TEICH, Erich

Erich
Teich
Geboren:
Berlijn
10 oktober 1914
Overleden:
Praia das Maçãŝ
26 augustus 1943
Levensbeschrijving: 

Het levensverhaal van Erich Teich is tragisch en strijdbaar. Hij had een Amsterdamse moeder en kreeg een Zaanse stiefvader, maar zijn eigen vader was Duits en hij was daarom zelf ook Duitser. Erich vond zijn draai niet in het nieuwe gezin, werd communist, kreeg een veroordeling en woonde kort bij zijn vader in Berlijn. Daar werd hij door de nazi’s gestraft, ging naar België en sloot zich van daaruit aan bij de Internationale Brigades. Hij vond er kameraden en een levensgezellin. Maar hoe te overleven toen de Brigades werden opgeheven en zijn vaderland de Tweede Wereldoorlog begon?

Berlijn

Dat hij een Duitse vader had is al te zien aan zijn naam: Erich Ewald Theodor Gustav Teich. Zijn vader moet vergelijkbare namen hebben gehad want beiden hebben dezelfde initialen. Erich werd in Berlijn geboren, twee en een halve maand na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Zijn moeder was Nederlandse. Zij heette Alida Linschoten (Amsterdam, 22-2-1887) en was het oudste kind van George Linschoten en Alida E.W. Gagel. Haar vader was handelsreiziger en enige tijd depothouder petroleum voor Nederland en België. 

Erich verklaarde in 1943 tegenover de Nederlandse gezant in Portugal, Reijnier Flaes, dat zijn moeder in de jaren 1911-12 gouvernante was in een gezin met een ziek kind. Zij had daarvoor de opleiding en de ervaring. Met het gezin waar zij werkte was zij eerst naar Engeland en daarna naar Berlijn gegaan. Hier leerde ze in 1913 E.E.Th.G. Teich kennen. In januari 1914 trouwde het stel. Op 10 oktober kwam Erich ter wereld. De Eerste Wereldoorlog was toen een feit en vader werd naar de loopgraven gestuurd. Toen hij terugkwam, aldus Erich in 1943, kwam het tot moeilijkheden tussen zijn ouders. Alida ging in mei 1920 terug naar Nederland en ze nam haar zoon mee.

Wormerveer

Aanvankelijk woonden ze bij Alida’s vader. Deze was hertrouwd en had opnieuw kinderen gekregen. In juni 1921 overleed hij te Rotterdam. Twee maanden later vonden moeder en zoon een huurwoning op de Krommeniëerweg 76 in Wormerveer en Alida ging aan het werk als huis- en kraamverpleegster. In november 1921 werd de scheiding van Teich officieel en kon Alida weer de Nederlandse nationaliteit aanvragen. Erich, die Duitser bleef, ging naar school, vermoedelijk voor de eerste keer. Toen moeder in 1926 haar werk verloor en op wachtgeld kwam werd het thuis krap. Erich maakte de lagere school af en werd daarna bakkersleerling bij de kleine Christelijke Coöperatie ‘Ons Beginsel’ in Zaandam. Zijn moeder vond werk als huishoudster bij een boer in Westzaan, Klaas Gerrit Kat. Hij was weduwnaar en zijn dochter Neeltje was twee jaar jonger dan Erich.

Zaandam

Op 28 mei 1930 trouwde Alida Linschoten met Klaas Kat. Moeder en zoon verhuisden naar de Watermolenstraat 20 in Westzaan. Erich had het thuis niet naar zijn zin. Stiefvader was streng gelovig, Christelijk Gereformeerd, terwijl stiefzoon zich had aangesloten bij de Zaandamse ‘Roode Valken’, een afdeling van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en bekend kwam te staan als ‘Duitse communist’. Hun gebouw stond aan de ds. Baxstraat waar ook de christelijke bakkerscoöperatie een vestiging had. In 1932 verliet Erich tegen de wil van zijn ouders de woning. Vader zou hem gezegd hebben dat hij ‘nooit meer terug mocht komen’.

Twee versies

Deze beschrijving van wat er tussen 1932 en 1936 gebeurde gaf Erich op 9 augustus 1943, bij zijn eerste ontmoeting met de gezant in Portugal.  Hij noemde zich toen niet Erich Teich, maar Ary (‘Adriaan’) Kat, in de hoop als Nederlander te worden gezien. Een week later kwam hij echter terug om de diplomaat opnieuw te spreken. Daarbij bekende hij Duitser te zijn. Kat was zijn stiefvader geweest. Ook was er meer gebeurd na zijn weglopen van huis dan hij verteld had. Wat had hij verzwegen?

