LAROS, Piet

Petrus
Laros
Geboren:
Loon op Zand
11 februari 1901
Overleden:
Nijkerk
1 januari 1997
Levensbeschrijving: 

Piet Laros was één van de eerste Nederlanders die, in 1936, naar Spanje vertrok om de Republiek te steunen in haar strijd tegen de rebellerende generaals. Hij bleef tot de ontbinding van de Internationale Brigades in november 1938. Na zijn terugkeer in Nederland bleef hij voor de rest van zijn leven hét gezicht van de Nederlandse Spanjestrijders.

Petrus Laros wordt 11 februari 1901 geboren als eerste kind van Cornelis Laros en Wilhelmina Musters. Na Piet worden er nog acht kinderen geboren. Zijn geboorteplaats Kaatsheuvel is van oudsher een plaats met een uitgebreide schoenindustrie. Zijn vader is schoenmaker. Om wat bij te verdienen heeft hij een boerenbedrijfje. Het gezin heeft het niet breed maar er wordt geen armoede geleden.

“Peer”, zoals Piet in zijn jeugd wordt genoemd, is een goede leerling. Zijn hoofdonderwijzer stelt voor dat hij door gaat leren. Maar zijn vader ziet dat anders: ‘Een geleerde advocaat hebben we niet nodig’. En dus gaat hij werken als boerenknecht, eerst in Oosterhout op de zandgrond. Zwaar werk en de opbrengst is mager en de betaling slecht. Dan in Raamsdonk op de klei. De opbrengst is beter en hij wordt wat ruimer betaald. Als boerenknecht woont hij in bij de boer en het werk is bijna nooit af. Hij voelt zich een slaaf. En hij kan niet tegen zulk onrecht. Als hij kritiek geeft kunnen zijn boeren-werkgevers dat niet waarderen.

Hij zoekt ander werk. Een half jaar in een leerlooierij, vervolgens in een steenfabriek. Als zijn vader overlijdt in 1919 neemt hij het boerenbedrijf van de familie over. Het is hard werken en weinig verdienen. Na een paar jaar heeft hij er genoeg van. Hij vertrekt naar het Noorden van Nederland waar een begin is gemaakt met de Zuiderzeewerken. Als eerste wordt de inpoldering van de Wieringermeer aangepakt. Hij gaat daar aan de slag en verdient meteen twee keer zoveel als in Brabant.

De verhuizing naar Wieringen geeft een impuls aan zijn politieke ontwikkeling. In Brabant was al een scherp gevoel voor onrecht en afkeer van uitbuiting ontstaan. Via zijn vader en via pamfletten hoorde hij over de “rooie” dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis. In Wieringen werken politiek bewuste Drentse en Friese arbeiders die “us verlosser” beter kennen en over hem vertellen. Zo komt hij in contact met het anarchisme. Hij volgt gretig cursussen bij Anton Constandse, Jo de Haas en Albert de Jong en leest boeken van Hendrik Conscience.

In Wieringen ontmoet hij Hinderika (Rika) Meijer. Zij is geboren 10 maart 1903 in Delfzijl en werkt daar als huishoudster. Ze trouwen op 7 juli 1925. Hinderika had al een zoon, Hendrik, die door het huwelijk met Piet wordt geëcht. Ze krijgen samen nog twee jongens en een meisje.

In 1933 vindt er een gebeurtenis plaats die zijn politieke ontwikkeling opnieuw een impuls geeft. Op 4 februari dat jaar breekt er een muiterij uit op de kruiser “De Zeven Provinciën” die op dat moment nabij Sumatra vaart. Aanleiding is korting op de salarissen van het lager marinepersoneel en slechte omstandigheden aan boord. Om de muiterij te breken wordt – op last van hogerhand - een bom op het schip gegooid: met als gevolg 23 doden en vele zwaargewonden. De reacties in linkse kringen op de gebeurtenis zijn fel. Ook de anarchisten in Wieringen willen protesteren en gaan met pamfletten naar de marinebasis Den Helder om deze uit te delen aan de matrozen. Piet en zijn kameraden worden gearresteerd. Piet heeft echter zijn pamfletten op tijd weggedaan, zodat de politie hem moet laten gaan. Eén van zijn kameraden is echter diabetespatiënt en kan niet zonder medicijnen. Piet besluit dat de man moet vrijkomen. Hij meldt zich bij de politie en doet zijn verhaal. Zijn makker komt vrij maar Piet moet 14 maanden brommen, veroordeeld voor meineed, opruiing en huisvredebreuk.

