Nico Mourer werd op 25 maart 1900 in Bergen op Zoom geboren. Hij kwam uit een groot gezin en volgde een opleiding aan de HBS. Daarna meldde hij zich aan voor de officiersopleiding bij de KMA te Breda. Deze opleiding maakte hij niet af. Na verschillende beroepen te hebben uitgeoefend in diverse plaatsen kwam hij in 1934 naar Groningen. In 1937 vertrok hij als vrijwilliger naar Spanje. Waarschijnlijk was hij toen al lid van de CPN en zo niet, zal hij daar in elk geval sterk mee hebben gesympathiseerd.
In Spanje werd hij ingedeeld bij de artillerie van het Thälmann-bataljon. Mede door zijn (niet-afgemaakte) officiers-opleiding aan de KMA, een zeldzaamheid onder de Interbrigadisten, werd hij in Spanje al snel officier (politiek commissaris). Hij bleef daar tot het einde van de oorlog. Na een verblijf in het Franse interneringskampkamp Argeles-sur-Mer kwam hij tenslotte op 22 februari 1939 weer in Groningen aan. Zijn Nederlanderschap was hem bij de terugkeer afgenomen. Hij kreeg desondanks een betrekking bij de distributiedienst, waar hij een belangrijke rol vervulde in het communistische verzet in Groningen. En werd in 1941 om die reden drie keer gearresteerd. Zijn achtergrond als Spanje-strijder speelde bij de arrestaties ook een rol. Tijdens de verhoren werd hij zwaar mishandeld.
Eind 1941 werd hij tenslotte op transport gesteld naar Sachsenhausen, waar hij de gehele verdere oorlogstijd gevangen zou blijven. Ook daar werd hij zwaar mishandeld. Desalniettemin maakte hij deel uit van de illegale kampleiding van de gevangenen, waarbinnen hij de Nederlanders vertegenwoordigde. Bij de ontruiming van het kamp bleef hij achter om voor de zieken te zorgen. Met een gebroken gezondheid kwam hij vervolgens terug naar Nederland. Daar werd hij directeur van de Noordelijke editie van De Waarheid, alsmede hoofdbestuurder van de Vereniging van Ex-politieke Gevangen (Expogé). Van het Expogé-blad Aantreden werd Mourer hoofdredacteur.
Bijzonder pijnlijk was het dat hij in 1949 samen met de andere communisten uit de Expogé werd uitgesloten, ondanks heftig verzet binnen de vereniging. De uitsluiting was op aandrang van de regering-Drees. Zijn Nederlanderschap kreeg hij, ondanks aanbevelingen van vooraanstaande Nederlanders (w.o. van oud-minister Ringers), evenmin terug. Dat laatste gebeurde pas in 1963, kort voor zijn dood in 1965. Mourer stond na de oorlog ook in het buitenland in hoog aanzien en ontving verschillende internationale onderscheidingen.
Nico Mourer schreef zelf later in De Waarheid van 17 november 1946 over de terugtocht in 1938 van een batterij van de Thälmann-batterij, door de bergen op de grens van de provincies Teruel en Castellon. Hier werden de uitgeputte leden van de Internationale Brigade door vliegtuigen bestookt. Aan alle kanten ingesloten door de oprukkende vijanden, verbond alleen een smalle bergweg hen met de andere legeronderdelen:
‘In haarspeld-bochten slingerde hij zich van de hoge bergen naar beneden, vormde dan een kilometerslange kaarsrechte helling naar een brug in de laagte over een kloof, vormde dan een kort stijgend stuk, dat in een bocht achter een rotswand verdween. Als kleine poppen zagen wij onze mensen de lange rechte helling af kruipen, tergend langzaam tot bij de brug, kilometers weg. Wij hielden onze kijkers op de brug gericht en even later kwam achter de rotswand uit ons achterland een motorrijder. De Weense commandant vloekte verheugd: ‘Zij sturen ons een koerier!’ ‘Wachten’, zei de politiek commissaris, die in Holland iets van artillerie had geleerd.
Toen de motorrijder bij de brug was, kwam uit de grond opnieuw het rookpluimpje van de reus en nadat de rook was opgetrokken kon men met veel moeite naast de weg, bij andere omgeslagen voertuigen, ook de motor ontdekken. In de volgende uren kwamen er nog drie maal motor-koeriers, twee maal kwam zelfs een rode-kruis-wagen om de rotswand, maar als ze bij de brug kwamen, blies de reus zijn rookwolkje en dan was er alleen nog wat oud ijzer naast de weg.
De Thalmann-batterij was ingesloten! Die weg met dat lange dalende stuk was het smalle lint, dat nog vrij was tussen de klauwen van de nijptang, maar een of andere vervloekte fascistenbatterij had die weg in het vizier en had zijn kanonnen met wiskundige zekerheid op de brug gericht. Daar kwam geen kat meer door!
De jongens kregen een extra rantsoen uit de proviandwagen en wij maakten balans. Vier vrachtwagens, drie kanonnen, nog bijna negenhonderd granaten, telefoon- en waarnemingsmateriaal – alle dingen die de Republiek veel te weinig bezat. Dan waren er nog de vierennegentig man, Lappen en Letten, Noren en Hollanders, Zweden en Zwitsers, Duitsers en Belgen en Spanjaarden en nog veel meer. Handgranaten werden uitgegeven en het werd heel stil in de batterij. Het spreken maakte plaats voor de gedachten. Ook het front rondom ons heen werd merkwaardig stil, alleen boven ons cirkelden onophoudelijk de vliegtuigen. Zij 'legden geen eieren meer', maar hielden alleen hun zekere prooi in het oog.
