ANTHEUNIS, Johan

Johannes Franciscus
Antheunis
Geboren:
Axel
22 maart 1911
Overleden:
Gandesa,Spanje
00-00-1938
Levensbeschrijving: 

Sinds enkele jaren is neef Amar Antheunis op zoek naar het verhaal van zijn oom Johan die in Spanje sneuvelde. Hij schreef het onderstaande verhaal daarbij citerend uit de Levensschets van J. F. Antheunis, 26-1-‘38  die Johan, een maand voor zijn verdwijning, in de ik-vorm geschreven heeft. Verder aangevuld met gegevens uit de familie overlevering:

"Johannes Franciscus Antheunis is geboren te Axel op 22.03.1911, heeft daar de lagere school doorlopen. Na het doorlopen van de lagere school wilde men mij verder ontwikkelen tot onderwijzer. Ik voelde hier niets voor en wilde ingenieur worden en daarvoor naar de Rijks H.B.S. te Terneuzen. Mijn ouders waren door en door katholiek en waren hier fel tegen omdat deze onderwijsinstelling niet katholiek was. Hierdoor ging een jaar van aarzelen en twijfel verloren, en tenslotte stuurden ze mij op mijn dertiende jaar, tegen mijn zin, in 1924 naar de R.K. Handelsdagschool te Hulst. Na vier jaar behaalde ik het einddiploma met het hoogste aantal cijfers. Na de Handelsdagschool kwam ik op zeventienjarige leeftijd in de zaak van mijn vader  waar ik met al mijn energie en enthousiasme aanpakte en waar ik een goed verkoper werd. Ondanks dat de start zeer vlot was ontstond er al gauw  een steeds groter wordende wrijving met mijn oudste broer  die hier de scepter zwaaide. Ik wilde verder studeren en ging van 1928-1931 naar het Norbertus Lyceum in Roosendaal. Schei-, natuur en wiskunde waren mijn lievelingsvakken waar ik ook in uitblonk. Het was in deze tijd dat ik steeds meer in conflict kwam met mijn docenten over de katholieke leerstellingen. Als deze er uiteindelijk ook niet uitkwamen, verweerden ze zich vanuit hun machtspositie met het antwoord: dat ik niet mocht denken! Enkele maanden voor het eindexamen werd mij door de rector een studiebeurs voor de universiteit aangeboden. Mijn vader vond het niet nodig dat ik deze aannam: hij zou een universitaire studie zelf wel kunnen betalen!  

In 1931 ging ik op twintigjarige leeftijd aan de Universiteit van Leiden natuurwetenschappen studeren en later farmacie, teneinde tegemoet te komen aan mijn oudste broer, die een kleine farmaceutische fabriek had. Dit was de voorwaarde waarop ik überhaupt een universitaire studie zou mogen maken. Persoonlijk interesseerde mij de farmacie niet in het geringste. Dat ik op twaalfjarige leeftijd niet naar de HBS mocht gaan en zodoende drie jaren verloren zijn gegaan heeft mij psychisch nog al dwars gezeten.

Intussen wel de volwassen leeftijd had bereikt maar nog steeds financieel afhankelijk was van zijn ouders. In het tweede studiejaar aan de Universiteit brak ik dan ook onmiddellijk met de Katholieke Kerk wat mij als een geschenk in de schoot viel en de last van de Roomse opvoeding wist ik spoedig van me af te schudden.

Dat zowel de luchtvaart als de Universiteit een even grote aantrekkingskracht op hem hadden blijkt uit het vervolg van zijn levensschets namelijk: op het eind van het tweede jaar in Leiden begonnen de betalingen te stokken. Het was dan werkelijk ook een deus ex machina dat ik van Soesterberg het bericht kreeg dat ik in opleiding voor officier-vlieger kon komen. Op 16.08.1933 verhuis ik met mijn boeken naar Soesterberg, waar ik, alhoewel we het eerste jaar op het kamp moesten blijven, buiten het kamp een kamer huurde om ’s avonds na diensttijd nog te kunnen studeren. De opleiding in Soesterberg was voor mij een waar kuuroord. Ik was financieel onafhankelijk geworden en kon mij fysiek en mentaal opfrissen want door mijn studie was ik super opgeladen. Ik had een uitstekende vliegaanleg en na drie maanden behaalde ik op 16 november 1933 mijn F.A.I.-vliegbrevet. 