In 1918 was Piet al eens veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf wegens diefstal met insluiping. Waarschijnlijk was dat een voorwaardelijke straf met proeftijd, want eind 1920 wordt hij veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf wegens heling, en gaat dan voor de tweede keer twee maanden de bak in. Ook is hij in 1923 twee keer veroordeeld tot drie dagen vervangende hechtenis, wegens het rijden met een rijwiel zonder verlichting (!) en een keer vanwege het rijden met een rijwiel zonder rijkaart, een belastingplaatje. De vervangende hechtenis was waarschijnlijk omdat hij de boete niet kon betalen.

De 14 maanden gevangenisstraf wegens meineed, opruiing en huisvredebreuk brengt hij door in verschillende gevangenissen; Alkmaar, Amsterdam en de laatste zeven maanden in Groningen. Hij mag daar naast zijn werk – enveloppen drukken – veel lezen; Gorki, Tolstoi en Das Kapital van Marx. En hij volgt alle berichten over het proces tegen Rinus van der Lubbe. Daardoor beïnvloed schuift hij politiek op richting het marxisme en sluit zich aan bij de CPN.

Piet werkt nog een jaar in Wieringen, intussen is zoon Dicus daar geboren. Daarna vertrekt het gezin naar Texel voor twee jaar. Vervolgens verhuist het gezin via Vianen naar Utrecht. Wat Piet daar gedaan heeft is onduidelijk. En dan komen de eerste berichten over de situatie in Spanje. In Asturië was in 1934 een mijnwerkersopstand geweest, die meedogenloos was neergeslagen door generaal Franco. Piet haalde toen al geld op voor de Spaanse kameraden.
Als de Burgeroorlog uitbreekt wil hij er heengaan. “En toen kwam Spanje, en toen kon ik het niet meer houden”, zegt Laros in een interview met Cherry Duyns uit 1976. “Een vlammetje dat in je brandde, dat is niet te doven.” De CPN is tegen, die vindt dat gebrek aan discipline maar een anarchistische streek. Daarop stapt hij uit de partij. Zijn vrouw is ook tegen zijn vertrek: ze hebben een gezin met drie kinderen. Met veel moeite kan hij haar overtuigen. Hij heeft nog een appeltje voor de dorst door een erfenis van zijn moeder, en een deel daarvan laat hij achter voor zijn gezin.

In augustus 1936 stapt hij op de fiets en komt drie dagen later doodmoe in Parijs aan. "Ik werd toch gedreven door mijn idealisme, hoewel ik onderweg nog van plan ben geweest om terug te gaan en heb ik me afgevraagd, heb ik over m’n Hollandse fiets gestaan, over het stuur, zou ik teruggaan? Kan ik het verantwoorden? Nee. Ik ben toch doorgegaan, toen ik in Parijs met de jongens was, was er geen terugweg meer mogelijk." Piet had in Nederland een Pool leren kennen, Samuel Kaplan, die eerder naar Parijs was vertrokken. Hij had Piet het adres van zijn zuster in Parijs gegeven, waar ze elkaar zouden ontmoeten. Als Piet zich daar meldt is Kaplan al vertrokken naar Spanje. Maar de zuster brengt Piet in contact met de lui die hem verder kunnen helpen.

De Internationale Brigades bestaan dan nog niet, maar er zijn al wel vrijwilligers die vanuit Parijs naar Spanje gaan, voornamelijk Duitsers in exil en ook Polen. Laros wordt door de mensen die zijn vertrek naar Spanje regelen doorgezaagd over zijn politieke achtergrond en zijn motieven. Dan mag hij verder. Hij gaat met een groep van ongeveer 500 vrijwilligers naar Marseille. Daar gaan ze allemaal aan boord van ms Ciudad de Barcelona die hen naar Valencia vaart. Van daar gaan ze naar Albacete, wat het hoofdkwartier van de Internationale Brigades wordt. Hij en de andere vrijwilligers krijgen een militaire training van enkele weken. Ook wat theorie, en het onderhoud van een (machine)geweer. En ze leren exerceren.

