Chris van ’t Schip woonde vanaf z’n zevende op de Amsterdamse Nieuwezijds Voorburgwal. Zijn vader had daar een expeditiebedrijf. Hij had zes broers en groeide op in een zeer gelovig katholiek gezin. Zijn oudste broer zou na een opleiding bij de Damianusstichting in Sint-Oedenrode missiepater worden. De andere broers, waaronder Chris, waren later allemaal enige tijd bij de firma van hun vader werkzaam als expeditiemedewerker, vrachtwagenchauffeur, filiaalchef of in de administratie. Op zijn elfde ging ook Chris naar Sint-Oedenrode, maar binnen drie maanden was hij weer in Amsterdam. Begin 1930 vertrok Chris naar het internaat van het St-Bernarduscollege in het Limburgse Echt. In het voorjaar van 1932 kwam hij vanuit het klooster “O.L. Vrouwe der Onbevlekte Ontvangenis” te Tegelen terug in Amsterdam. Deze georganiseerd katholieke intermezzo’s in zijn jonge leven hadden mogelijk meer een oorzaak in het willen tegengaan van jeugdige rebelsheid dan met een prille aanleg voor devotie. Na terugkomst ging hij in het bedrijf van zijn vader werken op de Nieuwezijds Voorburgwal 22. Eerst als expeditiebediende en later als boekhouder.
Voorjaar 1935 werd Chris van ’t Schip afgekeurd voor militaire dienst (“slechte oogen”). In dat zelfde jaar verhuisde hij naar Den Helder waar hij aldaar in het filiaal van het bedrijf van zijn vader ging werken.
Anderhalf jaar later neemt het leven van deze katholieke jongen een geheel andere wending: Chris gaat naar Spanje om te vechten tegen het fascisme. Hij vertrekt samen met Paul van Helden en Matthijs de Koning uit Den Helder. Ze komen op 23 januari 1937 aan in Spanje en sluiten zich aan bij de Internationale Brigades.
De meeste Nederlanders worden ingedeeld bij de XIde Brigade die wordt ingezet bij de slag bij de rivier de Jarama in februari 1937. Daar sneuvelt zijn kameraad Paul van Helden. Deze brigade maakt een maand later deel uit van het Republikeinse leger in de slag bij Guadalajara waar het Italiaanse leger van “vrijwilligers” dat poogt Madrid vanaf het noordoosten te veroveren, wordt teruggeslagen. Ook zijn er tot de zomer van 1937 enige tientallen Nederlanders opgenomen in het bataljon ‘Tschapaiew’ – “Het Bataljon van de 21 Nationaliteiten” dat als onderdeel van XIIIde Brigade vecht aan het zuidelijke Cordobafront. Het enige dat bekend is, is dat Chris is ingedeeld bij het anti-tankgeschut, maar niet is bekend bij welk legeronderdeel. Ook is bekend dat hij gewond is geraakt, enige maanden in diverse hospitalen verblijft en bij de persdienst van de Spaanse Republikeinse Regering heeft gewerkt. In juli 1937 keert hij terug naar Nederland.
Al in februari hadden zijn ouders bij de Amsterdamse politie om zijn opsporing verzocht. De politie stelde een onderzoek in onder de kop ‘opsporing minderjarige’ (minderjarig was men toen tot 21 jaar). Uit het politierapport: “Hij zond in het begin van deze week (de week van 28-01-37) bijgaande briefkaart aan zijn meisje te den Helder, waaruit blijkt dat hij zich te Barcelona bevindt. De ouders maken zich ernstig ongerust en vreezen hoewel de jongen, die streng katholiek is opgevoed, tevoren nimmer neigingen in die richting heeft getoond, dat hij door den omgang met verkeerde vrienden zich ertoe zal laten verleiden dienst te nemen in het Spaansche regeeringsleger.” Op 16 februari 1937 ontving zijn verloofde nog een briefkaart, ditmaal uit Albacete, het hoofdkwartier van de Internationale Brigades.
In juli 1937, zo meldde de Binnenlandse Veiligheidsdienst die in 1951 nog een onderzoek naar Van ’t Schip instelde, zou hij “gedrost zijn” en na tussenkomst van de ambassadeur naar Nederland teruggestuurd zijn, waar hij aankwam “als een landloper en vol onder de luizen”. Van ’t Schip had in 1937 - terug in Nederland - een verhaal over zijn verblijf in Spanje opgehangen dat niet in overeenstemming was met de gegevens in het archief van de Komintern. Volgens zijn verhaal zou hij als keurige gelovige katholieke jongen “uit balorige onbezonnenheid naar Spanje zijn vertrokken”. Hij zou nooit legerdienst hebben gedaan, alleen wat auto’s hebben gerepareerd en bij een onbeduidende persdienst hebben gewerkt. Hij ontkende ooit in Albacete en bij de Internationale Brigades te zijn geweest. Het verhaal werd in eerste instantie gunstig ontvangen en Van ’t Schip behield zijn Nederlandse paspoort.