Op 25 november 1933 kreeg ik van mijn oudste broer een brief met de categorische mededeling, dat hij zijn farmaceutische zaak ging verkopen. Dit was woordbreuk tegenover mij. Ik ben de volgende dag, zaterdag 26 november in allerijl met de motor naar Axel gereden. ’s Avonds rond zes uur had ik aan de rand van de stad Hulst een ernstig motorongeluk waarbij een verkeerde diagnose werd gesteld en ik met zwaar hersenletsel ben blijven rondlopen.

Op 11 december 1933 reis ik terug naar Soesterberg waar blijkt dat ik de daarop volgende dagen niet in staat ben om de oefeningen mee te draaien en beland in bed tot 19 december 1933. Op deze dag wordt ik naar het Militair Hospitaal overgebracht waar ik gedurende meer dan tien weken absolute horizontale bedrust krijg voorgeschreven. Op 14 april 1934 werd ik uit het ziekenhuis ontslagen maar ik voelde me nog zeer ziek. Van 14 april tot 4 mei 1934 ben ik met ziekteverlof bij mijn ouders in Axel.

Op 4 mei 1934 keer ik terug naar mijn garnizoen in Soesterberg waar ik voorlopig vrij van dienst ben en mijn dagorde kan regelen zoals ik zelf wil. Begin juni maak ik bij wijze van test en met toestemming van de artsen een vlucht als waarnemer maakte in een licht militair vliegtuig, de andere dag gevolgd door een vlucht met een jachtvliegtuig voor formatie- en stuntvliegen. Hiervan keerde ik half bewusteloos terug waarbij de opvolgende dagen mijn ziektetoestand veel erger en ondragelijk werden. Nu was het duidelijk dat genezing op korte termijn uitgesloten was. Op 9 juni 1934 volgt dan ook ontslag uit de dienst.

Ik keer met zware hoofd-, oog- en oorpijn terug naar Axel om bij mijn ouders ter verdere verpleging te worden opgenomen. De twee proefvluchten hadden een funeste uitwerking gehad. Hiermee was ik weer terug bij af en keerde weer terug naar het milieu wat ik zo vroeg mogelijk was ontvlucht. Ik wist instinctief, dat, als er nog genezing kwam, deze de eerste jaren niet te verwachten was. Mijn studie en de vliegerij gingen in rook op waardoor ik er nog een psychische dreun bij kreeg en waar ik zwaar onder leed.

Een jaar van hopeloosheid was sedert het ontslag in Soesterberg verstreken. Op 2 augustus 1935 werd ik door mijn ouders naar Zwitserland gezonden, alwaar ik een jaar verbleef  om te kuren. Weg uit het familiemilieu werd het een jaar van psychisch herstel. De aanraking met hoogontwikkelde mensen was vooral heilbrengend. Psychisch knapte ik langzamerhand op en begon wat activiteiten te ontwikkelen w.o. het verkrijgen van een patent op een door mij ontwikkelde emulsie machine.

Via Berlijn kwam ik begin augustus 1936 weer in Nederland. Ik ging in Amsterdam wonen. Mijn ziekte toestand was nog slecht, maar ik had weer geloof en zelfvertrouwen gekregen. Vanaf deze tijd tot midden 1937 maakte ik reizen naar Parijs, Berlijn, Londen, Brussel, Luik, Den Haag, Amsterdam enz. voor het tot stand brengen van wapentransacties. Ik slaagde hierin goed, vooral in het opsporen van nieuwe relaties bezat ik grote vaardigheid. Indien de wapenhandelaren mij de provisies hadden betaald dan was ik nu schatrijk en dan zou ik me hebben kunnen wijden aan de wetenschappen. Evenwel heb ik nooit meer ontvangen als de vergoeding van mijn onkosten."

Zijn levensschets vervolgend schrijft Johan: "februari 1937, vergeefse sollicitatie voor marine vlieger. Juni 1937 behaal het vliegbrevet A op Ypenburg. Juli 1937 sollicitatie bij de L.V.A. te Soesterberg. Afwijzing op grond van laffe motieven.”

Dit zijn de laatste woorden uit de door hem geschreven levensschets die hij op 26 januari 1938 heeft geschreven en achtergelaten. Wanneer en waarom hij vanuit Amsterdam naar Axel is teruggekeerd is onbekend.

