Lou Lichtveld

Lodewijk Alphonsus Maria
Lichtveld
Geboren:
Parimaribo
7 november 1903
Overleden:
Hilversum
10 juli 1996
Levensbeschrijving: 

Op 21 januari 1903 trad Marinus Fransiscus Alphonsus Lichtveld in het huwelijk met Francis Jacoba Rosheuvel. Op 7 november van dat jaar werd Lodewijk Alphonsus Maria Lichtveld, roepnaam Lou, geboren. Later werden in het gezin nog acht kinderen geboren. Alle kinderen kregen als laatste doopnaam Maria, een duidelijke aanwijzing voor het katholieke geloof van het gezin. Het gezin woonde in Paramaribo.

De overgrootmoeder van Lou, Margaretha Wilhelmina Lichtveld, was een gemanumitteerde, dat wil zeggen vrijgemaakte, slavin van Indiaanse afkomst. Bij haar manumissie had ze bij resolutie van de Gouverneur-generaal de achternaam Lichtveld gekregen. Zij leefde in concubinaat met Gijsbertus Marinus Muller, een nazaat van in de 18de eeuw naar Suriname geëmigreerde Duitsers. Hun zoon, Gustaaf Lichtveld, was de grootvader van Lou. 

Lou’s grootmoeder van de kant van zijn moeder was eveneens een gemanumitteerde Indiaanse. Over de grootvader van moeders kant is geen zekerheid, maar er zou sprake zijn van Frans bloed.

De vader van Lou was werkzaam op het kantoor van de Koloniale Ontvanger en Betaalmeester in Paramaribo, waar hij het bracht tot hoofdcommies, de hoogste functie die bereikbaar was voor niet-blanken. Zijn moeder was onderwijzeres op een Hernhutter school. De Hernhutters, ook wel bekend als de Evangelische Broedergemeente, is een Duits geloofsgenootschap dat ook in Nederland actief is en die zich richtte op de zending en vooral in Suriname actief is.

Ondanks deze werkkring van moeder is het gezin overtuigd katholiek. Wekelijks gaat men ter kerke en alle jongens worden misdienaar. Lou gaat naar de bewaarschool van de zusters Franciscanessen en vervolgens naar de St. Paulusschool, bestierd door de Fraters van Tilburg. 

De Surinaamse samenleving is vrij sterk gesegregeerd, en de Lichtvelds vielen er een beetje tussenin. Ze behoorden niet tot de witte bovenlaag en ook niet tot de Afro-Surinamers. Hoewel ze Indiaanse roots hadden hoorden ze niet echt tot die groep. En ook met de Hindoestanen en Javanen was er nauwelijks contact. Wel waren ze sterk gericht op de Nederlandse cultuur. Daar hoorde muziekles bij, Lou kreeg pianolessen, en ook was er veel aandacht voor de Europese literatuur. En het onderwijs was sowieso heel erg op Nederland gericht: bij aardrijkskunde stond de topografische kaart van Nederland centraal en geschiedenis ging vooral over de Tachtigjarige oorlog, de Gouden Eeuw en aanverwante onderwerpen. Maar Lou heeft via zijn familie ook heel veel meegekregen over de Surinaamse cultuur en ook dat heeft hem gevormd.

Als Lou 10 jaar oud is mag het gezin Lichtveld met “koloniaal verlof” naar Nederland. Ze vinden woonruimte in ’s-Hertogenbosch en Lou is daar een half jaar op school geweest. Toen zijn ouders teruggingen naar Suriname ging hij naar een kostschool in Roermond, het klein seminarie van de Redemptoristen bij de Kapel in ’t Zand. Na een jaar gaat hij weer terug naar Suriname; hij heeft problemen met zijn gezondheid, met name door het Nederlandse klimaat maar hij heeft ook heimwee.

