Gerard Lutke Meijer publiceert in 1986 het boek “Voorspel Wereldbrand. Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog”. Hierin bundelt hij een bloemlezing van zijn journalistieke werk dat hij schreef tijdens zijn verblijf in Spanje in 1936.
Gerard Lutke Meijer wordt als Gerard Dirk Meijer op 27 december 1904 geboren in Hengelo (Overijssel). Als hij in 1929 trouwt met Jant Lutke voegt hij haar achternaam toe aan zijn achternaam. In eerste instantie om zich te onderscheiden van collega die ook Gerard Meijer heet. Maar ook om zijn vrouw die ook zijn naaste medewerker en assistent is te eren.
Na de lagere school gaat hij naar de tuinbouwschool. Zijn vader is tuinder en Gerard gaat bij hem in de leer. Hij voltooit zijn studie bij een varenkweker. Als zijn vader vrij plotseling overlijdt neemt zij oudste broer het bedrijf over en wordt Gerard meesterknecht.
Gerard is avontuurlijk aangelegd en hij gaat er graag met de fiets op uit. Hij fietst naar Frankrijk, waar hij een artikel schrijft over de anjerteelt. Vervolgens fietste hij door naar San Remo in Italië waar hij ook een artikel over schrijft. Dit stuurt hij voor de aardigheid op naar De Telegraaf, die het prompt plaatst. En het levert hem ook nog twintig gulden op, in die tijd een aardig bedrag.
Hij reist ook op de fiets naar Denemarken met een projector op zijn rug. Hij geeft lezingen met lichtbeeldjes op scholen over Nederland, over de teelt van bloembollen, de drooglegging van de Zuiderzee en de klederdrachten in plaatsjes als Marken en Volendam. Daarmee verdient hij de kost tijdens zijn verblijf in Denemarken. Hij heeft een talenknobbel en het Deens beheerst hij snel.
Gerard voelt zich aangetrokken tot de journalistiek. Als scholier schrijft hij al populairwetenschappelijk stukjes die in de Hengelose Courant worden gepubliceerd. Daarnaast schrijft hij artikelen voor het Vakblad van de Bloemisterij en dat blijft hij 50 jaar lang doen. Na zijn reis door Denemarken treedt hij in dienst van De Telegraaf. De Telegraaf had stenografen nodig en hij beheerst stenografie en was daar behoorlijk snel in. Hij komt op de afdeling buitenland.
Hij verdiept zich in die tijd in Spanje, hij had Spaans geleerd, leest Spaanse kranten en is goed geïnformeerd over de actuele politieke en sociale toestand in het land. Met name het boek Los Latifundios en España (de grote landgoederen van Spanje) van Pascual Carrión, landbouwingenieur bij de Junta Central de Reforma Agraria (Centrale Raad voor Agrarische Hervormingen). Het handelt over het grootgrondbezit, de geschiedenis van het ontstaan en de gevolgen die het grootgrondbezit heeft voor de landarbeiders, die afhankelijk zijn voor werk en inkomen van de landeigenaren, die het regelmatig beter uitkomt om land braak te laten liggen dan het te laten bewerken. Met als gevolg dat de landarbeiders dan zonder werk zitten. Een situatie die vraagt om verandering en verbetering. Gerard onderschrijft deze conclusie en schrijft een bespreking van het boek, die gelezen wordt door een voormalige Nederlandse consul in Madrid. Deze protesteert bij de hoofdredactie, die op dat moment al wat bedenkingen had bij Gerard. Hij had namelijk aangegeven naar Spanje te willen als correspondent van De Telegraaf, om de ontwikkelingen en met name de burgeroorlog die volgens hem op handen was te verslaan. Zijn hoofdredacteur reageert met de woorden: “er komt geen burgeroorlog, en als die er komt, is dat totaal onbelangrijk voor Nederland”. Het is aanleiding hem te ontslaan. Hij krijgt nog wel vijftienhonderd gulden mee. Omgerekend naar de waarde van vandaag is het ongeveer € 14000,-.
Gerard besluit samen met z’n vrouw om het geld te gebruiken om naar Spanje te gaan. Een deel van het geld gebruikt hij om een camera te kopen, het wordt een tweedehands Leica. Deze wordt in Spanje intensief gebruikt, naar eigen zeggen heeft hij er duizenden foto’s mee gemaakt. Zijn boek uit 1986 is rijk geïllustreerd met foto’s - ± 85 - van zijn eigen hand. Overigens is het onduidelijk waar zijn fotoarchief is gebleven.
Het gezin, Gerard Lutke Meijer, zijn vrouw Jant en hun twee kinderen, Koos van 5 jaar en Tineke van 3, vertrekken in maart 1936 met een vrachtboot naar Spanje en vestigen zich in Alcalá de Guadaira, een dorpje vlak bij Sevilla. Later verhuizen ze naar de Triana, de arbeiderswijk van Sevilla.