Daarna gaan ze naar het front. 8 november 1936 komt de XIde  Brigade aan in Madrid. De Franco-troepen met een flink contigent Moorse troepen zijn opgerukt tot de westkant van de stad, bij Casa de Campo. 29 november wordt de eenheid waarin Piet is opgenomen, ingezet aan het front: de vuurdoop voor Piet. Hij raakt hierbij gewond en wordt door een Duitse en een Belgische hospik weggedragen. Hiervan wordt een foto gemaakt die later in de kranten wordt afgedrukt met als onderschrift: “Holländer Piet wird abtransportiert” (‘Hollander Piet wordt afgevoerd’). Vanaf dat moment kent iedereen hem bij die bijnaam.

De verwonding is niet ernstig en hij is vrij snel op de been. Hij wordt bevorderd tot sergeant en leidt een peloton. In februari 1937 wordt hij ingezet bij de slag om de Jarama. 17 februari 1937 raakt hij zwaargewond, hij wordt drie keer geraakt. "Ik kreeg er één in mijn achterwerk, mijn broek helemaal kapot en een stukje vlees meegenomen van m'n achterwerk, ik kruip weer naar voren en ik krijg er één, een bekkenschot in de liezen, een explosief. Toen was ik uitgeteld, daar lag ik. (..) Ik heb dan mijn zakdoek genomen en ik heb m'n been afgebonden, dat bloed stroomde maar door, en dat uit mijn schouder, uit mijn achterwerk, 't was één en al bloed, maar dat waren niet zulke erge wonden. Maar als dat bloed allemaal op één hoop komt, dan weet je niet meer waar ‘t vandaan komt."

Het duurde meer dan twee uur voor de saniteitstroepen Piet Laros gevonden hadden. In die spannende uren gingen er verschillende dingen in hem om. Piet had nog een kogel in zijn pistool voor het geval hij door de troepen van Franco gevonden werd, dan kon hij zichzelf de beruchte martelingen van de vijand besparen. "Ik nam mijn pistool. Voor de zekerheid. Want ik wist wat ze met ons deden. En van verre zag ik m'n vrouw, in Utrecht, en de kinderen in de zandbak spelen. Dat gaat allemaal in je om."
Hij wordt geopereerd in een noodhospitaal in Chinchon en daarna overgebracht naar een hospitaal in Murcia. In het hospitaal krijgt hij bezoek van twee vertegenwoordigers van de CPN, die intussen van hem gehoord hebben. En die komen, zoals hij ‘t zelf in een interview formuleert: ”mij, een anarchist, een weggelopen, ongedisciplineerde anarchist opzoeken? Het is me wat, hoor”. En ze zeiden: “Piet, je hoort bij ons. Jij kunt ons niet loslaten en wij kunnen jou niet loslaten”.

Het herstel duurt langer vanwege de ernst van zijn verwondingen, en Piet krijgt het advies naar Nederland te gaan om daar volledig te herstellen. Hij krijgt een pas en gaat via Frankrijk en België terug. Ondanks de pas moet hij de grens over gesmokkeld worden. Vanuit Frankrijk gaat hij naar Lille, naar café ‘De Proletaar’, een route die Nederlanders ook op de heenweg naar Spanje hebben gebruikt. Vanuit België gaat hij mee met een bus die dagelijks Belgen naar Philips in Eindhoven brengt. Zo staat hij onverwacht bij zijn vrouw in Utrecht voor de deur. Hij heeft veel aanloop van mensen die zijn ervaringen willen horen en hem vragen hoe ze in Spanje kunnen komen. Hij krijgt de instructie daar niet op in te gaan om niet als ronselaar aangemerkt te kunnen worden.