‘Buitenlander maakt relletjes’

Het was anders en ernstiger. Om te beginnen verhuisde Erich in juli 1933 niet uit Westzaan naar Berlijn, maar naar Zaandam. Hij woonde er vanaf 12 juli bij de bekende communist Dirk de Korte, op de ~Franschestraat 81 ( vlak bij zijn werk). Op 26 september vertrok hij vandaar naar de Wilhelm-Stolze-Strasse 40 in Berlijn-Friedrichshain. Waarom? Er hing een zware veroordeling boven zijn hoofd.

Op zaterdagavond 5 augustus 1933 was er volgens het katholieke dagblad De Tijd (7-10-1933) een ‘veldslag’ in Zaandam geweest. Daarbij had een ‘buitenlander relletjes gemaakt’.  Dertien fascisten waren naar Zaandam gekomen om hun blad Volk en Vaderland te colporteren. De politie voorzag moeilijkheden en wees de ene helft van een straat aan de fascisten toe en de andere helft aan 3 à 400 Zaandammers, onder wie 30-40 communisten. Die scheidslijn kon geen knokpartij voorkomen, er ontstond een soort ‘burgeroorlog’.

Op 7 oktober moeten drie verdachten voorkomen in Haarlem. Een 19-jarige communist uit Zaandam, de ‘Duitse communist Erich Teich’ (die er niet was) en een 30-jarige fascistenleider W.K. uit Amsterdam. De eerste twee zouden zich die avond aan mishandeling schuldig hebben gemaakt. Daar stond bij Teich tegenover dat W.K. hem gestoken zou hebben. Volgens politieman Zweers was aan Teich inderdaad met een scherp voorwerp een steekwond toegebracht. Desondanks meende de  Officier van Justitie dat buitenlanders extra zwaar gestraft moest worden.  Voor de 19-jarige vroeg hij drie weken, voor (de 19-jarige) Teich zeven maanden. ‘Dergelijke relletjesmakers moeten maar in hun eigen land blijven’. De politierechter wilde Teich eerst nog horen. Deze echter, verklaarde de communist H.F., verbleef intussen in Duitsland ‘omdat ze daar hoog nodig goede strijders gebruiken konden’.

Duitsland

Erich had zich in Zaandam ontwikkeld tot een ‘goede strijder’, maar wel een die kwetsbaar was vanwege zijn Duitse achtergrond. Waarom dan niet naar Berlijn? Zijn vader, een smid-bankwerker die vroeger bij Siemens had gewerkt, was inmiddels hertrouwd. Omdat Erich achttien was moest hij werken in een kamp van de ‘Arbeitsdienst’, de werkverschaffing. Hitler was sinds begin 1933 aan de macht en de maatregelen in de werkkampen waren strenger geworden. Naar eigen zeggen verspreidde Erich een keer ‘verboden kranten in het Lager’, waarschijnlijk blaadjes van de communistische partij. Toen dat een maand later uitkwam liep hij in januari 1934 een veroordeling tot twee jaar tuchthuisstraf op wegens ‘voorbereiding hoogverraad’. In het tuchthuis werd hij onwaardig verklaard de Duitse wapenen te dragen.

Brussel

Begin 1936 was Erich vrij. Op 11 januari passeerde hij de Duits-Nederlandse grens. Hij was in het bezit van een Duits paspoort maar had in Duitsland niets meer te zoeken. Terug in Westzaan vond hij het opnieuw niet erg prettig. Bovendien, ‘zijn meisje had niet op hem gewacht’, zoals hij het bij de gezant omschreef. Het kan ook zijn dat hij bang was gearresteerd te worden voor het gevecht van 1933. Na zes weken vertrok hij naar België. Hij werkte in de omgeving van Brussel bij een boer en kreeg daar vermoedelijk het idee om zich bij de Internationale Brigades aan te sluiten.