Gerard haalt zijn portable schrijfmachine tevoorschijn en gaat schrijven. Hij schrijft verslagen van een bezoek aan grotwoningen, een kraakactie in Sevilla, de Semana Santa, de Spaanse keuken, een huurstaking in Triana en andere interessante onderwerpen. Samen met Jant geeft hij een lezing met lichtbeeldjes over “Nederland, land onder de zeespiegel” zoals ze dat ook hadden gedaan in Denemarken. De lezing werd enthousiast ontvangen, en een foto van Gerard en Jant samen met leden van het organiserend comité komt op de voorpagina van de zaterdagkrant.
Ondertussen nemen de politieke spanningen in Spanje toe en dat merken ze aan de censuur op de kranten, het gegeven dat post uit Nederland slecht doorkomt, het toenemen van het aantal politieke moorden en de agressie op straat. Op een gegeven moment krijgen ze van de Nederlandse consul in Sevilla het advies de stad te verlaten omdat de opstand ieder moment kon uitbreken. Ze vertrekken met hun hele hebben en houden naar Barcelona met het idee dat, mocht dat nodig zijn, ze vandaar makkelijk de grens over zouden kunnen komen. Een dag na hun vertrek breekt de burgeroorlog uit. Voor hun vriend Antonio, die hun aan het huis in Triana heeft geholpen, is geen plaats meer in hun trein. Antonio neemt volgende dag de trein, deze wordt beschoten en hij komt daarbij om. Later horen ze dat er drie dagen na hun vertrek in Triana een massale moordpartij heeft plaatsgevonden.
De ochtend na hun aankomst in Barcelona worden ze gewekt door geweerschoten. Gerard, die zichzelf omschrijft als pacifist en antimilitarist, bevindt zich opeens midden in het oorlogsgeweld. Na twee dagen waagt hij zich op straat met zijn camera, en raakt deze bijna kwijt aan een groepje milicianos die denken dat het een wapen is. Hij begint in hoog tempo artikelen te schrijven die hij naar verschillende kranten stuurt, naar de Nieuw Rotterdamse Courant en de Nieuwe Gazet, maar ook naar zijn voormalige werkgever De Telegraaf. Deze plaatst een artikel op 27 juli 1936. Of Gerard ervoor betaalt heeft gekregen is niet duidelijk. Er komen ook van de andere kranten positieve reacties, ze vragen om meer artikelen. Hij zet de werkwijze in de komende periode voort, schrijft aan de lopende band artikelen en verstuurt ze naar verschillende kranten. Er is genoeg om over te schrijven, er gebeurt iedere dag wel wat en er zijn veel veranderingen die doorgevoerd worden. Zo schrijft hij over de straatgevechten in Barcelona, de vorming van de volksmilities, de belegering van het Alcazar van Toledo, de collectivisatie van bedrijven en landgoederen, de vorming van de Internationale Brigades en de hervormingen in het onderwijs.
Hij heeft een interview met Durutti, de populaire aanvoerder van de volksmilities die hem het een en ander uitlegt over de anarchistische milities en hun discipline die niet voortkomt uit opgelegde autoriteit maar uit innerlijke motivatie. En hij zoekt samen met zoon Koos Fanny Schoonheyt op in het hospitaal op Montjuich waar ze was opgenomen vanwege problemen met haar nieren. Als hij op straat naar haar vraagt, ontdekt hij dat ze goed bekend is bij de Catalanen en als een ware heldin wordt gezien. In eerste instantie is ze niet zo happig om met hem te praten omdat ze heeft gehoord dat Gerard voor De Telegraaf schrijft. Maar ze draait bij, misschien ook door de aanwezigheid van Koos, en vertelt toch het een en ander over haar belevenissen.
De artikelen die Gerard schrijft en opstuurt gaan allemaal langs de censuur, en die is niet altijd even gelukkig met wat hij schrijft. Ook het feit dat hij artikelen schrijft voor een krant waarvan de politieke opstelling ook in Spanje wel bekend was, namelijk De Telegraaf, valt niet zo best. Daar komt bij dat De Telegraaf naast artikelen van Gerard ook andere artikelen over de Burgeroorlog plaatst met een meer pro-Franco invalshoek. Alle artikelen werden niet ondertekend en dus ook de negatieve artikelen worden Gerard aangerekend. Hij krijgt meerdere waarschuwingen. Als hij op een gegeven moment hoort dat er gewapende militieleden voor hem aan de deur zijn geweest, is de maat vol en besluiten ze terug te keren naar Nederland. Het is dan november 1936.