Na behandeling van zijn verwondingen in Nederland kan hij na twee en een halve maand weer terug. Opnieuw over smokkelpaden naar België en Frankrijk, en deze keer te voet door de Pyreneeën, de grens over naar Spanje. Vanuit België krijgt hij een groep van ongeveer dertig nieuwe vrijwilligers onder zijn hoede om die naar Spanje te begeleiden. Hij levert de groep af in Figueras en meldt zichzelf aan in Albacete. In eerste instantie moet hij aan de slag als kapitein-instructeur. Dat zint hem niet: hij wil weer terug naar het front. Het kost wat overtuigingskracht maar dan na stevig aandringen krijgt hij toestemming; Hij gaat terug naar de Hollandse Compagnie die in augustus 1937 is opgericht. Intussen heeft deze compagnie een naam gekregen: hij heet dan ‘De Zeven Provinciën. De bedenker van de naam, Krijn Breur, bedoelde hiermee te verwijzen naar de zeven Nederlandse provincies die zich in de 16de en 17de eeuw verzetten tegen de Spaanse overheersing.

Begin 1938 wordt de eenheid ingezet bij het Caspe-front, dat was een heel zwaar front met veel verliezen en een terugtocht aan het eind. In Falset ligt de compagnie een week of twaalf in rust om zich voor te bereiden op het Ebro-offensief. Bij het Ebro-front moeten ze met bootjes deze rivier oversteken. De Nederlandse compagnie gaat bij Mora de Ebro over. Dat lukt en er wordt flink wat terrein veroverd. In eerste instantie is het een succes, maar later komt de tegenaanval en gaat alles verloren. Piet is opnieuw gewond en wordt afgevoerd naar het hospitaal.

Dan valt het doek voor de Internationale Brigades. 21 september 1938 houdt premier Negrin een toespraak in de vergadering van de Volkenbond waarin hij aankondigt dat de Internationale Brigades worden teruggetrokken. Met dit gebaar hoopt hij internationaal goodwill te kweken. Dat effect blijft uit maar voor de buitenlandse vrijwilligers betekent dit het einde van hun Spaanse avontuur. De brigadisten worden verzameld rond Barcelona, waar 28 oktober een grote afscheidsparade plaatsvindt in aanwezigheid van een grote vertegenwoordiging van de regering en de militaire staf. Dolores Ibarruri, de vurige voorvrouw van de Spaanse communistische partij, beter bekend als La Pasionaria, houdt een gloedvolle afscheidsspeech.

Dan volgt de terugtocht naar huis. De consul in Barcelona voor Nederland, de Duitser Franz Schlosser, gaat de doortocht door Frankrijk en België regelen. Er komt een lijst met 113 namen die als Laisser Passez voor alle betrokkenen geldt. Uiteraard staat Piet ook op de lijst. Er gaat ook een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering mee in de trein naar Nederland. Piet is een informeel leider van de groep, die boodschappen van de begeleiders doorgeeft aan de rest van de groep. De trein komt op 5 december 1938 aan in Roosendaal. Politieke uitingen, leuzen of liederen zijn verboden tijdens de treinreis. Bij aankomst zingt men daarom “Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan”. Geëmotioneerd gaf Piet Laros nog een afscheidsspeech: "Nou, ik neem afscheid als kapitein van jullie. Ik ben jullie commandant niet meer. (..) We zijn in het geheel gedemobiliseerd. Maar als kameraad zal ik blijven tot de dood. Daar hebben we te veel voor meegemaakt."  Het onthaal in Amsterdam is overweldigend, het hele perron staat vol. En er is een grote huldiging in Krasnapolsky.

Na afloop gaat Piet naar Utrecht waar hij om 12.00 uur ’s-nachts aankomt. Ook daar heeft men een ontvangst voor Piet voorbereid, maar als hij er om 11.00 uur nog niet is wordt dat afgeblazen. Zijn zoon Dik is er en zijn vrouw komt naar het station met hun acht weken oude dochtertje Dolores, gevolg van zijn verlof in 1937, en vernoemd naar de door Piet vurig bewonderde La Pasionaria.