Over de aankoop van wapens voor de Spaans Republiek schrijft Hugh Thomas in zijn boek De Spaanse Burgeroorlog  “Eind 1936 was door de NKVD (Volkscommissariaat voor binnenlandse zaken- geheime dienst van de Sovjet-Unie) een organisatie opgezet voor de aankoop van wapens t.b.v. de Spaanse Republiek. Dit werd een keten van import- en exportfirma's in Parijs, Londen, Praag, Zurich, Warschau, Kopenhagen, Amsterdam en Brussel.”

Zou Johan toen al in contact gekomen zijn met of kennis genomen hebben van de werving van vrijwilligers voor de Internationale Brigades? Het feit dat hij terugkomend vanuit Zwitserland zich in Amsterdam vestigt en dan ineens in die wapentransacties zit, zouden kunnen duiden dat die contacten al in Zwitserland gelegd zijn? 

Op 9 maart 1938 verlaat Johan het ouderlijk huis zonder enig bericht of spoor na te laten. Uit de Komintern administratie blijkt dat Johan op 14 maart 1938 via Massanet Spanje is binnengekomen, samen met een andere Nederlandse vrijwilliger Werner Oranje. Op 20 maart 1938 staat hij op een lijst van mannen die naar Albacete worden gestuurd. Op een andere lijst van ‘gevangen genomen of vermiste strijders’ staat Johan vermeld met als functie ‘cabo’ (is een leidende functie) en dat hij vermist is (waarschijnlijk gesneuveld) bij de Ebro rivier op 30.07.1938.

Volgens de familie overlevering is bekend dat hij nog een brief geschreven heeft naar de Minister van Defensie om in aanmerking te kunnen komen voor militair-vlieger, echter zonder resultaat. Verder hebben zijn ouders na de verdwijning van Johan nog wel enkele contacten gehad met personen die beweerden te weten waar hij was en die er voor konden zorgen dat hij terug zou komen, dit alles tegen betaling van geld. Dat deze persoon(en) met hem in contact waren geweest, konden ze bewijzen door het tonen van de persoonlijke papieren van Johan. De eerste contacten waren in Antwerpen waar er door de ouders van Johan ook geld is betaald. De tweede oproep of bericht kwam uit Parijs waar er wederom om geld werd gevraagd zonder een teken van leven over Johan. Dit begon op chantage te lijken waarop niet meer door de familie is gereageerd. Het was wel bekend geworden dat hij in Spanje terecht was gekomen, en in eerste instantie dachten ze dat hij verwikkeld was in de wapensmokkel.

Vele jaren later is gebleken dat hij inderdaad aan de Spaanse burgeroorlog had deelgenomen, niet als piloot maar bij de infanterie. De familie hoorde dit van Klaas Plantinga uit Amsterdam die ook aan de burgeroorlog had deelgenomen in de functie van sergeant. Plantinga vertelde dat Johan bij hem was gekomen met een klacht, hij liet hem zijn vliegbrevet zien en had tegen sergeant Plantinga gezegd: "nu heb ik een vliegbrevet en nu moet ik hier als infanterist dienst doen, is daar nu niets aan te veranderen?" Plantinga heeft toen het verzoek van Johan doorgegeven, sprak hem daarna nog een paar keer, maar Johan sneuvelde op een patrouilletocht, 27 jaar oud. Hij is begraven in de bergen van Gandesa. 

Bronnen: 
  • Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Inventarisnummer 223 overzichten van vliegers die hun FAI-brevet hebben gehaald, brief 25.06.2015,
  • Antheunis Johan, Levensschets van J.F. Antheunis 26.01.1938. Familie archief Amar Antheunis
  • Hans Dankaart e.a., De oorlog begon in Spanje. Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939,
  • Hugh Thomas De Spaanse Burgeroorlog
  • Familieoverlevering: verhalen, door mijn vader en grootouders verteld, over de verdwijning van oom Johan
  • Stichting Spanje 1936-1939, Zij gingen naar Spanje. Namenlijst met aankomstdatums, https://spanje3639.org/2015/10/21/zij-gingen-naar-spanje/
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI , F.545-Op.3-D.64-L.41
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.36-L.109
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.32
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.1
Auteur: 
Amar Antheunis (neef)
Laatst gewijzigd: 
30-04-2016
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Piloot
Functie: 
Cabo
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
09-03-1938
Gesneuveld: 
ja
Vader: 
Clement Benedictus Axel
Beroep vader: 
Schilder
Moeder: 
Henrica Maria van den Ierssel