Spanje

Volgens de Spaanse administratie kwam hij in november 1936 aan. Kort daarna, in januari 1937, raakte hij licht gewond. De Spaanse Maria (Maruja) Rozas verpleegde hem en dat leidde tot een relatie en zelfs een huwelijk volgens ‘Brigadewetten’. Dit was dus niet wettig,  zoals de gezant in zijn rapport opmerkte. Er zijn een paar aanwijzingen op welke fronten Erich actief is geweest en in welke brigade hij heeft gevochten. In juli 1938 diende hij te midden van mannen met Spaanse, Franse en Duitse namen in de 11e brigade. Het soldij was 310 peseta’s per maand. Hetzelfde bedrag kreeg hij op 15 augustus in Barcelona uitbetaald. De strijd concentreerde zich toen op het Ebrofront. Vermoedelijk heeft Erich ook voor die tijd in de 11e  brigade gediend. Veel Nederlanders en Duitsers begonnen er. Erichs naam komt voor op lijsten met vooral Duitse, Vlaamse en enkele Nederlandse namen. Onder hen Albertus van Boekel die op 26-8-1937 om het leven kwam aan het Aragonfront.

‘Retirada’

In zijn tweede interview vertelde Erich de gezant te Lissabon dat  hij op 19 februari 1939 uitweek naar Frankrijk. Na de opheffing van de Internationale Brigades in december 1938 kon Erich, als Duitser, niet repatriëren met de Nederlanders rond Piet Laros en evenmin naar nazi-Duitsland ‘terug’. Zo was hij aangewezen op het republikeinse leger. Na de in bezit name en plundering van Barcelona door de franquisten (26-28 januari 1939) trokken de republikeinen zich terug in het grensgebied met Frankrijk. Dit opende na aandringen van de Spaanse regering op 28 januari de grens voor 200.000 bejaarden, vrouwen en kinderen. De nationalistische troepen kwamen dichterbij en er dreigde een bloedbad. Op 5 februari opende de linkse regering Daladier de grens nu ook voor mannen in de weerbare leeftijd en republikeinse militairen. Zo begon de dramatische ‘Retirada’, de terugtocht, of eigenlijk vlucht, van de republikeinen uit Barcelona. Tienduizenden waren te laat en vielen in de handen van de franquisten. Erich had geluk en kon naar Frankrijk ontkomen.

St-Cyprien-Plage en Gurs

De eerste plaats waar de Spanjaarden aankwamen was Argelès-sur-Mer. Improviserend met hutjes op het strand dat omringd was door prikkeldraad ving Argelès in de koudste winter sinds lang de eerste honderd duizend Spaanse vluchtelingen op. Het iets noordelijker gelegen St-Cyprien kreeg er in maart 1939 negentig duizend. Teich noemt tegenover de gezant alleen dit laatste kamp. Men bivakkeerde ook hier op het strand, in lichte tentjes. Op 20 april werden 6000 internationale brigadisten naar kamp Gurs gestuurd, aan het andere einde van de Pyreneeën, niet ver van de Atlantische Oceaan. Teich noemt Gurs zijn tweede Franse verblijfplaats. In de hutten was geen stroom, water was op rantsoen en het eten was slecht en onvoldoende. Gevoegd bij de slechte hygiënische omstandigheden en het overal aanwezige ongedierte leidde dit tot ziektes en neuroses. Toch was het beter dan Argelès en St-Cyprien.

CTE

In Gurs kwam Erich in een ‘compagnie des travailleurs étrangers’ (cte) terecht, een ‘compagnie voor buitenlandse arbeiders’. Werklozen, ook buitenlandse, werden in een onbewapende eenheid van 250 man aan het werk gezet bij grote projecten, deels aan de grenzen van het land. Deze vorm van werkverschaffing was in april 1939 opgestart en ressorteerde onder het Franse leger. Erich werd tewerkgesteld bij de Belgische grens. Op 10 mei 1940 viel nazi-Duitsland Nederland en België aan, Frankrijk was het doel. De buitenlandse arbeiders werden nu onderdeel van de oorlog. Blijkbaar zag Erich kans naar Parijs te gaan, waar hij zich bij het generaal-consulaat ter beschikking stelde voor het Nederlandse leger. Dat leverde geen reactie op, vermoedelijk omdat hij Duitser was.

Argelès-sur-Mer

Na de nederlaag van het Franse leger, in juni 1940, vinden we Erich terug bij de Spaanse grens. Hij had een Nederlandse naam aangenomen, die van een neef van zijn stiefvader: Ary (of ook Arie) Kat. Want als Duitser en lid van de Internationale Brigades zou hij geen kans maken of zelfs zijn vastgezet. Maar de Spaanse grensbeambten accepteerden hem niet en droegen Ary Kat over aan de Fransen. Deze stuurden hem naar het eerder genoemde kamp te Argelès. Daar waren andere Nederlanders, naast Belgen en Luxemburgers.