Piet gaat wonen bij zijn vrouw Rika. Hij kan weer aan het werk bij een bedrijf in grondwerken. Bij de CPN wordt hij als verloren zoon binnengehaald. Er is veel belangstelling voor hem en zijn avonturen in Spanje. In 1939 geeft hij 88 lezingen door het hele land. Op 3 januari 1939 staat er een nieuwjaarsgroet van Piet aan zijn “dappere wapenmakkers” in het Volksdagblad, naast een artikel over Willy de Lathouder. Daarnaast wordt hij in het Utrechts Nieuwsblad van april 1939 als ervaringsdeskundige gevraagd naar het graven van loopgraven en schuilkelders in de stad.

Na de inval van Nazi-Duitsland in Nederland in mei 1940 wil Piet zich aansluiten bij het verzet. In Utrecht is hij echter te bekend als Spanjestrijder en communist. Hij sluit zich aan bij een CPN-gelieerde groep in Bussum. Hij heeft contact met de weduwe van Spanjestrijder Piet van Etten. Laros houdt zich bezig met het verspreiden van pamfletten en krantjes. In oktober 1940 wordt de grond te heet onder zijn voeten en wordt hij naar Frankrijk gestuurd. Onder het pseudoniem Kees Vermeulen werkt hij daar bij een Nederlands bedrijf aan het aanleggen van vliegvelden. Hij probeert waar hij kan het werk te saboteren. Dat loopt in de gaten en januari 1941 komt hij terug in Nederland en duikt onder bij Rina van Etten. Hij werkt mee met het verspreiden van pamfletten met oproepen voor de februari-staking. Ook dan lijkt de politie hem op het spoor te komen en vertrekt hij opnieuw naar Frankrijk, waar hij gaat werken voor een bouwbedrijf. December 1941 wordt hij beschuldigd van handel in bouwmateriaal van het bedrijf en vlucht hij naar Nederland, waar hij onderduikt in Bussum. Daar ondersteunt hij een verzetsgroep die zich wil gaan richten op gewapend verzet. Ze willen Piets kennis van wapeninstructie gebruiken. Het Indonesische CPN-2de Kamerlid Roestam Effendi was volgens Piet de leider van deze groep.

De politie raakt op de hoogte dat hij weer in Nederland is en hij vlucht, dit keer naar Delfzijl, waar een zuster van Rika woont. Hun dochtertje Dolores is daar onder gebracht en hij wil haar graag zien. In Delfzijl wordt Laros gearresteerd, waarna hij wordt overgebracht naar de politie van zijn woonplaats Utrecht die hem 24 juni 1942 overdraagt aan de SD in Amsterdam. Op het beruchte hoofdkwartier van de SD in de Euterpestraat wordt hij verhoord, daarna gaat hij naar de gevangenis op de Weteringschans.

Vandaar gaat hij naar Kamp Amersfoort en vervolgens wordt hij op transport gesteld naar concentratiekamp Buchenwald waar hij 30 oktober 1942 aankomt en wordt ingeschreven als Häftling 1217. In Buchenwald is een groep communistische gevangenen die hem onder hun hoede nemen. Zijn kennis van bouw- en grondwerken komt van pas: hij wordt ingedeeld bij de SS-Baubrigade IV. Die wordt regelmatig verplaatst, onder meer naar Wuppertal en Ellrich. Tussen 6 en 10 april 1945 worden de gevangenen op een dodenmars gesteld vanwege de oprukkende geallieerde troepen. Een deel van hen, ongeveer 350 personen, wordt door de Amerikanen bevrijd. De rest van de groep wordt door de Duitsers in een schuur opgesloten waarna deze in brand wordt gestoken. Hierbij komen 1016 gevangenen om het leven.

Piet overleeft echter en komt terug naar Nederland. Hij vestigt zich weer in Utrecht. Voor zijn rol in het verzet krijgt hij het Verzetsherdenkingskruis. Hij gaat weer in de wegenbouw werken als onderbaas en uitvoerder. Op zijn 64ste gaat hij met pensioen. Zijn huwelijk met Rika is op de klippen gelopen. Op 15 april 1944, terwijl Piet in Buchenwald gevangen zit, wordt het huwelijk formeel ontbonden. In de processtukken beschuldigt Rika Piet van overspel en van zware mishandeling. Piet is onwetend hiervan en kan zich niet verdedigen. De scheiding heeft ook te maken met nieuwe liefde: Op 4 april 1945 trouwt Rika met Coenraad Herber. Vrij snel na zijn terugkomst uit Buchenwald trouwt Piet met Wilhelmina Uitzetter.

