Het verhaal van het kortstondige verblijf van Joop Ruygrok in Spanje komt in grote lijnen overeen met dat van zijn vriend Daan Dollé met wie hij samen begin juli 1937 uit Haarlem vertrekt. Ze worden van papieren en geld voorzien door Chris van Soolingen. Bij hun terugkeer in september 1937 doen ze hun verhaal aan De Telegraaf en beschuldigen van Soolingen van ronselarij. Ruygrok komt iets later terug dan de minderjarige Dollé. De Telegraaf van 26 september 1937 schrijft:
Joop Ruygrok, een van de vele Haarlemsche jongens, die maanden geleden naar Spanje zijn geronseld, is vandaag heelhuids in zijn ouderlijke woning teruggekeerd. Zooals men zich herinneren zal, is hij te zamen met zijn minderjarigen buurjongen, Daan Dolle, in Barcelona gevangen genomen, toen zij in de richting van Frankrijk aan de Spaansche hel trachtten te ontvluchten. Na vele weken te zamen in de gevangenis te hebben doorgebracht, kon Dolle onlangs naar Haarlem terugkeeren, doch Ruvgrok moest toen alleen achterblijven. Hun gezamenlijke avonturen hebben wij indertijd uitvoerig gemeld en de verklaringen van Joop Ruygrok, heden voor de politie afgelegd, klop pen vrijwel met die van Dolle. Op een punt is er evenwel verschil. Daan had verklaard, dat de ronselaar van Solingen wist, dat Daan minderjarig was en dat hij hem had uitgelokt tot het aanvragen van een bewijs van Nederlanderschap op naam van een ouderen broer. Van Solingen heeft deze beschuldiging steeds halsstarrig ontkend. Hij zou verondersteld hebben dat Dolle meerderjarig was. Ruygrok heeft vandaag aan de politie verklaard, onafhankelijk van de andere verklaringen, dat Van Solingen gelijk heeft en daarmede komt deze uitlokkingszaak tegen Van Solingen natuurlijk zwakker te staan, terwijl de strafbaarheid van Dolle grooter wordt. De politie heeft deze moeilijke zaak thans opnieuw in onderzoek genomen.
In december 1937 wordt in Haarlem het proces gevoerd tegen van Soolingen. Dollé en Ruygrok, zijn de belangrijkste getuigen. De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant schrijft op 10 december 1937:
Verdachte, die bestuurslid was van de afdeeling Haarlem der communistische partij, kwam in April in contact met twee Haarlemsche jongens, D. D. en J. R., die hij eerst geld had gegeven voor het aanvragen van bewijzen van Nederlanderschap en later f30 reisgeld. Als getuige werd eerst de 19jarige chauffeur D. D. gehoord. Hij verklaarde, dat S. hem werk beloofd had als chauffeur bij een fabriek ln Spanje. Over deelneming aan den krijgsdienst was niet gesproken. Wel had verdachte hem gewaarschuwd „dat er wel eens een paar bommen konden verdwalen". In Spanje kreeg getuige een uniform en moest hij met een ongeladen geweer op schildwacht staan bij een auto. Toen hij hiertegen protesteerde, liet men hem met een vrachtauto bouwmaterialen vervoeren. Op zekeren dag werd hem echter gezegd, dat hij naar het front moest. Hij liep weg, doch werd weer gepakt, omdat men hem voor een spion aanzag. De andere getuige, de 22-jarige loodgieter J. R., verklaarde, dat verdachte hem een plaats bij de „Hollandsche brigade" in Spanje had beloofd. Hij was echter drie weken lang chauffeur op een vrachtauto geweest en moest daarna naar het front. De Officier van Justitie achtte niet bewezen, dat van S. de getuigen voor den vreemden krijgsdienst had aangeworven, maar wel, dat hij een bemiddelende rol had gespeeld. Hij eischte een maand gevangenisstraf. De verdediger, mr. S. de Jong, betoogde o.a. dat verdachte slechts hulp heeft verleend aan jongemannen, die zonder eenige pressie besloten waren naar Spanje te gaan. Hij heeft geen enkel voordeel van deze bemiddeling genoten en mag ook geen ronselaar genoemd worden, want hij heeft hen niet voor den krijgsdienst aangeworven.
De Telegraaf van diezelfde dag noemt de namen van de getuigen, Daan Dollé en Joop Ruygrok voluit en plaatst zelfs fotootjes van het tweetal.
Het blijft een vraag in hoeverre de twee al dan niet op de hoogte waren van wat hen in Spanje te wachten stond. De kwestie komt terug in een brief die Janrik van Gilse op 24 december 1937 vanuit Spanje stuurt aan het Centraal Comité van de Nederlandse Communistische Partij. In het archief van de Internationale Brigade is een Duitse vertaling van die brief bewaard gebleven; aangenomen mag worden dat alle correspondentie met het buitenland via de censuur verliep en dus ook vertaald werd. Van Gilse schrijft dat er een groot aantal deserteurs onder de Nederlanders is geweest en dat het hoogst noodzakelijk is dat beter onderzocht wordt wie er wel en wie niet geschikt is voor de reis naar Spanje. Tegelijkertijd dringt hij er op aan dat er meer vrijwilligers moeten komen.
"Het is nodig dat iedereen die naar Spanje komt precies weet onder welke omstandigheden de strijd plaats vindt ( ....) en dat een ijzeren discipline noodzakelijk is."
Voor zover bekend hebben Dollé en Ruygrok niet de Nederlandse nationaliteit verloren. In de loop van 1938 wordt aan de verklaringen van deserteurs dat zij naar Spanje waren gegaan om werk te vinden steeds minder geloof gehecht en verliezen zij wel hun nationaliteit.
Van Soolingen wordt tot 1 week gevangenisstraf veroordeeld. Hoe het Dollé en Ruygrok verder gegaan is, is ons niets bekend.
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 47
- Nationaal Archief, 2.05.286, Gezantschap Spanje 1939-1954 – inventarisnr 652
- Provinciale Geldersche den Nijmeegsche Courant , 10 december 1937 : http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMRANM02:000035905:mpeg21:p010
- De Tijd 11-12-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010538161:mpeg21:a0085
- De Telegraaf 10-12-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577781:mpeg21:a0093
- De Telegraaf 09-09-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577572:mpeg21:a0078
- De Telegraaf 26-09-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577601:mpeg21:a0123
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.15, 46
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.69