“Frans van der Donk overleden?” luidt een krantenkop in het anarchistische weekblad De Arbeider op 19 december 1936. Men had vernomen dat Frans gesneuveld zou zijn aan het front en zijn familie nooit meer zou terugzien. Hier bleek echter gelukkig niets van waar, wisten zijn vrienden te melden die een brief van hem hadden ontvangen. Frans zal Spanje levend verlaten en weer in Nederland terugkeren.
Hoewel Frans geboren werd in Amsterdam zal hij zich nooit echt Amsterdammer gevoeld hebben. Zijn vaders baan als koopman betekende namelijk dat het gezin nooit lang op één plek bleef. Zo waren ze nog voordat Frans naar school ging al verhuisd naar Leiden en zouden later onder andere nog naar Hellevoetsluis, Rotterdam, Den Haag en Essen in België vertrekken. Frans zou een deel van zijn opleiding volgen aan een school opgericht door anarchist Jan Börger, genaamd het ‘Logo Verband’. Hier lag de kiem van Frans’ politieke overtuigingen. Hij werd lid van verscheidene anarchistische groeperingen, zoals de Mokergroep, en was naar eigen zeggen “meer van het doen dan van het praten”. Zo was hij eens een militaire opslagplaats in Waalsdorp binnen geslopen en had daar alles kort en klein geslagen. Hoewel dit in 1932 gebeurde was hij pas bij terugkomst uit Spanje hiervoor gestraft en volgens het officiële rapport door de politierechter te ’s-Gravenhage veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf. Hij zou in zijn leven drie keer in de cel belanden, naast vernieling werd hij ook opgepakt voor dienstweigering en het schrijven van opruiende artikelen.
In zijn leven heeft hij veel verschillend werk gehad. Zijn baantjes varieerden van werk op de markt of in de bouw tot haringvisser en bemanningslid van de Orania, een schip van de Holland-Amerika lijn. Door zijn politieke connecties kwam hij in contact met Duitse vluchtelingen. Hierdoor werd hij zich bewust van de misdaden van het Duitse fascisme. Dit deed hem besluiten om, als een van de weinige Nederlandse anarchisten, naar Spanje af te reizen. Hij vertrok waarschijnlijk al in augustus 1936. Na de Pyreneeën over te zijn gelopen kwam hij via Puigcerda aan in Velilla de Ebro, waar hij zich bij de anarchistische Durruti colonne aansloot. Naar eigen zeggen zat hij bij “een Russische-mitrailleur afdeling onder een Italiaansch commandant, genaamd, Niti.” Omdat hij in dienst had gezeten, kreeg hij verder geen training maar werd hij direct naar het front bij Aragon gestuurd. Uit zijn brief:
“Beste kameraden,
Vreemd zullen jullie wel opkijken, een brief te ontvangen uit Spanje. Sinds twee maanden ben ik nu in Spanje, aan het front tussen Zaragoza en Huesca, als jullie deze brief ontvangt. Grote gevechten heb ik nog niet meegemaakt maar dat komt omdat ik veertien dagen ziek ben geweest, toen werd ik naar het hospitaal getransporteerd in Barcelona. Van onze groep zijn er drie gewond en een gefusilleerd door de fascisten. Waar ik bij ben zijn alle Duitsers en die worden door de fascisten nog erger behandeld als [onleesbaar]. Wij zijn met twee Hollanders, natuurlijk zijn er wel meer maar toch heel weinig vergeleken met andere, onze colonne is een internationale, alle landen zijn er in vertegenwoordigd. Wij hebben hier stellingen gebouwd, loopgraven en onderstanden en dat eist veel tijd en arbeid, bovendien moeten we voortdurend waakzaam zijn dat de fascisten niet aanvallen en onze stellingen veroveren en doorbreken, want wij liggen vlak tegenover hen, in de eerste linie, die dus het eerst aangegrepen wordt bij gevechten. Gisteren heeft onze artillerie geschoten op hen en zij op ons, het was een leven als een oordeel, dat begrijp je wel. Wij zijn hier hoog in de bergen en het is snachts flink koud, kouder als in Holland, alhoewel het nu in Holland ook al wel koud zal wezen. Er is in Spanje ook een 'Hollandse ambulance', van de communisten, er is een vrouw bij uit de Anarcho-Syndicalisten groep van Hoogland. De persdiensten van de communisten die hier in het Hollands en het Duits uitgegeven worden, doen net of de massa hier achter haar staat, wat natuurlijk niet zo is. Maar het is de oude suggestie die zij toepast, wie haar kennen weten dat maar al te goed.”