Zodra Piet hersteld is van de ontberingen in het concentratiekamp gaat hij zich inzetten voor “zijn mannen”, de Spanjestrijders. Hij schrijft in 1947 een brief aan de toenmalige minister van Justitie Van Maarseveen met het verzoek om haast te maken met de renaturalisatie van de Spanjestrijders. Een dag na het schrijven van deze brief krijgt hij zelf bericht dat hij per 10 januari 1947 samen met 19 anderen zijn Nederlanderschap weer terug heeft. Daarna worden nog 54 Spanjestrijders gerenaturaliseerd, maar dan stokt het. De Koude Oorlog is begonnen en de politieke overtuiging van de aanvragers wordt meegewogen bij de beoordeling of iemand zijn Nederlanderschap terug kan krijgen. En een communistische of linkse overtuiging is vanaf dat moment een belemmering. Piet loopt voorop bij protesten tegen deze maatregel. Samen met Arie Kloostra protesteert hij in 1969 op het Binnenhof  tegen het feit dat er nog steeds Spanjestrijders stateloos zijn. Hun actie krijgt aandacht in verschillende landelijke dagbladen.

In januari 1946 wordt de Vereniging Vrij Spanje opgericht. Het doel van de vereniging is “actie voeren voor een vrij en democratisch Spanje en daadwerkelijke hulp verlenen aan het Spaanse volk. In het initiatiefcomité zitten de Spanjestrijders Wim Bandsma en Karel Neijssel. Zij zijn ook bestuurslid van de vereniging van Oud-Spanjestrijders. Binnen de Vereniging Vrij Spanje neemt Piet de functie van propagandist op zich. De vereniging heeft grote plannen, maar de papierschaarste vlak na de oorlog bemoeilijkt de propaganda. Daarnaast wordt de vereniging gezien de vele communisten die er in actief zijn, steeds meer beschouwd als een communistische mantelorganisatie, en dat is in de tijd van Koude Oorlog geen aanbeveling. Wanneer de vereniging definitief is opgehouden te bestaan is niet duidelijk.

In deze tijd trekt Piet zich wat terug. Er is wrijving in zijn huwelijk, om die te verminderen trouwen Piet en Wilhelmina 1951 formeel voor de Rooms Katholieke kerk. Piet zegt ook zijn lidmaatschap van de CPN op. Zijn werk als uitvoerder bij een bouwmaatschappij maakt dat hij vaak ver buiten zijn woonplaats aan de slag is en dat maakt partijwerk lastig. Overigens blijft de BVD hem in deze periode in de gaten houden.

Begin jaren’60 verandert het politieke klimaat. De Koude Oorlog wordt minder koud en er komt meer aandacht voor misstanden binnen en buiten Nederland. Piet wordt opnieuw lid van de CPN. Via Spaanse gastarbeiders die komen werken bij de Hoogovens en de Utrechtse Demka-fabriek ontstaat er meer aandacht voor het Spanje van na de Burgeroorlog. Piet heeft veel contact met deze groep en ondersteunt ze met praktische maar ook politieke zaken. Er komen regelmatig Spanjaarden bij hem over de vloer. Daarnaast is er ook belangstelling van verschillende organisaties over de situatie in Spanje, en Piet wordt regelmatig uitgenodigd voor lezingen. Hij heeft daar graag gehoor aan. Ook werkt hij mee aan demonstraties waarbij hij meerijdt in zijn eigen auto die dan voorzien wordt van een geluidsinstallatie.