Terug in Suriname gaat hij naar de Paulusschool van de Fraters van Tilburg. Hij doorliep het standaard Mulo-curriculum van de school wat overeenkwam met het niveau van de 3-jarige HBS. Daarnaast kreeg hij privélessen in Grieks en Latijn. Na het behalen van het Mulodiploma deed hij examen voor de akte van vierderangshulponderwijzer. Daarmee kon hij aan de slag als hulponderwijzer op een R.K.-armenschool. In 1920 haalde hij ook de derderangs akte, wat ongeveer gelijk stond aan het Nederlandse onderwijzersexamen. Hij verdiende met zijn onderwijzersbaan zijn eigen salaris, en droeg bij aan het gezinsinkomen. Ook had hij geld om boeken te kopen, met name Nederlandse, maar ook Engels literatuur.

Hij gaat ook verder met muzieklessen, piano-, fluit- en orgelles, maar ook solfège, compositie en muziekgeschiedenis. Zijn leraar, een missionaris, bezorgt hem de baan als organist van de kathedraal in Paramaribo. En hij richt een studentenorkest op dat hij zelf dirigeert.

In 1922 vertrekt hij naar Nederland, om verder te studeren, maar ook om meer op te kunnen snuiven van de Europese culturele sfeer, waar hij in Suriname al aan had kunnen ruiken. Hij vestigt zich in Amsterdam. Lou wil zich in Nederland eigenlijk verder bekwamen in de muziek, maar zijn vader zag daar geen heil en geen brood in. Daarom werd het in eerste instantie een studie MO-Nederlands. De manier waarop er gedoceerd wordt zint hem niet en hij geeft er al gauw de brui aan. Maar hij kan aan de slag in de muziek, de Bonefatiuskerk biedt hem een plaats als organist, en hij kan tevens onderwijzer worden op de parochiale lagere school. Daarnaast kan hij les gaan geven op een muziekschool in Utrecht. En hij kan aan de slag als muziekrecensent, in eerste instantie voor de Maasbode, later ook voor andere kranten o.a. De Telegraaf. Hij bezocht veel concerten en raakte zo bevriend met musici. 

Hij ging ook zelf componeren. Een aantal van zijn composities werden uitgevoerd en uitgegeven, en hij kreeg ook lovende besprekingen. Maar zijn muzikale oeuvre is vrij beperkt gebleven.

Zijn eerste stappen op het literaire pad werden gezet met de uitgave van een dichtbundel. Daarmee kwam hij ook in aanraking met andere schrijvers en raakte betrokken bij literaire periodieken, eerst vooral in de katholieke hoek. Maar het katholieke milieu begon hij steeds meer als burgerlijk en benepen te ervaren, en de bemoeienis van kerkelijke autoriteiten met de inhoud kon hij slecht verdragen. Hij schoof steeds meer op richting progressieve en non-conformistische opvattingen. Uiteindelijk noemt hij zichzelf anarcho-socialist, en ook ‘een partijganger zonder partij’. 

Hij begon ook aan zijn eerste prozawerk, waarbij hij voor het eerst het pseudoniem Albert Helman gebruikte. Hij schreef veel onder pseudoniem – in zijn biografie Rusteloos en overal van Michiel van Kempen is een lijst met 50 verschillende pseudoniemen opgenomen die hij gedurende zijn leven gebruikt heeft – maar Albert Helman is de meest gebruikte en ook de naam waaronder hij het best bekend is. In 1926 verscheen zijn eerste boek in druk, Zuid-zuid-west over Suriname. Voor een deel essay, met stukken geschiedenis en met een autobiografische insteek. Anton de Kom, de schrijver van Wij slaven van Suriname, haalt in zijn boek citaten uit Zuid-zuid-west aan waarmee hij duidelijk maakt dat het een inspiratiebron voor hem is. De twee hebben elkaar echter nooit ontmoet.