Joop Kolkman

Drie weken na Ary’s aankomst kwam ene heer Kolkman in het kamp. Joop Kolkman, afkomstig uit een prominente en vooruitstrevende katholieke familie in Den Haag, was vanaf 1926 in Parijs correspondent voor onder meer de Rotterdamsche Courant en de Telegraaf. Toen de oorlog uitbrak werd hij actief bij de opvang van Nederlandse vluchtelingen en het anti-Duitse verzet. Na de Franse wapenstilstand werd hij, zolang het kon, waarnemend consul in Perpignan. Hij hielp in die functie vooral Nederlanders die via Spanje naar Engeland wilden vluchten. Kolkman gaf geld en pakjes aan de geïnterneerden en vroeg ook aan Ary Kat wat hij wilde. Deze verklaarde naar Java te willen gaan.

Toulouse, Montauban, Marseille

Dat was lastig. Kolkman kon op 22 september, in afstemming met het consulaat te Toulouse,  bij de plaatsvervangende commissaris van Argelès een vrijgeleide voor de Nederlandse vluchteling Arie Kat krijgen om zich te melden bij Chateau Clairfont in Toulouse. Kolkman ging voor de zekerheid met hem mee. Het was een opvangkamp dat vooral bekend staat onder de naam Récébédou. Arie liep na drie dagen weg. In het zestig km noordelijk gelegen Montauban ontmoette hij Dr. Metzger, opnieuw een honorair consul, en werkte enkele weken in de druivenpluk. Daarna ging hij naar Marseille. Er ging een gerucht dat Mexico (evenals Chili) zijn grenzen opende voor oud-brigadisten en beide landen bezaten er consulaten. Het gerucht berustte op waarheid, maar Arie werd in Marseille aangehouden en naar een werkkamp gestuurd. Daar moest hij hout hakken. Hij bleef er, zonder contact te zoeken met het Nederlandse consulaat.

Madrid

Hoewel onderdeel van Vichy-Frankrijk, werd Marseille vanaf november 1942 door Duitse troepen overgenomen. Het werkkamp kreeg een Duitse leiding en Arie wilde weg. Kennissen gaven Kat geld en zo kon hij uit het kamp te verdwijnen. Op 23 januari 1943 wist hij naar Spanje te ontkomen. Het zal geen toeval zijn geweest dat de dag ervoor de beruchte ‘Rafle de Marseille’ begonnen, die drie dagen duurde. SS-troepen en nationale Franse politie hielden een klopjacht en arresteerden 6000 mensen. Arie ontkwam aan de Rafle maar op 26 januari werd hij in Spanje gearresteerd. Hij moet niet al te lang daarna vrij zijn gekomen want op 27 april kreeg hij op het consulaat-generaal in Madrid een Nederlands paspoort op de naam Adriaan Kat, beroep ‘bakker’. Eindelijk was hij zijn Duitse nationaliteit kwijt. Hij werd bovendien herenigd met zijn vriendin Maria Rozas. Ze woonden in haar appartement op de Calle Ponzano 23 II, 2e. 

Portugal

Lang duurde de hereniging niet. Op 5 augustus 1943 duikt Arie op in Portugal. Een medebrigadist, oud-luitenant Ludwig Stillger en Duits communist, was er sinds 17 juli. Hij verbleef in het afgelegen kustplaatsje Praia das Maçãs waar ook Arie heen werd gestuurd. Stillger droeg de schuilnaam Klaas de Ridder – hij was tussen 1933 en 1936 in Nederland ondergedoken geweest en sprak redelijk Nederlands. Portugal diende vaak als springplank naar het vrije Engeland en het lijkt erop dat in ieder geval Kat plannen in die richting had.

Op 9 augustus meldt hij zich met zijn paspoort bij de gezant in Lissabon. In diens rapport staat een portret van Adriaan/Ary Kat:  ‘Maakt wel een goeden indruk, normaal, beschaafd, wellicht meer door zijn moeder uit de stad afkomstig  dan door zijn vader uit de polder, is soms een beetje heftig’. Kat zou zijn vrouw, ‘een echt volkskind’, die vanwege haar politieke verleden geen werk kon vinden, maandelijks geld willen overzenden. Dat werd gestaafd door ene Ligthart die het stel uit Madrid kende en vermoedelijk Engelandvaarder was. De gezant (en schrijver) sluit af met een advies aan zijn superieuren: ‘bij goedkeuring als militair naar Engeland. Bij afkeuring wellicht als bakker bij handelsmarine.’

