Held of verrader? Als er één levensverhaal is waar uitersten elkaar raken, dan is het wel dat van Andreas Engwirda. In de Spaanse Burgeroorlog geprezen als een van de allerdappersten, na de Tweede Wereldoorlog bij verstek veroordeeld tot 8 jaar voor collaboratie met de Duitse bezettingsmacht. In een “Bericht über die Holländischen Freiwilligen in der Zeit vom November 1936 bis zu ihrer Zurückziehung” ( Archief Internationale Brigaden) is het oordeel over de Nederlandse vrijwilligers aanvankelijk behoorlijk negatief. Ze zijn slecht georganiseerd, politiek zwak, begrijpen weinig van de Spaanse politieke en economische situatie en betonen zich weinig enthousiast over de strenge militaire discipline. Er zijn veel gevallen geweest van vrijwilligers die als ze pas een paar dagen in Spanje waren al aangaven dat ze niet gekomen waren om te vechten maar om te werken. Het percentage deserteurs lag hoog. Maar als het uiteindelijk op vechten aankwam, stonden ze hun mannetje – en over hun aandeel in de slag bij de Ebro, in het laatste jaar 1938, is de schrijver van het bericht zelfs uitgesproken complimenteus. Andreas Engwirda wordt door hem de hemel in geprezen: een uiterst moedige man, een lichtend voorbeeld voor zijn kameraden en ook nog eens een man met gevoel voor humor. Hij is driemaal gewond geraakt en heeft tot driemaal toe het ziekenhuis voortijdig verlaten om zich weer voor het front aan te melden. In de gevechten bij de Ebro in 1938 betoonde hij zich een held – en hij wordt dan ook voorgedragen voor het ‘heldenboek’ van de Internationale Brigaden ( dat overigens nooit tot stand is gekomen).
Over de rol van Engwirda tijdens de Tweede Wereldoorlog is de informatie zeer tegenstrijdig. Heeft hij gecollaboreerd of heeft hij – op een vaak ondoordachte manier – geprobeerd te infiltreren in Duitse organisaties? Dat resulteerde uiteindelijk in zijn veroordeling bij verstek tot 8 jaar. Bij verstek omdat Engwirda in 1944 via de Organisation Todt in Joegoslavië terecht was gekomen. Daar zou hij zich bij de partizanen van Tito hebben aangesloten en zijn gesneuveld.
Zijn zoon Anton – die zijn vader nooit heeft gekend – is overtuigd van een ‘tunnelvisie’ van justitie die na de oorlog tot zijn veroordeling heeft geleid.
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI, F.545- OP.1 – D.61-L.5- L.136
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545- Op.3- D.69-L.220
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545- Op.3 –D.87
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6- D.25- L.60
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.400-L.7
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.109-L.27
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.2,5,18-19
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.20
- Nationaal Archief, CABR Ministerie van Justitie inv nr 73501
Nationaal Archief 2.09.45, Den Haag, Ministerie van Justitie: Rijksvreemdelingendienst (RVD) en Taakvoorgangers, nummer toegang 2.09.45, inventarisnummer 1569
- NIOD, archief 77, General Kommissariat für das Sicherheitswesen Höhere SS- und Polizeiführer,inv. nr 1591
- telefoongesprek met zoon Anton Engwirda, 2016
- A.P.M.Cammaert, Het verborgen front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, uitgeverij Eisma, 1994
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 25712