In 1927 trouwt Lou met Lenie/Leentje Mengelberg, nichtje van de beroemde dirigent Willem Mengelberg, die hij had leren kennen naar aanleiding van een reactie van haar op een nogal negatieve recensie van Lou over haar oom. Het echtpaar vestigt zich in Abcoude. Ze krijgen 3 kinderen, een jongen en twee meisjes.

Een onderwerp dat Lou erg aanspreekt is de film. In 1927 is de Filmliga opgericht door een groep cineasten, journalisten en filmliefhebbers die zich afzet tegen de film als oppervlakkig amusement en die vernieuwing zoekt. Hier leert hij Joris Ivens kennen. Ivens wil film en geluid combineren en vraagt Lou de muziek te componeren bij zijn films Regen en Philips Radio. In 1966 krijgt hij de gelegenheid Regen weer te zien in New York, maar dan blijkt Ivens, de ‘communistische schoft’, de muziek van Lichtveld weggehaald te hebben en wordt de film begeleid door een pianist.

In april 1931 vertrekt hij naar Spanje, omdat dat na het uitroepen van de Tweede Spaanse Republiek het land is waar veel gebeurt op vlak van sociale verandering die ook aansluit op zijn linkse ideeën. Maar ook omdat het leven in Spanje relatief goedkoop is. En om Spaans te leren, omdat dat voor iemand afkomstig uit een Latijns-Amerikaans land nuttig zou zijn, zo was hem verteld. Lichtveld heeft een talen knobbel en Spaans heeft hij snel onder de knie. Hij gaat naar Barcelona en vestigt zich met zijn gezin in San Cugat, een klein dorpje net ten westen van Barcelona. Het is de voormalige woning van een markies, ruim opgezet en met een flinke lap grond er omheen. Het werd door het gezin Casa Holanda gedoopt. Er komen heel regelmatig bezoekers over de vloer, Nederlanders maar ook buitenlanders, die voor kortere of langere tijd blijven. 

Iemand die een aantal maanden bij de Lichtveld’s in huis heeft gewoond is Fanny Schoonheijt. Via de uitgever van Lichtveld, met wie ze bevriend is, komt ze in contact.  In 1934 is ze naar Spanje vertrokken om daar als correspondent aan de slag te gaan. Dat lukt niet erg. Na haar verblijf in huize Lichtveld vertrekt ze naar Barcelona. Bij het uitbreken van de Burgeroorlog sluit ze zich aan bij de milicias en gaat naar het front bij Zaragoza. Daar raakt ze gewond en belandt in het ziekenhuis in Barcelona. Lichtveld bezoekt haar daar. Als ze hersteld is vertrekt ze weer naar Zaragoza. Later vertrekt Lichtveld ook naar dat front en in de reportage die daaruit voortvloeit heeft hij het over milicianas, maar vooral over de blauwe overalls die ze droegen en die niet erg flatteerden volgens hem. Maar niets over Fanny, die intussen beroemd was binnen de brigades als ‘de koningin van de mitrailleur’, terwijl ze toch heel dicht bij elkaar in buurt waren. Of er sprake is geweest van een conflict of verwijdering is niet duidelijk. Een aantal jaren later, 1948, ontmoeten ze elkaar weer op Curaçao waar Fanny op dat moment woont en Lichtveld op bezoek is.

Lichtveld heeft afspraken met De Groene Amsterdammer en NRC over het leveren van artikelen, voor de Groene over muziek en literatuur, aan het NRC was hij verbonden als correspondent. Maar als het zo uitkomt ook voor andere bladen. Voor De Groene schrijft hij ook meer algemene artikelen. Zo schrijft hij over de positie van de vrouw in Spanje, een artikel over vrouwenkiesrecht en over de vrouw als stierenvechtster. Van het eerste vindt hij dat de Spaanse vrouw daar nog niet aan toe was. Daarbij speelt mee dat het vrouwenkiesrecht voor het eerst werd toegepast bij de verkiezingen van 1933, waarbij de vrouwen massaal op de rechtse, katholieke partij stemden. Bij het tweede vindt hij de vrouwelijke stierenvechter wel een teken van emancipatie, maar hij besluit het artikel met het verslag van een corrida de toros met een “torera”, die hij een aanfluiting vindt voor het stierengevecht. 

