De kleine Nol groeide op in de Amsterdamse Czaar-Peterbuurt. Zijn vader was vanaf zijn veertiende twintig jaar in dienst geweest bij de Koninklijke Marine en werkte daarna in de vlakbij gelegen haven. Nol was de oudste in een gezin met vier kinderen. Toen hij acht jaar oud was overleed een drie jaar jonger broertje. Zijn vader overleed toen hij vijftien was en Nol werd de kostwinner voor het gezin. Na de lagere school had Nol diverse baantjes en was rond zijn twintigste koetsier en voerman en later havenarbeider. Hij werd goedgekeurd voor militaire dienst en was ingedeeld bij het Tweede Regiment Veldartillerie in Den Haag. Omdat hij kostwinner was kreeg hij een jaar uitstel voor de dienstplicht. Hij nam het niet zo nauw met staatseigendom want in 1919 werd hij - voor diefstal - door de krijgsraad veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. In dat zelfde jaar was Nol getrouwd en bleef nog een paar jaar in zijn oude buurt wonen. Zijn moeder was hierna als schoonmaakster gaan werken in de Stadsschouwburg. In 1922 was Nol actief voor het Werklozen Actiecomité(WAC). Ook was hij in dat jaar lid geworden van de Communistische Partij Holland (CPH, in 1935 CPN) en van de ‘Vereniging van Vrienden der Sovjet-Unie’(VVSU). Hij was actief partijlid, werd in 1923 gearresteerd bij het colporteren van de partijkrant “De Tribune”. Hij was bij tijd en wijle lijfwacht van David Wijnkoop één van de leiders van de CPH en lid van de Tweede Kamer.
Nol stond toen in Amsterdam bekend als “De Soldaat van Wijnkoop”. Voor die tijd moet Nol – met bij de keuring voor militaire dienst op zijn 18de al bovengemiddelde lengte van 1,86 meter - een indrukwekkend figuur zijn geweest.
In 1926 verhuisde het jonge gezin Van den Hoff naar de Landbouwstraat in Betondorp in Amsterdam-Oost. Ook zijn moeder en zijn jongste broer kregen toen in dezelfde straat een woning. Betondorp was een nieuwbouwbuurt in de Watergraafsmeer in Amsterdam-Oost, bewoond door voornamelijk bewuste, linkse arbeiders. Nol behoorde tot dezelfde CPH-partijcel als de familie van het Reve. Gerard van het Reve sr. was een vooraanstaand partijlid, algemeen-secretaris van de VVSU en woonde bij Nol om de hoek. Nol zal daar, net als vele communistische buurtgenoten, aan de deur zijn geweest. De twee zoons van Gerard sr. zouden daar later ieder verschillend over schrijven. Parafraserend: in het horrorpantheon van Gerard Reve’s jeugdherinneringen waren het gruweltypes met karpatenkoppen levend in donkere holen. In werkelijkheid is Betondorp een lieflijk laagbouwbuurtje. Zijn broer Karel van het Reve vond dat Gerard wel een beetje overdreef. Karel was bevriend met de zoon van Nol van den Hoff en hij herinnerde zich de partijgenoten als aardige omes die vaak iets meenamen voor de jongens van het Reve. Gerard van het Reve sr. was later als correspondent voor ‘Het Volksdagblad’ – de krant van de Communistische partij - in 1938 enige tijd in Spanje. In 1939 verscheen van hem de brochure ‘Nederlanders onder het commando van Hollander Piet in Spanje’ onder het pseudoniem Gerard Vanter.
Nol van den Hoff was 39 jaar - aanzienlijk ouder dan de meeste Spanjestrijders - toen hij in juni 1937 richting Spanje vertrok.
In een verhoor - na zijn terugkeer - door de Amsterdamse politie op 10 maart 1939 vertelde hij dat hij na veel omzwervingen door Frankrijk en een aanhouding door de gendarmerie in Bicé (?) in Spanje was aangekomen. Volgens gegevens in het archief van de Internationale Brigades behoorde hij tot een meer dan 100 man grote groep internationale vrijwilligers die na een illegale voettocht door de Pyreneeën op 15 juni 1937 in het Catalaanse bergdorpje Setcases arriveerde.
De andere Nederlanders in deze groep waren: Johan van Geest uit Den Haag, Piet Grootegoed uit Bloemendaal, Henk Snoeks uit Haarlem, Marinus de Kruijk en Caspar Klaassens uit Utrecht en Frans Oord, Gerrit Giere en Dingeman de Munck uit Zaandam. Vier van hen zouden de strijd tegen het fascisme in Spanje niet overleven: Gerrit Giere en Caspar Klaassens lieten in 1937 het leven bij Brunete en Johan van Geest en Piet Groottegoed in 1938 aan de Ebro.
Een paar dagen later in diezelfde maand juni werd Nol van den Hoff in Albacete opgenomen in de Internationale Brigades. Hij kreeg daarna een artillerieopleiding in het stadje Almansa, gelegen tussen Albacete en Alicante en werd ‘cabo’(korporaal) bij de Thälmann-batterij, onderdeel van de ‘Grupo de Artillería Skoda’ (uitgerust met door de Poolse regering verkochte 76,5 mm. kanonnen van het Oostenrijks-Hongaarse leger uit de Eerste Wereldoorlog).
