AUCEPS, Jan Cornelis

Jan Cornelis
Auceps
Geboren:
Amsterdam
6 oktober 1901
Levensbeschrijving: 

Eind september 1937 komt Auceps aan in Spanje, in Massanet. Hij wordt ingeschreven als "Ronellius". Verslag van zijn reis is te vinden in de brochure "Nederlanders onder commando van Hollander Piet", in 1939 verschenen bij de communistische uitgeverij Pegasus in Amsterdam.  Auteur Vanter - pseudoniem van Gerard van het Reve sr, - laat Auceps ( zonder voornaam) het volgende relaas doen:

"Weet je wat 'bi-appen' is?' Natuurlijk. Het woord 'biappen' is afgeleid van de beginletters B(ond) van I(nternationale ) A(uto) P(arasieten). 'Biappers', dat zijn de moderne zwervers, die hun hand opsteken om met auto's mee te mogen rijden ....'Welnu", zo zegt kameraad Auceps, "ik ben 'biappend' naar Parijs gegaan om in Spanje deel te nemen aan de strijd. Aan de strijd met de wapenen heeft hij niet deelgenomen, maar van zijn uiterst belangrijke werk in het achterland, daarvan getuigt het volgende relaas van zijn belevenissen.

Aanvang October '37. Na een mars door of over de Pyreneen, hoe ge het noemen wilt, van 14 uur, kwam een groep vrijwilligers van 86 man, waarbij 2 Hollanders in Spanje.Oververmoeid van deze wandeling (zonder rust) was onze eerste toevlucht een soort blokhut, waar we in de ware zin van 't woord werden onthaald op droog brood en zwarte koffie. Na een rust ging het per auto verder naar Figueras, waar we ondergebracht werden met ettelijke honderden andere kameraden van alle mogelijke nationaliteiten, in een oude vesting. Onvergetelijk is de geest van kameraadschap die daar heerste, en tevens onbegrijpelijk hoe het mogelijk was dat al deze mensen zich verstaanbaar wisten te maken. Na een paar dagen reeds gingen we op transport naar Albacete.

Een treinreis was het niet meer, maar een ware zegetocht. Op elk stationnetje langs de spoorlijn, en dat zijn er verscheidene hadden zich kinderkoortjes gevormd, die ons liederen toezongen en ons kwamen laven met water, druiven en wijn.

Na deze reis kwamen wij in Albacete aan waar reeds camions (grote vrachtwagens) klaar stonden, die ons naar de plaats van bestemming, Madrigueras, transporteerden. De bevolking van Madrigueras ontving ons buitengewoon hartelijk. Zakken met hazelnoten, kilo's druiven werden ons toegestopt, we werden als 't ware meegesleurd om iets te drinken. Betalen? Hoogst beledigd waren deze mensen als wij zelf onze koffie, of wat er gedronken werd, wilden betalen. Na ons gewassen te hebben en na 'lantegas met mulavlees' (Spaanse spliterwten met muilezelvlees) gegeten te hebben, werden we ingedeeld in groepen en te slapen gelegd. De slaapgelegenheid was uiterst primitief, nl een strozak op de kale vloer (tegelvloer. Houten vloeren ziet men nagenoeg in Spanje niet). Maar na de vermoeienis der laatste dagen konden we uitnemend slapen.Na het ontwaken werd een vergadering belegd waar ons uiteen werd gezet wat van nu af aan onze plichten waren. Degene die daar niet mee accoord kon gaan, hij behoefde zich niet te generen, kon dat alsnog zeggen en zou dan voor rekening van de Spaanse regering worden teruggestuurd."

Het cursief staat in het origineel, Vanter wil nog eens benadrukken dat dit de waarheid en niets dan de waarheid is - al is het een volstrekt ongeloofwaardig verhaal. Natuurlijk werden de jongens gescreend voordat ze de Pyreneen overgingen, waarschijnlijk in Parijs al - wat voor nut had het ze de gevaarlijke tocht te laten maken als ze andere plannen hadden dan om in Spanje te gaan vechten? Vanter vervolgt het hoofdstuk dat 'Een timmerman vertelt' heet:

"Dit is de volle waarheid en ik memoreer dit omdat maar al te dikwijls is beweerd, en door zeker soort dagbladen geschreven, dat als wij eenmaal de grens gepasseerd waren, wij aan de heidenen waren uitgeleverd. Als men zich kon verenigen met hetgeen ons in deze vergadering was medegedeeld, dan pas werd men opgenomen in het militaire verband.Zonder een uitzondering waren allen enthousiast en vanaf dat ogenblik maakten we deel uit van de 11 de Brigade, instructie Bataillon. (...) Onze commandant had een lijfspreuk: 'Kameraden, ge zijt niet gekomen om te sterven voor de vrijheid, maar ge zijt gekomen om te leven voor de vrijheid.'