Daarnaast vertaalt hij poëzie en proza en schrijft ook eigen werk. Eén van de boeken die hij in Spanje schrijft is de roman Aansluiting gemist die 1934 verschijnt. Het handelt over Duitse emigranten, joden, socialisten en communisten, die zich, op de vlucht uit hun geboorteland, in Barcelona proberen te vestigen. Hij schetst als het ware een aantal portretten van mensen afkomstig uit verschillende lagen van de bevolking. Het ene portret leidt naar het volgende en hij toont de uiteenlopende wijzen waarop de geportretteerden omgaan met hun emigrantenbestaan. Maar hij beschrijft ook de spanningen, intriges, jaloezie en de valse hoop in de Duitse kolonie.

In 1981 verschijnt er een heruitgave van het verhalende proza van Helman, zo ook van Aansluiting gemist. Hij schrijft er een nawoord bij, waarin hij zich afvraagt of het boek niet ontijdig is verschenen, en door de actualiteit is achterhaald. Hij is in het boek nogal hard in zijn oordeel over emigranten, een hardheid die hij verklaart omdat hij nog niet wist welke tragedie erop zou volgen. Hij kent wel een zekere documentaire waarde toe aan het boek. Het legt ook een tijdsbeeld vast. Daarnaast geeft hij aan dat hij het boek ook gebruikt heeft om te experimenteren met de tijd van de taal – tegenwoordige en verleden tijd – en het als zodanig ook zijn nut heeft gehad.

Hij geeft in dit nawoord ook aan dat zijn tijd in Spanje, vanwege de politieke profilering die er in dat land plaats vond, van belang is geweest voor zijn politieke ontwikkeling. Hij geneest er, zoals in het nawoord schrijft, van zijn “sovjet-ofilie”. Het alleen maar toeschouwer zijn, was in Spanje onmogelijk. Hij verbindt zich steeds meer met de anarchisten. Voor het NRC was dat een reden om niet meer van diensten gebruik te maken. Hij gaat de POUM helpen op hun persbureau met het opstellen van verklaringen en persberichten. Hier ontmoet hij Eric Blair, later bekend geworden onder het schrijverspseudoniem George Orwell. Zijn politieke relaties brengen hem in beeld bij de verschillende geheime diensten aan de kant van de republiek. De SIM, de inlichtingendienst van de Internationale Brigade, maakt een rapport waarin een inventarisatie wordt gemaakt van “Trotzkisten” en aanhangers van de POUM. Bij Lichtveld staat alleen de opmerking “Hollaender, Schriftsteller”. In dezelfde lijst wordt ook “Señora Blair” genoemd, maar Eric niet. 

Lichtveld wordt twee keer opgepakt, de eerste keer vanwege een telegram van De Groene waarin in het Frans gevraagd werd naar (een artikel over) de methode van informatievergaring van de regering en de rebellen. De anarchistische dorpsraad, niet bekend met het Frans en de telegramstijl, die het bericht onder ogen kreeg, zag er een opdracht tot spioneren in en maakte aanstalten hem te arresteren. Met Lichtveld bevriende anarchisten die wisten hoe makkelijk een arrestatie van een vermeende fascistische misdadiger kon uitlopen op een standrechtelijke executie, namen hem preventief in hechtenis. Ze weigeren hem uit te leveren tot de zaak uitgezocht en opgehelderd is. En zo komt hij na bijna 24 uur weer vrij en kan hij De Groene een interessant verhaal leveren.