Andere leden van deze batterij waren Willem Nieuwenhuis, Casper Sligting en Kees van Splunteren. Commandant en tevens politiek-commissaris was Nico Mourer, de bovengenoemde Marinus de Kruijk werd sergeant.
Of Nol in 1937 nog gevochten heeft in de veldslagen bij Brunete en Belchite is niet duidelijk. Wel werd hij in alle rapporten van de Internationale Brigades lovend beoordeeld: “zeer dapper” en “goede moraal”.
Nol werd voorgedragen voor de partijschool waar potentiele politiek-commissarissen werden opgeleid. Of hij daarna ook daadwerkelijk politiek-commissaris is geworden is niet duidelijk. Vanaf oktober 1937 zou hij verpleegd zijn geweest in Spaanse hospitalen. Er is een handgeschreven brief van een maand later van hem bewaard gebleven gericht aan politiek-commissaris Zuidema (pseudoniem van Janrik van Gilse). Nol was door de Nederlanders in het hospitaal van Villanueva de la Jara gekozen als politiek gedelegeerde. In die brief beschreef hij de stemming in dit hospitaal. Hij meldde dat er onder de Nederlanders aldaar nogal wat klachten waren over het gebrek aan sigaretten en tabak, dat vier man soms één sigaret moesten delen of van gevonden peuken een nieuwe moesten draaien. Ook ging het over gebrek aan lectuur en nieuws en het verschil van betaling. Maar de belangrijkste klacht betrof de onduidelijkheid over verlofregelingen. Alleen vrijwilligers aan het front hadden na een halfjaar recht op verlof.
“Wat verders de verlofregeling betreft moet men voor diegene die door hun arbeid in ’t achterland een duidelijker antwoord geven of ze al dan niet recht op verlof hebben, want het is toch te gek dat er alleen gesproken wordt over 6 maanden frontdienst, dat druischt tegen alles in nietwaar”
In het bovengenoemde verhoor bij de Amsterdamse politie in 1939 verklaarde hij dat hij in de periode van oktober 1937 tot zijn terugkeer in december 1938 als verpleegde in hospitalen had doorgebracht. Dit zal wel bezijden de waarheid zijn geweest omdat degenen die niet meer voor dienst aan of achter het front geschikt waren normaliter door de Republikeinse autoriteiten werden gerepatrieerd.
Maar, Nol van den Hoff kwam op 20 december 1938 wel met een gewondentransport terug in Nederland. Terug in Amsterdam had zijn huwelijk geen stand gehouden en in 1940 werd de echtscheiding uitgesproken.
Kleindochter Saskia van den Hoff:
“Mijn opa werd door ons Lange Opa genoemd omdat hij een imposante lange man was van ongeveer 1,95 meter. Mij vader (zijn zoon) Arnoldus Johannes van den Hoff was 17 jaar toen zijn vader naar Spanje ging en zijn zusje Catharina Gerarda van den Hoff was toen 9. Mijn opa heeft bij het verzet gezeten, maar er werd weinig over gesproken. Mijn vader deed daar ook enkele hand- en spandiensten zoals het smokkelen van pamfletten en kleine sabotages bij Fokker waar hij toentertijd werkte. Ruth Mendershausen, de tweede vrouw van mijn opa heeft als joodse ondergedoken gezeten bij mijn opa. Na de Februaristaking van 1941 is mijn opa opgepakt, waarna hij eerst in concentratiekamp Schoorl werd opgesloten en toen dat werd gesloten moest hij naar kamp Amersfoort. Ik weet niet hoe lang hij geïnterneerd was, maar de laatste brief uit het kamp is van 3 november 1941. Over de latere jaren weet ik vrij weinig , alleen dat nadat hij met Ruth Mendershausen was getrouwd het later financieel steeds beter ging. Ruth was kunstenares en werkte als modeontwerpster voor Lutterkort modellen in Parijs, waar ze samen regelmatig naar toe gingen, hij als zaakwaarnemer. Ook werkte ze voor de kunstacademie in Amsterdam als examinatrice. Samen gingen ze ook met enige regelmaat naar Tsjecho-Slowakije.”
Nol van den Hoff werd wel in 1941, maar op 26 juni - vier dagen na de Duitse inval in de Sovjet-Unie - samen met honderden actieve CPN-ers en CPN bestuursleden op last van de Duitse bezetter door de Nederlandse politie gearresteerd.
Hij werd geïnterneerd in Kamp Schoorl en in augustus overgebracht naar Kamp Amersfoort. Omdat hij geen bestuursfunctie had vervuld binnen de CPN behoorde hij niet tot de 167 “Funktionäre” die 30 augustus 1941 - op last van Rauter, het hoofd van de SS en SD in Nederland - werden “abtransportiert” naar de concentratiekampen Sachsenhausen en Buchenwald.