Auceps wordt niet naar het front gestuurd maar blijft in het achterland om aan hygiënische voorzieningen te werken, wc's en wastafels - en die zijn hard nodig. Hij krijgt ook nog de opdracht om voor maar liefst 1600 kameraden houten britsen te maken. In het hele dorp staat hij bekend als de 'carpintero', de timmerman.

"Zo hebben wij een half jaar geploeterd als paarden, tot dat kam. Otto Brunner mij een nog meer perspectief gevende functie bezorgde.Ik had nl dit half jaar tijds vele kameraden als volleerde frontsoldaten zien vertrekken en elke keer als er een transport vertrok, kon ik het niet met droge ogen aanzien. Totdat ik de stoute schoenen aantrok en me meldde in Albacete bij de Generale Staf en verlof vroeg om naar het front te mogen gaan. Ik zou er wel van horen, werd me medegedeeld. Nu, ik heb er van gehoord. De Generale Staf stelde zich in verbinding met Otto Brunner en de rapporten waren van dien aard, dat ik onder geen voorwaarde naar het front mocht, maar op dezelfde voet diende door te gaan. Wel was er een zeer verantwoordelijke positie voor me open en indien ik daar wat voor voelde, kon ik direkt aanvangen. Mijn nieuwe functie was 'responsable' van een 'Escuela de Reeducacion' afd. carpinteria.

Een 'Escuela de Reeducacion' is een school waar invalieden een nieuw vak wordt geleerd. B.v. de kameraden die voor de Burgeroorlog landarbeider waren maar dit beroep niet meer konden uitoefenen door gemis van een hand, arm, voet of been worden hier opgeleid in beroepen waar de machine grotendeels het werk doet.Zo werd ik 'responsable' van een timmermanswerkplaats alwaar ik 40 invaliede kameraden moest instrueren. Alles wat er gemaakt werd, dat waren allemaal practische dingen, en wel in hoofdzaak voor hospitalen."

Auceps wordt als de troepen van Franco in het voorjaar van 1938 doorbreken naar de Middellandse Zee geëvacueerd naar Catalonie.

"Dan opeens .. daar kwam de Jobstijding. De fascisten stonden op het punt van doorbreken. En daar de regering geen enkel risico wilde belopen, werden we allen, gewonden alsook het personeel op transport gesteld naar op dat moment veiliger plaatsen boven de Ebro. Wij maakten deel uit van een hospitaaltrein met 1200 patiënten. Een vreselijke reis is dat geweest. De hele lange weg, elk ogenblik bestookt te kunnen worden door fascistische bommen. Er is geen woordenboek dat een woord bevat om de laagheid, de barbaarsheid, de onmenselijkheid te schetsen van deze fascistische misdadigers, die zelfs geen hospitaal ongemoeid kunnen laten. Wij zijn er heelhuids doorgekomen, maar men moet niet vragen hoe. 18 uur aan een stuk hebben wij allen (ook de zwaar gewonden) onder de olijfbomen gelegen, omdat we ervan overtuigd waren dat elk ogenblik de trein in de lucht zou vliegen. Wat hebben die beesten huisgehouden. Van vredige dorpjes werd geen steen op de andere gelaten. Elk menselijk voelend mens moet wel walgen bij hetgeen daar te aanschouwen was. Een zucht van verlichting ging op toen we het station Barcelona binnenstoomden."

Het lijkt er op dat Auceps ook daarna zijn werk als timmerman is blijven doen. Eind november 1938 - als de Internationale Brigaden worden teruggetrokken- staat zijn naam op  de lijst van Nederlanders die langs officiële weg gerepatrieerd worden.