De tweede keer wordt hij gearresteerd door de GPOE, de beruchte Sovjet-geheime dienst, die in het republikeinse Spanje vrij spel heeft. Hij wordt verhoord maar vrij snel weer vrijgelaten, maar de grond wordt hem toch te heet onder de voeten en hij besluit uit Spanje te vertrekken.

Zijn gezin was al in oktober 1936 om veiligheidsredenen vertrokken uit Spanje. Overigens was het huwelijk met Leentje al min of meer gestrand. Lichtveld had in Barcelona de Duitse kunstenares Lili Cornills ontmoet. Zij liet hem kennismaken met de Duitse emigrantenkolonie die hij in Aansluiting gemist portretteert. Maar zij wordt ook de grote liefde van zijn leven. Zij bleven bij elkaar tot de dood van Lili op 22 december 1962.

Na zijn terugkeer uit Spanje bundelt hij zijn waarnemingen en analyses in een boek onder de titel De Sfinx van Spanje, met als ondertitel beschouwingen van een ooggetuige. In het voorwoord schrijft hij: “Men beschouwe deze, ongetwijfeld door het temparament gekleurde waarnemingen en betrachtingen, als het oordeel van een onafhankelijk en vrij mens’. Het boek begint met een geschiedenis van Spanje in vogelvlucht, aangevuld met ooggetuige verslag van Lichtveld van het verloop van de Burgeroorlog. Hij beschrijft ook een bezoek aan het front in Aragon, waar hij met een geweer in de hand naar de voorste linies gaat. Maar het is ook de laatste keer dat hij een geweer oppakt. Hij heeft het front voldoende ervaren om te weten dat zijn pen voor hem een meer geschikt wapen is.

Na een kort verblijf in Nederland vertrok Lichtveld met Lili naar Mexico en ze vestigen zich in Mexico-Stad. Hij gaat aan de slag als correspondent onder andere voor Het Volk en ook weer voor De Groene. In Mexico zitten veel Spaanse vluchtelingen waaronder enkele schrijvers en andere kunstenaars waar ze contact mee maken. Ook gaan ze om met Mexicaanse kunstenaars, zoals Diego Rivera en Frida Kahlo. In februari 1939 keert Lichtveld weer terug naar Nederland.

Terug in Nederland wordt de scheiding met Leentje Mengelberg officieel afgerond. Hij vestigt zich in Amsterdam, waar Lili zich later bij hem voegt. Ze trouwen en omdat Lili een Reichsduitse is moet Lou een ariërverklaring overleggen. Deze buiging van de Nederlandse overheid voor de Duitse rassenwetten stuit hem zeer tegen de borst, maar hij heeft geen andere keuze. Hij schakelt een broer in Suriname in om de verklaring te laten opstellen. De notaris Abraham Samson maakt de verklaring, en dat vond Lou dan wel weer grappig: een joodse notaris die over een halve indiaan een ariërverklaring opstelt.

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 verandert er veel voor Lichtveld. Hij is in de jaren ’30 door de inlichtingendienst in de gaten gehouden vanwege zijn vermeende communistische sympathieën en zijn verblijf in Spanje. Hij heeft echter via contacten in militaire kringen zijn dossier laten vernietigen. Daardoor loopt hij minder gevaar tijdens de bezetting. 

Zijn uitgever de Arbeiderspers werd al in juli 1940 onder bewind van een NSB’er gesteld, wat voor Lichtveld reden was te vertrekken. De adjunct-directeur van de Arbeiderspers vertrekt ook en zet een nieuwe uitgeverij op, ABC. Het wordt ook de uitgeverij van Lichtveld en zou dat twintig jaar blijven. Na de Februaristaking werden alle joodse werknemers bij de Arbeiderspers ontslagen. Zij konden direct bij ABC terecht. Uiteraard sloot Lichtveld zich niet aan bij de Nederlandse Kultuurkamer, die de arische kunstenaars moest verenigen, en klaarmaken voor de aansluiting bij Groot-Duitsland, en die joodse en ‘ontaarde’ kunstenaars moest uitsluiten. Zonder aansluiting bij de Kultuurkamer mocht een kunstenaar zijn beroep niet uitoefenen. Lichtveld schrijft mee aan een oproep om je als kunstenaar niet aan te sluiten. Voor degenen die zich niet aansluiten bij de Kultuurkamer wordt steun georganiseerd. Licht veld levert ook daar zijn bijdrage aan.