Bij een aanval op een fascistische positie werd van der Donk in zijn dijbeen geschoten. Een Spaanse kameraad heeft hem toen op zijn rug genomen en naar een ambulance gebracht. Omdat hij een gerucht hoorde dat de Spaanse Republiek de Internationale Brigades wilde terugtrekken besloot hij om in augustus 1937 terug naar Nederland te gaan. Met hulp van de consul in Barcelona weet hij Nederland te bereiken maar hij heeft de pech dat hij aan de grens wordt aangehouden en verhoord. Tijdens zijn verhoor verklaart hij:
“Ik ben er geweest tot augustus 1937 en streed aan het Madrileensche en aan het Aragon-front. Ik werd er door een granaat splinter gewond en ben er vrijwillig vandaan gegaan omdat Generaal Franco met de Regeeringstroepen aan het onderhandelen dreigt te gaan. Ik ben volbloed anarchist en moet niets van onderhandelen hebben.”
De opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee tekent er bij aan dat “men zou kunnen afleiden dat hij werkelijk Anarchistische ideeën heeft.” Net als vele andere Spanjegangers raakt hij zijn Nederlandse nationaliteit kwijt. Dit betekende ook dat hij geregistreerd stond als zijnde stateloos en potentieel gevaarlijke anarchist. Hierdoor moest hij tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijd lang onderduiken. Omdat de Nazi’s door zijn vreemdelingenstatus wisten dat hij in Spanje was geweest hebben ze hem een tijd vastgehouden, maar lieten hem uiteindelijk toch gaan. Hij heeft daarna geen verdere problemen gehad tijdens de bezetting.
Ergens tussen 1970 en 1972 heeft Frans pas zijn Nederlanderschap teruggekregen. Zijn laatste jaren heeft hij in Breda doorgebracht. Daar bezoekt de VPRO radio hem in 1984, in wat omschreven wordt als 'een bejaardenhuisje':
“Frans van der Donk schenkt een glaasje limonade in. Aan de muur hangt een portret van Domela en een van de Spaanse anarchist Durruti. Flarden herinnering komen boven; herinnering aan 1936 toen hij – op de fiets- afreisde naar Spanje om te gaan vechten tegen de fascisten (….) “Ik ben in principe tegen geweld zegt Frans op een toon alsof hij deze vraag al voor de honderdste keer moet beantwoorden, maar er moest toen iets gedaan worden tegen het oprukkende fascisme van Hitler en Franco (…). Al wil ik je wel zeggen dat ik nooit met plezier achter het machinegeweer heb gelegen. Maar het moest en ik zou het weer doen.”
Aanvulling Frans van der Donk uit BVD-dossier.
Frans van der Donk trouwt in oktober 1947 met Maria Margaretha Littooij. Er wordt in hun huwelijk een dochter geboren. Zijn echtgenote is lid van de PSP. Het huwelijk wordt ontbonden ergens in 1957. Frans verhuist regelmatig, in 1973 voor enige tijd naar België.
Frans wordt in 1958 ook lid van de PSP maar hij wordt vrij snel weer afgevoerd als lid wegens wanbetaling. Het dossier vermeldt dat er een exemplaar van De Waarheid in zijn woning is aangetroffen.
In 1969 dient hij een naturalisatieverzoek in, dat met de wet 10 april 1970 wordt ingewilligd. De laatste jaren van zijn leven brengt hij door in Breda. Hij wordt lid van anti-militaristische komitee en raakt betrokken bij een demonstratie tegen de Nationale Taptoe in Breda.
- Interview met Frans van der Donk door Rik Vuurmans en Hans Dankaart uit 1985, aanwezig in het archief van het IISG
- ‘Frans van den Donk gesneuveld?’, De arbeider; vrij-socialistisch weekblad, 19-12-1936.
- Brief van der Donk, 8 november 1936, in De Arbeider, Vrij Socialistisch Weekblad, 19-12-1936
- Verhoor door Koninklijke Marechaussee 1-10-1937. Archief ministerie van Justitie 2.09.22, inv nr 16806
- "Een hemel op aarde. Anarchistische ontmoetingen". VPRO Gids 17, 1984
- Rood Rotterdam in de jaren ’30. Uitgeverij Raket, 1984
- Frans van der Donk op https://www.youtube.com/watch?v=Gi3DJHxJ5BY -met dank aan Jan de Waal
- Nationaal Archief: Ministerie van Binnenlandse Zaken, BVD archief (2.04.125), dossiernummer: 25844