In 1968 heeft Piet een conflict met de CPN en breekt hij opnieuw met de partij. Waar het over gaat is onduidelijk, maar in die tijd is er een richtingenstrijd binnen de CPN. Piet is niet zo’n ideologische fijnslijper, hij is lid vanwege het verzet tegen onrechtvaardigheid en sociale ongelijkheid. Dat zijn de waarden waar hij voor staat en hoe dat ideologisch gefundeerd is, is voor hem minder van belang. Binnen de CPN wordt hem dat niet door iedereen in dank afgenomen. Je wordt dan al snel gezien als onbetrouwbaar. Daarom wordt hij als hij in de jaren ’70 weer lid wil worden, in eerste instantie afgewezen. Later wordt hij alsnog lid. Het is karakteristiek voor Piet die vooral op zijn gevoel afgaat. Overigens blijft hij betrokken bij de communistische wereld: hij is lid van de vriendschapsvereniging met de DDR. Hij gaat daar naar toe voor herdenkingen van de Spaanse Burgeroorlog, en voor Buchenwald herdenkingen. En in 1975 gaat hij naar Moskou, waar hij een ontmoeting heeft met de door hem op handen gedragen La Pasionaria.

In 1970 richt hij samen met Spanjestrijders Rien Dijkstra, Arie Kloostra en Piet Maliepaard Accion Fuego op. Deze solidariteitsgroep vraagt aandacht voor het onderdrukkende regime van generaal Franco, en zamelt geld in voor ondersteuning van politieke gevangenen in Spanje. Ook sturen ze voedselpakketten naar de gezinnen van politieke gevangenen. De groep wordt ondersteund door de Kargadoor in Utrecht, door de werkgroep Shalom en door Amnesty International. Er worden openbare avonden, exposities en inzamelingsacties georganiseerd, er wordt een blad uitgegeven en er worden boekjes gepubliceerd. Een belangrijke actie is de bezetting van het Spaanse consulaat in 1975. Daarnaast is er een grote demonstratie in Amsterdam tegen de doodstraffen in Spanje. Minister-president Den Uyl is een van de sprekers. Wanneer in 1977 de democratie in Spanje is hersteld, wordt Accion Fuego opgeheven.

Een groep die zich specifiek richt op berichtgeving over de Franco-dictatuur is het Comité Vrij Spanje waar Piet ook bij betrokken was. Na de dood van Franco in 1976 is de weg vrij om naar Spanje te reizen. Met de eerste reis, georganiseerd vanuit het Comité Vrij Spanje gaan ongeveer 20 Spanjestrijders mee. Ook Piet is van de partij. Na deze reis krijgen Piet en Rien een brief uit Spanje van de “Spanischen Schutz Staffeln”. In het briefhoofd staan insignes van de SS, De Nederlandse Volksunie en de Falange. De boodschap is ”Kom maar naar Spanje, wij zullen jullie opwachten!”. Het is een brief vol extreemrechtse kreten; Piet en Rien worden uitgemaakt voor moordenaars en oorlogsmisdadigers. De brief is waarschijnlijk een reactie op een interview met Piet en Rien in het Spaanse blad Cambio. Het is duidelijk dat de dictator wel dood is maar zijn ideologie nog niet.

Er komen nog meer reizen naar Spanje en Piet gaat mee als zijn gezondheid dat tenminste toelaat. Hij laat enkele malen verstek gaan vanwege ziekenhuisopnames.

Piet is hét aanspreekpunt in Nederland als het gaat over de Spaanse Burgeroorlog. Hij geeft tientallen interviews met kranten en tijdschriften. Spanje komt in die tijd steeds meer in trek als vakantiebestemming. Piet roept steevast op niet naar Spanje op vakantie te gaan. Hij wordt met enige regelmaat geïnterviewd over zijn tijd in Spanje op radio en televisie. Hierbij komt naar voren hoe sterk zijn emotionele betrokkenheid is bij het onderwerp; hij schiet af en toe vol en kan dan niet meer verder praten. Opmerkelijk is een interview waarin hij a capella uit zijn hoofd het lied van de compagnie “De zeven provinciën” zingt. Ook hier haalt hij het einde niet helemaal.