Lichtveld sloot zich aan bij het verzet, zoals ook zijn boers en zussen die in Nederland verbleven en ook zijn twee dochters deden verzetswerk, overigens zonder dat van elkaar te weten. Hij had in de Spaanse Burgeroorlog al ontdekt dat zijn pen het wapen was wat hem het beste lag. Zo schreef hij in De Vrije Kunstenaar, opgericht door Gerrit van der Veen, en waar ook Jan van Gilse en zijn zoon Maarten van Gilse bij betrokken waren. Daarnaast schreef hij pamfletten en gedichten. Tijdens de bezetting woonde hij in bij de letterkundige, essayist, dichter en vertaler Nico Donkersloot in de Wolkenkrabber, toen het hoogste gebouw van Amsterdam, aan wat toen het Daniel Willinkplein heette en dat na de oorlog werd omgedoopt tot Victorieplein. Het appartement van Donkersloot is een broeinest van verzet. Lichtveld ontmoet daar onder andere Wil Sandberg, Hans Snoek en Johan Brouwer. 

Lichtveld is betrokken bij de oprichting van een speelgoedhandel die gaat dienen als een dekmantel van illegale activiteiten. Achter een wand opgebouwd uit dozen met spelletjes worden spullen bewaard van onderduikers. Ook de vervaardiging van vervalste identiteitsdocumenten en andere papieren voor de illegaliteit vindt hier plaats. Lichtveld is goed in het vervalsen van handtekeningen. Het is de uitvalsbasis van de verzetsgroep RR (Rolls Royce) die een koeriersdienst opzet en ook andere hand- en spandiensten doet voor verschillende verzetsgroepen.

Na de oorlog begint de periode van de wederopbouw, in de eerste plaats in economisch, maar ook in politiek, sociaal en cultureel opzicht. Voor het eerste zorgt de Marshall-hulp. En de kabinetten met Willem Drees als minister-president zorgen voor een meer sociaal en solidaire samenleving. Maar vernieuwing wat betreft politiek en kunst en cultuur, waar Lichtveld zijn hoop op had gevestigd, blijft er toch erg veel bij het oude. Al in de laatste oorlogsjaren heeft hij samen met kunstenaars rond de Vrije Kunstenaar nagedacht over de vernieuwing binnen de Nederlandse kunst en cultuur. Daarbij wordt onder andere gedacht aan de versteviging van de positie van de schrijver. Lichtveld maakt met andere schrijvers een eerste opzet voor nieuw auteurscontract. En er zou een Federatie van Beroepsverenigingen van kunstenaars moeten komen. Uiteindelijk komt daar niets van terecht.

Belangrijk na de oorlog en bezetting is ook de zuivering. De collaborateurs en meelopers met de bezetter moeten worden opgespoord. Lichtveld neemt zitting in de commissie voor de zuivering van het radio- en omroeppersoneel. Hij moet zelf ook getuigen voor de commissie die de schrijvers doorlichtte, waarbij hij ook ondervraagd wordt over collega-schrijvers. Uiteindelijk levert dat niet veel op en met de resultaten wordt nauwelijks iets gedaan. Het maakt dat hij het vertrouwen in de zuiveringen verliest.

Met zijn roots in een Nederlandse kolonie heeft Lichtveld veel interesse in het onderwerp dekolonisatie. De ontwikkelingen in Nederlands-Indië volgt hij dan ook op de voet. Hij pleit voor een zelfstandige positie binnen het Rijksverband. En hij ageert fel tegen de politionele acties, die hij ziet als een neokoloniale oorlog. Als de PvdA, daarmee Het Vrije Volk, geen afstand neemt van de politionele acties verbreekt hij de band met die krant.

