De kleine Nol groeide op in de Amsterdamse Czaar-Peterbuurt. Zijn vader had vanaf zijn veertiende jaar twintig jaar bij de marine gezeten en werkte daarna in de vlakbij gelegen haven. Nol was de oudste in het gezin. Toen hij acht jaar oud was overleed een drie jaar jonger broertje. Nol had na de lagere school diverse baantjes en was rond zijn twintigste koetsier en voerman en later havenarbeider. Hij werd goedgekeurd voor militaire dienst en was ingedeeld bij het Tweede Regiment Veldartillerie in Den Haag. Hierna trouwde Nol, bleef nog een paar jaar in zijn oude buurt wonen en werd lid van de Communistische Partij Holland (CPH, in 1935 CPN) en van de ‘Vereniging van Vrienden der Sowjet-Unie’(VVSU).
In 1926 verhuisde het jonge gezin naar Betondorp in Amsterdam-Oost. Dit was een nieuwbouwbuurt bewoond door bewuste, linkse arbeiders. Een vriendelijk laagbouwbuurtje in de Watergraafsmeer. Nol behoorde tot dezelfde partijafdeling van de CPH als de familie van het Reve. Gerard van het Reve sr. was een vooraanstaand partijlid, algemeen-secretaris van de VVSU en woonde bij Nol om de hoek, 100 meter verder. Nol zal daar, net als vele communistische buurtgenoten, aan de deur zijn geweest. Zijn zoon was bevriend met Karel, de oudste zoon van de Reve’s. Gerard van het Reve sr. was als correspondent voor de krant van de CPN, ‘Het Volksdagblad’ in 1938 enige tijd in Spanje. In 1939 verscheen van hem de brochure ‘Nederlanders onder het commando van Hollander Piet in Spanje’ onder het pseudoniem Gerard Vanter.
Nol van den Hoff was 39 toen hij in juni 1937 naar Spanje vertrok, aanzienlijk ouder dan de meeste Spanjestrijders. Zijn zoon en dochter waren bij zijn vertrek 17 en 9 jaar oud. Van den Hoff was volgens enige documenten uit het archief van de Internationale Brigaden al sinds 1922 lid van de Communistische Partij; daarnaast was hij lid van de Vereniging Vrienden van de Sovjet Unie. In alle rapporten wordt hij gunstig beoordeeld; hij zat aanvankelijk bij de artillerie (Thälmannbatterij) waar hij tot 'cabo' werd bevorderd. Ook werd hij voorgedragen voor de partijschool, waar potentiele politieke commissarissen werden opgeleid. Of hij ook daadwerkelijk politiek commissaris is geworden, is niet duidelijk. Er is een handgeschreven briefje van hem bewaard gebleven, van november 1937, gericht aan kameraad Zuidema (pseudoniem van Janrik van Gilse). Het beschrijft de stemming in het hospitaal Villanueva de la Jara. Hij meldt dat er onder de Hollanders daar nogal wat klachten zijn over gebrek aan sigaretten en shag maar de belangrijkste klacht betreft de onduidelijkheid over de verlofregelingen. "Het is toch te gek dat er alleen gesproken wordt over 6 maanden frontdienst, dat druischt tegen alles in, nietwaar." In het verhoor dat hem op 10 maart 1939 is afgenomen door de Amsterdamse politie meldt hij dat hij eind oktober 1937 ziek was geworden en tot zijn terugkeer in Nederland - op 20 december 1938- als verpleegde in ziekenhuizen had doorgebracht. Over de aard van zijn ziekte of verwondingen laat hij zich niet uit. Opmerkelijk is wel dat hij pas op 20 december 1938 in Roosendaal arriveert, met een transport van gewonden. Zijn huwelijk houdt geen stand, in 1940 wordt de echtscheiding uitgesproken.
Kleindochter Saskia van den Hoff : mijn opa werd door ons Lange Opa genoemd omdat hij een imposante lange man was van ongeveer 1,95 meter. Mijn vader (zijn zoon) Arnoldus Johannes van den Hoff was 17 jaar toen zijn vader naar Spanje ging en zijn zusje Catharina Gerarda van den Hoff was toen 9. Mijn opa heeft bij het verzet gezeten, maar er werd weinig over gesproken. Mijn vader deed daar ook enkele hand- en spandiensten zoals het smokkelen van pamfletten en kleine sabotages bij Fokker waar hij toentertijd werkte. Ruth Mendershausen, de tweede vrouw van mijn opa heeft als joodse ondergedoken gezeten bij mijn opa. Na de Februaristaking in 1941 is mijn opa opgepakt, waarna hij eerst in concentratiekamp Schoorl werd opgesloten en toen dat werd gesloten moest hij naar kamp Amersfoort. Ik weet niet hoe lang hij geïnterneerd was, maar de laatste brief uit het kamp is van 3 november 1941. Over zijn latere jaren weet ik vrij weinig, alleen dat nadat hij met Ruth Mendershausen was getrouwd het later financieel steeds beter ging. Ruth was kunstenares en werkte ook als modeontwerpster voor Lutterkort modellen in Parijs, waar ze samen regelmatig naar toe gingen, hij als zaakwaarnemer. Ook werkte ze voor de kunstacademie in Amsterdam als examinatrice. Samen gingen ze ook met enige regelmaat naar Tsjecho-Slowakije.
- Noord-Hollands Archief, nummer toegang 307, inv.nrs 160,161 - Parket van de Procureur-Generaal te Amsterdam 1930-1939
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.16
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.399-L.9
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.400-L.49
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.3, 5, 18-19, 27
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.34
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.102-L.51
- correspondentie met kleindochter Saskia van den Hoff, maart 2019
- Stadsarchief Amsterdam - Indexen