Gustav Szinda is een KPD-functionaris die in de dertiger jaren uit Nazi-Duitsland naar Nederland is gevlucht. Ook in Nederland blijft hij actief voor de Deutsche Kommunistische Partei (KPD). In oktober 1936 vertrekt hij naar Spanje en sluit zich aan bij de Internationale Brigades. Vanwege zijn militaire ervaring uit de Eerste Wereldoorlog klimt hij vrij snel op in de militaire hiërarchie. In juli 1938 is commandant van de 11de brigade. In 1939 weet hij als Spanjestrijder de Sovjet-Unie te bereiken. Op het einde van de Spaanse Burgeroorlog was de hele administratie van de Internationale Brigades naar Moskou overgebracht.
Over alle Internationale Spanjestrijders stelde Szinda in 1940 evaluatierapporten samen voor de Communistische Internationale (Komintern) en zeer waarschijnlijk ook ten behoeve van de Sovjet geheime diensten. In veel gevallen valt zijn beoordeling van de Nederlanders ongunstig uit. Het gevoel voor discipline tussen Nederlanders en Duitsers was natuurlijk nogal verschillend. En, veel Duitse Internationale Brigadisten waren gestaalde kaders van de KPD die gevlucht waren voor de nazi’s, de ouderen onder hen met frontervaring in de Eerste Wereldoorlog. De Nederlandse Internationale Brigadisten waren vaak werklozen, wel links georiënteerd, velen met een hang naar avontuur of ze wilden eigenlijk alleen maar werken in Spanje.
Na de Tweede Wereldoorlog keert Gustav Szinda vanuit Moskou terug naar Duitsland en vestigt zich in Oost-Duitsland. Hij schrijft in 1956 een boekje over “Die XI. Brigade”**, met als ondertitel “Gewehre in Arbeiterhand”. Het vertelt in een wat ronkende taal over de verschillende slagen tijdens de Burgeroorlog, waarbij vooral namen worden genoemd van brigadisten die zich dapper hebben gedragen. Het beroep van de betreffende wordt er dan ook meestal bij vermeld. Het gaat in hoofdzaak over Duitsers, maar vanwege het internationale karakter ontkomt hij er niet aan ook brigadisten van andere nationaliteiten te noemen. Zo krijgt op bladzijde 62 Piet “Larus” (Laros) ruim een halve pagina aandacht. Op bladzijde 67, waar het gaat om de slag bij Teruel, wordt “Genosse” Andreas Engwirda genoemd. Op bladzijde 77 is een hoofdstuk “Holländer vor Gandesa” waarin Piet Laros een belangrijke rol speelt. En op bladzijde 80 worden nog een aantal soldaten en officieren gememoreerd die streden “mit wahrem Heldenmut”. Van de Nederlanders zijn dat Andreas Engwirda, “Kutt Swart (?), Leen Tripp (Triep) en Adrian Kater. Het boekje vermeldt op het schutblad “Literarische Bearbeitung: Joachim Goll”.
Gustav Szinda treedt in Oost-Duitsland in dienst van het Ministerium für Sicherheit, beter bekend als de Stasi. Hij eindigt in 1965 zijn loopbaan als General-Major van die organisatie. In 1987 laat hij zijn leven door ene Helmut Sakowski, op schrift stellen onder de titel “Das Leben eines Revolutionärs. Gustav Szinda erinnert sich”***. Daarin neemt de Spaanse Burgeroorlog ongeveer 10 pagina’s van de 126 die het boekje telt in beslag. Verder zijn 5 pagina’s gewijd aan de onderscheidingen die hij heeft gekregen en 38 pagina’s gevuld met foto’s.
* Uit: Werner Abel en Enrico Hilbert, “Sie werden nicht durchkommen, Deutsche an der Seite der Spanische Republik und der Sozialen Revolution” Lich/Hesse 2015, p. 505
** “Die XI. Brigade. Gewehre in Arbeiterhand.” Berlin 1956
*** “Das Leben eines Revolutionär. Gustav Szinda erinnert sich. Aufgeschrieben von Helmut Sakowski”. Leipzig 1989.