In de eigen verklaring bij een aanvraag in 1971 voor een verzetspensioen schreef Nol van den Hoff het volgende:
“In juni 1941 werd ik als Oud-Spanjestrijder gearresteerd en kwam over Schoorl naar kamp Amersfoort. Na enige tijd kreeg ik last van mijn maag, moest vaak overgeven, tot ergernis van de commandant die mij als zwijn uitschold en extra strafte. Mijn toestand werd zo erg, dat ik in de ziekenbarak kwam te liggen, alwaar het hopeloos werd.
In het voorjaar van 1942 werd ik echter onverhoopt, na aanleiding van het bezoek en de gehouden inspektie van een duitse artsencommissie ontslagen, samen met nog twee andere zwaar zieke gevangenen, alle drie toch ten dode opgeschreven. (....)
Onmiddelijk daarop werd ik in het W.G. opgenomen en aan een maagzweer geopereerd.”
(W.G. is het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam)
Na de Tweede Wereldoorlog was Nol van den Hoff één van de getuigen in het proces tegen kamparts Nicolaas van Nieuwenhuysen, later als SS-arts werkzaam aan het Oostfront.
Later in de oorlog was Nol van den Hoff actief in het verzamelen en verspreiden van illegaal materiaal en de hulp aan onderduikers. Ingaande 1944 was hij in het bezit van een vals persoonsbewijs.
Na de bevrijding behartigde Nol van den Hoff de belangen van werkers in de confectie-industrie voor de EVC (Eenheids Vakcentrale, een aan de CPN gelieerd vakverbond) en kreeg op 25 juli 1947 zijn Nederlandse nationaliteit terug. Hij was lid van de ‘Vereniging Nederland-USSR’, van de ‘Vereniging Vrij Spanje’ en bestuurslid van ‘Verenigd Verzet 1940-1945’
Maar de naoorlogse Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD, nu AIVD) hield Nol van den Hoff scherp in de gaten. Hiervoor werden politieagenten en informanten ingeschakeld. Eén informant met de schuilnaam “Atilla” hield zich actief bezig met het gaan en staan van Nol van den Hoff.
Opvallend was natuurlijk dat hij in die tijd al in het bezit was van een auto, en dan ook nog een Russische auto, een Moskvitsj-400. Nol van den Hoff was hoofd van de uit tien groepen van tien man bestaande ordewacht van de CPN. De BVD zag de zakenreizen met zijn vrouw als een dekmantel voor illegale communistische activiteiten. Hij had in de jaren vijftig veel contacten met communisten in Oost- en West-Duitsland. In 1950 werd hij aangehouden voor het Nederland binnensmokkelen van een KPD-er (KPD, Kommunistische Partei Deutschland, in Oost-Duitsland (DDR) in 1949 opgegaan in de Sozialistische Einheitspartei Deutschland, in West-Duitsland (BRD) in 1956 verboden). Nol van den Hoff had deze KPD-er via de heg van de begraafplaats van Vaals geholpen Nederland binnen te komen en verder te vervoeren. Deze heg vormt over 50 meter met de daar achter gelegen weg nog steeds deel van de grens tussen Nederland en Duitsland.
Ook de buren in Betondorp werden om informatie gevraagd: “Hoewel men hem nimmer heeft zien werken, gaat hij toch altijd goed gekleed”.
In 1961 werd hij verdacht van spionage. Nol van den Hoff werd betrapt bij het volgen vanaf de Amsterdamse haven van het vervoer van Amerikaanse Honest John raketten voor het Nederlandse leger.
In 1960 was Nol van den Hoff verhuisd naar Amstelveen. Hij werd lid van het partijbestuur van de CPN en stond in 1966 op de CPN-kandidatenlijst voor de gemeenteraad van Amstelveen. De CPN kreeg daar – bepaald geen arbeidersbuurt zoals in Amsterdam - maar 434 stemmen, te weinig voor een plek in de raad.
Nol van den Hoff overleed in 1977, op de kop af 79 jaar oud.
- Stadsarchief Amsterdam – Indexen
Correspondentie met kleindochter Saskia van den Hoff – maart 2019
Idem overgedragen kopieën van documenten en foto’s – mei 2025
- Archief internationale Brigades, Moskou
- RGASPI F.545-Op.2-D.102-L.51
- RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.16
- RGASPI F.545-Op.6-D.399-L.9
- RGASPI F.545-Op.6-D.400-L.49
- RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.3,5,18-19,27
- RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.34
Noord-Hollands Archief, Haarlem – nr. toegang 307 Parket van de Procureur-Generaal te Amsterdam 1930-1939 – inv. nrs. 160,161
- Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam Archiefnr. toegang 077 Generaalkommissariat für das Sicherheitswesen
- (Höhere SS- und Polizeiführer Nord-West) – inv. nrs. 1107,1187,1218
Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort – Informatie van Eddy van der Pluijm, onderzoeker Kamp Amersfoort
- Nationaal Archief, Den Haag – toegangsnr. 2.04.125 Ministerie van Binnenlandse Zaken: Archief Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en Voorlopers, Persoonsdossiers – Inventarisnr. 8177