In 1946 vertrekt hij naar Suriname en is hij na 24 jaar weer terug op zijn geboortegrond. Hij gaat als schrijver en journalist, maar ook om zich te oriënteren op toekomst van het land. Overigens zijn de autoriteiten in Suriname niet zo blij met de komst van de “oproerkraaier” Lichtveld; al zijn gangen worden gevolgd door een politie-inspecteur. De inspecteur volgt hem ook naar een bijeenkomst waar hij een lezing houdt over de positie en de toekomst van Suriname. Na afloop van de bijeenkomst schiet de inspecteur hem aan en zegt dat hij zo geboeid was door zijn lezing dat hij is vergeten aantekeningen te maken. Of Lichtveld wil herhalen wat hij gezegd heeft, en dat doet hij bereidwillig. 

Veel discussie gaat in Suriname over zelfbestuur en eventuele onafhankelijkheid. Lichtveld mengt zich in deze discussie, waar hij zich op het standpunt stelt dat vooral gekeken moet worden naar de toekomstige rijksstructuur en de plaats van Suriname daarbinnen. Hij is een tegenstander van onafhankelijkheid; Suriname is daar nog niet aan toe en bovendien te klein voor een zelfstandige staat. De relatie met Nederland moet verbeterd worden, maar een radicale breuk ziet hij niet zitten. Hij ergert zich over de verdeeldheid in Suriname langs etnische lijnen. Daarnaast ziet hij ook veel armoede en verwaarlozing en gebrek aan initiatief.

Hoewel hij zich op politiek vlak niet heeft gebonden in Suriname, wordt hij 1949 gevraagd of hij minister van Onderwijs wil worden in de dan gevormde landsregering. Hij stemt toe en wordt en passant ook minister van gezondheidszorg. Hij heeft duidelijke ideeën over wat er moet gebeuren en hoe het aan te pakken, en steekt voortvarend de handen uit de mouwen. Hij zorgt voor de oprichting van de Surinaamse Kweekschool en de Algemene Middelbare School, een soort 3-jarige HBS. Hiermee nam de afhankelijkheid van Nederland voor een vervolgopleiding behoorlijk af. Hij had als kind aan den lijve, samen met al zijn broers en zussen, ondervonden wat het was om ver van thuis een opleiding te volgen. Lichtveld heeft goede bedoelingen en veel inzet maar het lukt hem niet om in het wespennest van de Surinaamse politiek voldoende tactisch te manoeuvreren en alle weerstand te overwinnen. In januari 1951 is voor hem de kous af en biedt hij zijn ontslag aan. 

Hij komt in 1954 terug als overheidsdienaar in de functie van voorzitter van de Rekenkamer. Zijn vader had bij de voorganger van deze organisatie gewerkt. Ook hier komt hij met voorstellen voor administratieve verbeteringen en het wegwerken van misstanden, maar ook hier maken het lijdelijk verzet van bewindslieden en ambtenaren, het nepotisme en het gesjoemel waar hij als minister ook al mee te maken had, dat er niet veel veranderde. Hij vervult de functie tot 1960. Daarna wordt hij gevolmachtigd minister van Suriname in New York, in feite diplomaat bij de Verenigde Naties. Hij woont er als waarnemer internationale conferenties bij. Het geeft hem de gelegenheid veel te reizen en buitenlandse contacten te leggen. De relatie met zijn baas, de minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, die regelmatig racistische grapjes maakt, was op zijn zachts gezegd moeizaam. In 1969 krijgt hij eervol ontslag vanwege de pensioengerechtigde leeftijd.