Bekentenis

Op 16 augustus meldt Kat zich bij dr. Flaes voor een tweede gesprek, ’onder vier oogen’. Hij bekent niet Adriaan Kat maar Erich Teich te heten, en geen Nederlander maar Duitser te zijn. Erich had blijkbaar beseft dat zijn valse identiteit geen stand zou houden en hem in grote problemen zou kunnen brengen. Zijn verhaal van 9 augustus wordt opnieuw doorgenomen en aangevuld met de periode in het Duitse tuchthuis en de vele Franse kampen. Het nieuwe advies van Flaes is vaag maar niet hopeloos: ‘Aannemende, dat deze gegevens niet geheel onjuist zijn, zou Erich Teich kunnen vallen onder de categorie van statenloozen, die in nauw contact met Nederland hebben gestaan.’ De diplomaat voegt eraan toe dat hij dan op dezelfde voet zou kunnen worden behandeld als andere  Nederlandse of buitenlandse Brigadeleden die hun nationaliteit waren kwijt geraakt. Waarschijnlijk wilde hij daarmee zeggen: laat hen zich nuttig maken in het verzet, ook als ze stateloze Duitser zijn.

Praia das Maçãs

In het levensverhaal van Engelandvaarder Joop Onnekink is te lezen dat de Portugese politie liever geen vluchtelingen in Lissabon had. Joop passeerde op 31 mei 1943 de Spaans-Portugese grens en werd daarna onderbracht in een hotel in het afgelegen kustplaatsje Praia das Maçãs, veertig km noordwest van Lissabon. Je mag aannemen dat Ludwig en Erich dezelfde behandeling hebben gehad. Het asielhotel droeg de naam ‘Royal’. Men kreeg er 100 escudos per week, ongeveer acht gulden. Af en toe naar Lissabon gaan was het enige uitje. Verder waren er rotsen en een paar stukken strand waar je kon zwemmen. Dat deed Erich ook.

Einde

Op 28 augustus schrijft dr. Flaes aan de Nederlandse gezant in Madrid het volgende: ‘Ofschoon gewaarschuwd tegen de gevaren aan het baden te Praia das Maçãs verbonden, zelfs voor goede zwemmers, heeft Ary Kat zich vermoedelijk iets te ver in zee gewaagd. Hoewel hij vrijwel onmiddellijk door twee andere vluchtelingen uit het water werd gehaald, mocht geruimen tijd voortgezette kunstmatige ademhaling onder leiding van twee toevallig op het strand aanwezige doktoren niet meer baten. Het stoffelijk overschot is gisteren (27-8-43) op de begraafplaats te Colares ter aarde besteld.’ Erich was onvoorzichtig geweest, of wilde hij dat zijn? Van zijn stateloze kameraad Stillger is bekend dat hij de oorlog overleeft en terugkeert naar het Roergebied.

Foto

Maria Rozas gaat begin september 1943 naar het Nederlands gezantschap in Madrid en vraagt om beschikking over enkele voorwerpen uit de achter gelaten bezittingen van haar verloofde, die gedeeltelijk door haar waren geschonken. Dat wordt toegestaan. Zij belooft de moeder van Erich te schrijven. Bij de gezant in Madrid krijgt ze een Longines horloge, een portemonnee met enkele escudos, een sigarenaansteker, een Spaanse liefdesbrief, een pasfoto van Ary Kat en een foto van twee dames met achterop de woorden ‘Esta que no te olvida. Maruja’ - ’Dit omdat ik je niet vergeet. Maruja’

 

Bronnen: 

Nederland

Frankrijk

Spanje-Portugal

Auteur: 
Pim Ligtvoet
Laatst gewijzigd: 
12-03-2017
Overige gegevens
Sekse: 
man
Functie: 
Onderofficier
Adres: 
Watermolenstraat 20
Woonplaats: 
Westzaan
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
01-11-1936
Vader: 
E.E.Th.G.Teich
Moeder: 
Alida Linschoten
Datum getrouwd: 
1937
Partner: 
Maria ( Maruja) Rozas