De volgende morgen klonk links voor de batterij, van heel dichtbij, het geknal van handgranaten, ingesloten infanterie vóór ons, die het hachje duur verkocht. Toen kroop de lange Hollander naar de Weense commandant. De jongens hielden hen in de gaten, zagen dat er papier en potlood bij te pas kwamen. Ze werden bij elkaar geroepen. Er was een gat om er uit te komen. Die vervloekte batterij der Italianen was op de brug ingeschoten. Dat was een troef voor hen, maar wij kenden die troef. Die fascist gaf natuurlijk bevel tot vuren vanaf zijn waarnemingspost. Dat moest hij doen als de auto's op de weg nog een heel stuk van de brug af waren. Hij bekeek hun snelheid en daaruit berekende hij het moment waarop hij het bevel 'vuur' moest geven. Dan waren de granaten juist bij de brug, wanneer de auto er was.
De instructies werden uitgegeven. Alles hing af van de zelfbeheersing der Spaanse chauffeurs. Bij het recht dalende eind zouden zij een razende snelheid geven aan de wagen; dan op honderd meter van de brug, alle remmen aan en wachten tot de granaten waren ingeslagen, daarna als de gesmeerde bliksem met volle snelheid over de brug en om de veilige rotswand. Begrepen? Die vent aan de andere kant moest zijn bevel tot vuren reeds geven wanneer de auto nog zeker 500 meter van de brug was. Dat hadden de Weense proleet en de lange Hollander uitgerekend.
Binnen het uur was alles opgeladen. Op de eerste drie auto's stond trots het kanon, daaronder lagen de driehonderd granaten en ernaast en erop zat en hing de bediening.
In de eerste wagen ging de kleine Berlijnse luitenant naast de Spaanse chauffeur en op de wagen het zgn. Duitse geschut, met in hoofdzaak Duits sprekende bemanning. Op de tweede nam het Scandinavische geschut plaats met de Oostenrijkse vuurleider, dan volgde het Hollandse stuk en dan kwam de wagen met de telefonisten en het keukenpersoneel.
Bij de bocht voor het rechte eind stopten wij en de wagens namen afscheid van elkaar. Er werd bijna niet gesproken, een stille handdruk. In een razende snelheid joeg de kleine Spanjaard uit Madrid zijn wagen de helling af. Kort voor de brug steeg een stofwolk op toen hij afremde, enige seconden laten sloeg het salvo in bij de brug en dwars door de bij de ontploffing ontstane rook vloog de wagen over de brug. Toen het tweede salvo bij de brug insloeg, was hij reeds achter de rotswand bij de onzen. Van de drie wachtende wagens steeg een juichkreet op. Toen ging de tweede wagen, de Noren, Zweden, Denen, Finnen en Letten. Als een wervelwind suisde de zware drie-asser de helling af .....
Niemand zal het ooit weten, waarom het gebeurde. De wagen kwam nauwelijks tien meter voor de brug eerst tot stilstand: op hetzelfde ogenblik sloeg het salvo der drie granaten in voor de wagen, vlak naast de brug. Maar o wonder, door de optrekkende rook zagen de wachtenden hoe toch de wagen weer op gang kwam en scheef hangend en hinkend de dekking gevende rotswand bereikte. Toen de nummers drie en vier veilig hun linies hadden bereikt, vonden zij de wagen der Scandinaviërs langs de weg, omringd door verplegers. Aan één zijde waren er geen banden meer, geen zijwand was meer te zien. Daarnaast lagen de veertien gewonden. De lange sergeant uit Kopenhagen, die thuis dameskapper was, wentelde om zijn lengteas en had de mond wijd open alsof hij gilde, maar er kwam geen geluid uit zijn keel. Zijn buik was weg. De Lap, hoog uit de Noordelijke punt van Zweden, die altijd met dieren sprak, die de paarden en honden verstond, was reeds dood. De Weense vuurleider, die naast de chauffeur had gezeten, leefde ook niet meer en de lange Noor uit Oslo, die zo wonderlijk melancholiek zingen kon, stierf even later. De Spaanse chauffeur had een scherf door de keel, hij stierf 's avonds en heeft nooit kunnen vertellen, hoe hij ondanks zijn verwondingen de wagen toch nog op gang had gebracht.
Tien kilometer verder naar achteren ligt hoog op een bergspits het dorpje Useras. Een smalle weg kronkelt erheen, die was die avond reeds vol met bomtrechters, toen wij de vier lijken naar boven brachten.
Daar heel boven ligt achter stijve cipressen een klein kerkhof. Wij groeven er een kuil. Op het deksel van een munitiekist schreef de lange Hollander met een stompje rood potlood hun namen en het land van hun herkomst: een Noor, een Zweed, een Oostenrijker en een Spanjaard. De ware Internationale. Die zongen de jongens toen om het graf. In het dorp steeg in de helle, klare avondhemel een reusachtige rookzuil van het brandend benzinedepot. Op het kerkhof van Useras liggen de vier. Zij wachten op de bevrijding van Spanje, op Spanje’s vrede en vrijheid waarvoor zij vochten.
Die komt!’
- De Waarheid 18-07-1947, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010852041:mpeg21:a0058
- De Waarheid 06-12-1946, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010852003:mpeg21:a0064
- De Waarheid 17-07-1947, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010851632:mpeg21:p003
- IISG, Bulletin Nederlandse arbeidersbeweging, no14, 1987, Nico Mourer, 1900-1965, door Geert van der Molen
- Ruud Weijdeveld, Het communistische verzet in Groningen, 1940-1945, Bedum 2014.
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.30
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.399-L.9
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-Ll.52, 57
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.410-L.5