Lichtveld’s grote liefde Lili Cornet is in december 1962 overleden. Ze had al langer hartproblemen waar ze al verschillende keren voor behandeld is. Het kost hem veel tijd om over het verlies heen te komen. Bij zijn werk voor de Verenigde Naties in New York had hij een secretaresse van Buitenlandse Zaken ontmoet, Thera Rebel, 25 jaar jonger dan hij, maar hij valt voor haar charmes. En hoewel hij nog niet over het verlies van Lili heen is, treden ze in september 1965 in het huwelijk. Het huwelijk houdt echter geen stand, in augustus 1974 besluiten ze tot een scheiding.

Intussen is op 25 november 1975 Suriname onafhankelijk geworden. Lichtveld is mordicus tegen en steekt dat niet onder stoelen of banken. Hij schrijft er uitgebreid over in verschillende bladen. En hij had het voorspeld, het land gaat bergafwaarts na de onafhankelijkheid. De “sergeantscoup” van 1980 komt voor hem dan ook niet onverwacht, maar hij ziet niet hoe ze de revolutie die ze veroorzaakt hebben, kunnen consolideren. De coupplegers vragen hem naar Suriname terug te keren, maar daar ziet hij niets in. De decembermoorden in 1982 grijpen hem sterk aan, en hij kiest de kant van het verzet tegen Bouterse. Hij steunt Ronnie Brunswijk, ook financieel. Ook na het herstel van de burgerregering blijft hij de ontwikkelingen in Suriname uiterst kritisch volgen.

Aan het eind van zijn leven, in 1992, wordt Lichtveld nog eenmaal betrokken bij de Spaanse Burgeroorlog; het Verzetsmuseum in Amsterdam organiseert een tentoonstelling over Nederlanders en de Spaanse Burgeroorlog onder de titel “En gij … wat deed gij voor Spanje?”. Lichtveld wordt geïnterviewd en hij schrijft het nawoord in het boekje bij de tentoonstelling dat onder dezelfde naam verschijnt. Hij zegt daarin: “Wij leven in een wereld geregeerd door politici die steevast speculeren op het korte geheugen van de massa voor hun blunders en kortzichtige “leiding” terwijl ze zelf hun succesjes breed uitmeten. Juist daarom is het niet alleen nuttig, maar zelfs noodzakelijk om bij tijd en wijle bepaalde episodes weer in hun juiste daglicht te stellen, pijnlijke gebeurtenissen weer op te rakelen en zo mogelijk enige lering daaruit te trekken voor de toekomst, …”.

Lou Lichtveld overlijdt op 10 juli 1996 in zijn huis in Hilversum. 

Bronnen: 
  • Rusteloos en overal. Het leven van Albert Helman. Michiel van Kempen, Haarlem 2016
  • De sfinx van Spanje. Beschouwingen van een ooggetuige. Lou Lichtveld, Rotterdam 1937
  • Aansluiting gemist. Albert Helman, Rotterdam 1936 en ’s Gravenhage 1981.
  • Fanny Schoonheyt, een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog. Yvonne Scholten, Amsterdam 2011
  • Wij slaven van Suriname. Anton de Kom, Amsterdam 2021
  • De Groene Amsterdammer, Historisch archief, jaargangen 1931 - 1937.
Auteur: 
Rik Vuurmans
Laatst gewijzigd: 
22-06-2021
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Schrijver, journalist
Overtuiging: 
anarcho-socialist
Woonplaats: 
San Cugat
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
april 1931
Datum terugkeer: 
februari 1937
Nederlanderschap afgenomen: 
nee
Vader: 
Marinus Fransiscus Alphonsus Lichtveld
Beroep vader: 
Hoofdcommies
Moeder: 
Francis Jacoba Rosheuvel
Beroep moeder: 
Onderwijzeres
Datum getrouwd: 
20-07-1927
Partner: 
Leentje Mengelberg
Kinderen: 
3
Datum getrouwd 2: 
07-09-1939
Partner 2: 
Lili Cornills
Partner 3: 
Thera Rebel