Terug in Nederland heeft hij moeite om weer als journalist aan de slag te raken. De Telegraaf wil alleen artikelen die wat sensatie te bieden hebben, en andere kranten willen hem niet omdat hij voor De Telegraaf heeft geschreven. Hij heeft wat losse baantjes tot de oorlog uitbreekt. Hoe hij de oorlog is doorgekomen is niet duidelijk. Na de oorlog krijgt hij een baan als censor bij de post om economische delicten te achterhalen, waarbij zijn talenkennis hem goed van pas komt. Daarna runt hij een persbureau. Halverwege de jaren ‘50 treedt hij in dienst bij het Rotterdams Nieuwsblad waar hij tot zijn pensionering voor blijft schrijven.
Daarnaast schrijft hij boekjes voor de zgn. AO-reeks (Actuele Onderwerpen). Deze reeks wordt uitgegeven door Stichting IVIO (instituut voor Individuele Ontwikkeling) die is opgericht door de pedagoog Philip Kohnstam. Het zijn boekjes van ongeveer 20 pagina’s die vooral gericht zijn op onderwijs en educatie. Hij schrijft over zeer uiteenlopende onderwerpen zoals de Vikingen, vulkanisme, letterkunde, geologie, geografie en de Griekse oudheid. Hij heeft er ± 15 geschreven.
Daarnaast heeft hij ook titels op zijn naam staan over historische onderwerpen, zoals De walvisvaart, De Amsterdamse haven door de eeuwen heen, Het levend verleden van de Jordaan: autobiografie van een zich vernieuwende wijk, Het levend verleden van Vlaardingen: autobiografie van de haringstad, Het levend verleden van Schiedam: autobiografie van de brandersstad. Voor de “levend verleden”-boeken maakt hij gebruik van oral history. Ook waagt hij zich aan het schrijven van enkele romans: Dominé, de vrouw is moeder en Olie in het vuur en hij geeft een dichtbundel onder de titel Ik Nacissus en de bron uit in eigen beheer.
Zijn stukken die hij in Spanje heeft geschreven, heeft hij zorgvuldig bewaard. Met het naderen van de datum dat het 50 jaar geleden is dat de Spaanse Burgeroorlog is uitgebroken besluit hij zijn materiaal om te werken tot een boek. Hij maakt een selectie, waarop deze gebaseerd is niet duidelijk. En hij verandert ook het een en ander; uiteraard de spelling. Maar hij wijzigt ook stukken. Zo eindigt hij het interview met Durutti met een enigszins sarcastische opmerking: “Zal Durutti later terugkeren naar zijn fabriek, waar men zijn plaatsje nog heeft vrijgehouden, om weer motorassen te maken, of onderdelen van geschut of dorsmachines? Of zal hij met zijn legers voortrollen, land onteigenend en moordend, tot het geheele land rood is, gelijk Aragon en Catalonië, waar hij is gepasseerd?” Deze zin is in 1986 verdwenen. Op zich begrijpelijk, omdat Durutti in november 1939 is omgekomen. Maar het verhult wel zijn visie op Durutti.
Maar mogelijk is dat ook de bedoeling, omdat hij de stelling huldigt dat je als journalist onafhankelijk moet blijven en je objectiviteit moet bewaren. En deze opmerking over Durutti geeft wel duidelijk zijn eigen mening weer. Overigens is dit wel een van de weinige plekken waar hij dat doet. In een begeleidende brief bij artikel dat hij naar De Telegraaf stuurt verwoordt hij het als volgt: “Ik streef er naar objectief te zijn, maar ik heb hier de moeilijke taak te schrijven over feiten, die U in Holland niet welgevallig zijn. Beleefd groetend, G.D. Lutke Meijer”. Zoals al gezegd bestempelt hij zichzelf als antimilitarist en pacifist. Uit zijn stukken, zoals die over de huurstaking in Triana en de grotbewoners geeft hij wel duidelijk blijk van een sociale en maatschappelijke betrokkenheid. Hoewel hij bij het uitbreken van de Burgeroorlog min of meer toevallig aan de republikeinse kant terecht komt, heeft hij geen enkele sympathie voor de kant van de opstandelingen. Maar een uitgesproken politieke stellingname vind je bij hem niet.
Gerard Lutke Meijer overlijdt op 16 december 1989, net na het 60-jarig huwelijksfeest met Jant. Ze wonen dan in Amsterdam. Het gezin is na de terugkeer uit Spanje nog uitgebreid met een dochter en bij het overlijden zijn er vijf kleinkinderen en vier achterkleinkinderen.
- Voorspel Wereldbrand. Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog. Gerard Lutke Meijer. Amsterdam 1986.
- "Zijn taak was niet te vechten, maar te schrijven. De buitenlandse correspondent en de contrarevolutie van Generaal Franco. Cherry Duyns" in: Luizen in de pels. 100 jaar journalistiek in Nederland. Martin van Amerongen, Jan Blokker, Herman van Run (red.). Amsterdam 1984.
- IISG: Gerard Lutke Meijer Papers