Chris van ‘ Schip was hierna filiaalhouder geworden van de vestiging van zijn vaders bedrijf in Den Helder. Op 31 oktober 1940 werd de zaak verwoest door een Engels bombardement en raakte Chris van ’t Schip brodeloos. Vanwege de vele Engelse luchtaanvallen op Den Helder – de marinebasis was door de Kriegsmarine in gebruik genomen - behoorde hij tot de ca. 8000 inwoners van Den Helder die buiten die gevaarlijke stad een onderkomen zochten. Hij verbleef respectievelijk in Nieuwe-Niedorp, Amsterdam en in het plaatsje ’t Zand.
In deze tijd kwam Chris in aanraking met een verzetsgroep van meest gereformeerde huize, veel van hen leden van de ARP (Anti Revolutionaire Partij, in 1980 opgegaan in het CDA). Voor deze verzetsgroep in Noord-Holland – onderdeel van de oranje-gezinde “Orde Dienst”(OD) - verleende hij hand- en spandiensten. De groep hield zich bezig met het vergaren van informatie ten behoeve van de Engelsen en voerde ook sabotageacties uit. Begin 1941 konden zij er ook voor zorgen dat hij zich als “Engelandvaarder” samen met drie anderen zou aansluiten bij de Engelsen. Een ex-reserveofficier van het Nederlandse leger, jonkheer Pim van Doorn zou als piloot een vliegtuig en de benodigde brandstof organiseren. De verzetsgroep werd echter verraden door een NSB-er en 18 mannen, waaronder Chris van ’t Schip werden in de loop van 1941 door de Duitsers gearresteerd. Van 9 mei tot 29 september 1941 was hij opgesloten in de Strafgevangenis van Scheveningen (“Het Oranjehotel”). In oktober was de rechtszaak van het “Feldgericht” in Amsterdam. “Im Namen des Deutsche Volkes!” werden Lambertus Ligtvoet en Huibert van Ginhoven ter dood veroordeeld. Twee man werden vrijgesproken. De veertien anderen kregen tuchthuisstraffen van drie jaar tot levenslang. De doodstraf van Ligtvoet werd omgezet in levenslang, Van Ginhoven werd 17 maart 1942 gefusilleerd. Pim van Doorn wist in eerste instantie de dans te ontspringen maar werd later opgepakt in Frankrijk en uiteindelijk op 29 juli 1943 samen met 15 andere OD-ers op de Leusderheide gefusilleerd. Het vonnis voor Chris van ’t Schip was 5 jaar tuchthuis voor “Feindbegünstigung”. Ook bleek de Gestapo op de hoogte te zijn van zijn persactiviteiten in Spanje in 1937. Op 10 december 1941 kwam hij aan in Zuchthaus Rheinbach, een maand later werd hij overgeplaatst naar Zuchthaus Siegburg. Deze gevangenis was bestemd voor 700 personen maar in de loop van de oorlog groeide het aantal gevangen tot 3500. Na enige tijd werd Chris buiten de gevangenis te werk gesteld, o.a. bij een metaalgieterij. Op 10 april 1945 werd Siegburg veroverd door het Amerikaanse leger en was hij weer een vrij man. Op 30 juni 1945 was hij terug in Amsterdam en trouwde op 27 oktober met zijn verloofde uit Den Helder. In 1946 verhuisde het jonge gezin naar Den Helder.
Na de Tweede Wereldoorlog nam het Nederlandse consulaat in Barcelona contact op met de BVD om te melden dat Van ’t Schip wel degelijk in vreemde krijgsdienst was geweest. Hij zou ook lid zijn geweest van de PSUC (de Catalaanse Communistische Partij). Deze kritische kanttekeningen belandden wel in zijn dossier maar, mogelijk vanwege zijn vaderlandslievende gedrag in de Tweede Wereldoorlog en vier jaar in Nederlandse en Duitse gevangenissen werd er geen actie op ondernomen.
Vanaf 1949 tot 1973 woonde Chris van ‘t Schip weer met zijn gezin in Amsterdam en was daar fabrikant en handelaar in elektrische apparatuur. Hierna woonde hij aan de rand van Heemskerk in Noord-Holland met uitzicht op de weilanden richting het dorpje Assum. Na de dood van zijn vrouw in 1989 verbleef Chris van ’t Schip in diverse bejaardentehuizen en overleed op 87-jarige leeftijd.
- Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnrs 16803, 16805
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 25722
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.12, 14
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.124-L.54
- Stadsarchief Amsterdam – Indexen
- Alfred Kantorowicz (red), Tschapaiew – Das Bataillon der 21 Nationen – Madrid, 1938
- Alexander Clifford, Fighting for Spain – The International Brigades in the Civil War – 2020
- Website Oorlogsbronnen, Amsterdam
- Website Nationaal Monument Oranjehotel
- Niod, Amsterdam – Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies Archief Wehrmachtsbefehlshaber in die Niederlanden – toegang 214: Personalakten uit tuchthuizen en gevangenissen