor de Tweede kamer der Staten-Generaal op 26 mei 1937. Verder heeft hij zich uitgelaten, niets meer met de R.S.A.P. uitstaande te willen hebben. Hoewel mij aanvankelijk vertrouwelijke berichten bereikten, dat hij aandeel zou hebben in de recruutering van vrijwilligers voor Spanje, wordt daaromtrent niets meer vernomen. De aandacht blijft echter op hem gevestigd.
De hoofdcommissaris van Politie
Op 12 juli 1937 meldt het gerechtshof te ’s Gravenhage aan de Minister van Justitie dat het “ook op grond van de bij meergemelden brief van den Hoofd-Commissaris overgelegde fotografische reproductie van een door hem uit Barcelona aan zijn zoontje geschreven brief, vrijwel zeker “ is dat hij in vreemde krijgsdienst is getreden. “De aandacht der politie blijft op Buschgens gevestigd”.
En dan is er in de archieven nog een laatste document . Het is december 1938 en Buschgens wordt opnieuw gehoord door een rechercheur van de Haagse politie die kennelijk niet op de hoogte is van alle voorafgaande berichten. Buschgens verklaart:
Ik ben in december 1936 naar Spanje vertrokken en heb te Barcelona in een autobedrijf gewerkt. Ik heb aldaar 3 à 4 maanden gewerkt en ben daarna in verband met mijn gezondheidstoestand weer naar Nederland vertrokken. (…) Ik heb niet gediend in het Leger van de Wettige Spaansche Regeering, doch ik ben naar Spanje gegaan om te werken. Ik heb met het in dienst nemen in genoemd Leger niets te maken.
Voor zover bekend was het Buschgens inderdaad gelukt uit het zicht van de politie te blijven en is hem zijn nationaliteit niet ontnomen. Over zijn verdere leven is ons alleen bekend dat hij in 1939 hertrouwt.
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 33
- Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16805