Zijn naam komt ook voor in de dossiers van Buitenlandse Zaken die nu bij het Nationaal Archief liggen. Dat komt vooral omdat hij de buitengewone woede had opgewekt van de procureur-generaal van Amsterdam, Van Dullemen. Auceps - blijkt uit een schrijven van het consulaat te Parijs van oktober 1937 - had zich bij het consulaat gemeld met het verhaal dat hij werkloos was en zich had laten ronselen voor Spanje. Daar had hij bij nader inzien spijt van gekregen en vroeg nu het consulaat om financiële ondersteuning om naar Belgie te gaan en daar werk te zoeken. De consul geeft hem zowaar 20 francs en in ruil daarvoor geeft Auceps hem de naam van een 'ronselaar', Van Santen. De politie in Amsterdam kan echter nergens een van Santen vinden en procureur-generaal van Dullemen vertrouwt het zaakje niet:

"Ik krijg sterk de indruk dat deze aarts-communist zich ten Consulate heeft aangemeld om eens polshoogte te nemen hoe men aldaar zou reageren op den naam van den z.g. ronselaar 'Gerard van Santen' en hoe men ook overigens zich aldaar over de ronselarij en de echte ronselaars zou uitlaten. Het ware m.i. wel gewenscht den Consul-Generaal en zijn personeel op te dragen de grootste stilzwijgendheid te betrachten tegenover al deze z.g. hulpzoekenden waaronder ongetwijfeld velen zijn, wien het alleen maar te doen is den Consul wat francs uit den zak te kloppen en dan toch naar Spanje te verdwijnen. Opmerkelijk is dat Auceps in zijn brief aan zijn vrouw schrijft, dat hij ook een Duitschen emigrant uit Amsterdam in Albacete vond."

Hoe de procureur-generaal aan deze brief van Auceps gekomen was, vertelt het verhaal niet. De naam van die Duitser kent hij, die beweerde dat hij duizenden Duitsers via Nederland naar Spanje had geholpen. "Het is m.i. noodzakelijk dat de gehele Internationale Roode Hulp krachtdadig wordt opgeheven en uiteen geslagen",  beëindigt hij zijn brief.

De naam van Auceps komt voor op de lijst van CPN-functionarissen die in 1941 in de nasleep van de Februaristaking werden gearresteerd en naar verschillende kampen werden gestuurd. Auceps komt in kamp Amersfoort terecht maar wat er daana met hem is gebeurd, is niet bekend. In 1947 wordt hij nog gesignaleerd door de veiligheidsdienst als communist. Dat ontkent hij niet maar hij zegt dat hij geen partijlid is.

Het eind 2022 vrijgegeven BVD dossier van Auceps bevat een verklaring die hij in juli 1945 aflegde voor een rapporteur van de Stichting '40-'45:

“ Ik verrichtte illegaal werk voor de CPN., van welke partij ik lid ben. Ik verrichtte dat illegaal werk alleen. De partij had het illegaal werk toen nog niet goed georganiseerd. Ik werd op 24 juli 1941 gearresteerd door de S.D. Mijn arestatie was een gevolg van mijn illegaal werk."

Zijn aanvraag bij de Stichting werd niet beloond omdat men het illegale werk onbewezen achtte. 

In de jaren '60 vertrekt Auceps naar Joegoslavie. De BVD doet daarna geen moeite meer om zijn doen en laten te achterhalen.

Verdere gegevens ontbreken.

Bronnen: 
  • Gerard Vanter ( pseudoniem Gerard van het Reve sr.): Nederlanders onder commando van Hollander Piet, uitgave Pegasus, Amsterdam 1939
  • Nationaal Archief , 2.05.03, Ministerie van Buitenlandse Zaken, A-dossiers 1815-1940, A-197-bis Spanje, Hulp en Bijstand i.v.m. onlusten in Spanje, 1676
  • Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16806
  • NIOD, Archief Sicherheitsdienst  077 1218/1107
  • Archief Internationale Brigaden, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.2, 5, 16-17
  • Archief Internationale Brigaden, RGASPI F.545-Op.1-D.26-L.9
  • Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers,  inventarisnummer 23071
Auteur: 
Yvonne Scholten
Laatst gewijzigd: 
04-04-2024
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Schilder
Overtuiging: 
Communist
Functie: 
timmerman
Adres: 
Vrolikstraat 325'''
Woonplaats: 
Amsterdam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
17-09-1937
Datum terugkeer: 
05-12-1938
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Vader: 
Petrus Wouter Auceps
Beroep vader: 
Schilder
Moeder: 
Maria Susanna Pannekoek
Datum getrouwd: 
29-01-1930
Partner: 
Lammechina Mulder
Kinderen: 
1 zoon
Datum getrouwd 2: 
30-08-1933
Partner 2: 
Wilhelmina Hendrika Roos
Kinderen 2: 
3