In 1967 interviewt programmamaker Theo Uijttenbogaard hem voor het radioprogramma De oorlog duurt voort. Op de televisie wordt hij in 1976 in de Strijd, een serie over mensen uit de arbeidersbeweging, geïnterviewd door Cherry Duyns. In 1982 maakt Gerrard Verhage de documentaire De Berg over vijf (ex-)communisten, over hoe het communisme hun leven beïnvloed heeft. Piet is één van hen. In 1986 gaat Duyns voor een documentaire met Piet Laros en Riens Dijkstra terug naar de plek waar de slag aan de Ebro plaatsvond.

Er is jarenlang gedebatteerd over een monument ter nagedachtenis van Spanjestrijders. In 1983 vindt in aanwezigheid van Laros een herdenking van Spanjestrijders plaats bij een bezinningsmonument in Nieuwendam met daarop een tekst van Krijn Breur. Naar aanleiding hiervan wordt met de Gemeente Amsterdam een afspraak gemaakt over een monument in Amsterdam-Noord. Voor de realisatie ervan wordt een stichting opgericht waarvan Laros met Ben Sajet erevoorzitters worden. Een openbare inschrijving voor beeldende kunstenaars wordt georganiseerd. Het geld komt er, mede door een bijdrage van stadsdeel Noord van tienduizend gulden. Ook doneert de net opgeheven Accion Fuego haar kastegoed en zijn er gulle giften van sympathisanten.

47 kunstenaars schrijven zich in voor een ontwerp van een monument. Het ontwerp van kunstenaar Eddy Roos, die voor zijn voorstudie onder andere oud-Spanjestrijders interviewde, wordt gekozen en uitgevoerd. 28 mei 1986 is het zover: Piet Laros onthult het monument voor de Spanjestrijders op een plein aan het einde van de Buiksloterweg, dat officieel wordt omgedoopt tot Plein Spanje ’36-‘39. Velen zien dit als teken van erkenning. Burgemeester Ed van Thijn voert het woord en “De Volharding” geeft de muzikale omlijsting. 

Het monument wordt geadopteerd door Scholengemeenschap Noord dat tegenover het monument ligt. Dat houdt in dat leerlingen het monument schoonhouden en assisteren bij de jaarlijkse herdenking met een kranslegging en sprekers. Ook Piet heeft een aantal malen daar het woord gevoerd.

Voor rust en bezinning zit Piet graag in zijn volkstuintje, een speciale plek, waar hij naar eigen zeggen al zijn vrije tijd doorbracht om over de wereld na te denken. Piet vertelt in het interview met Chery Duyns, “hier ben ik heel de wereld aan het hervormen. Dan wil ik de wereld een nieuw gezicht geven, (..) en alle corruptie en steekpenningen uitroeien.” Piet zag een wereld voor zich gebaseerd op “recht, vrijheid en liefde en begrip voor elkander”: “Ik wil een wereld bouwen waar de mensen elkander begrijpen, respect voor elkaar hebben, maar dat is niet eenvoudig.” Deze zware missie weerhield Laros er echter niet van om een tevreden mens te zijn. Hij gaf zijn tuinhuisje de naam “Contento”, Spaans voor tevreden, naar het gevoel wat hij kreeg als hij er was. “In mijn volkstuin kan ik erg ontspannen, daar ben ik erg tevreden over. (..) In de natuur vind ik mijn hele leven weer.”

Tot zijn grote voldoening kreeg Piet Laros in 1996 nog het Spaanse staatsburgerschap aangeboden. Het laatste jaar van zijn leven brengt hij door in een verpleeghuis in Nijkerk, waar hij op 1 januari 1997 overlijdt.

Bronnen: 
Auteur: 
Lennart Bolwijn, Rik Vuurmans
Laatst gewijzigd: 
18-09-2023
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Grondwerker
Overtuiging: 
Communist
Functie: 
Kapitein
Adres: 
Korte Smeestraat 18b
Woonplaats: 
Utrecht
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
03-10-1936
Datum terugkeer: 
05-12-1938
Gewond: 
ja 3x
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Nederlanderschap teruggegeven: 
10-01-1947
Vader: 
Cornelis Laros
Moeder: 
Wilhelmina Musters
Partner: 
Hinderika Meijer
Kinderen: 
3 kinderen
Datum getrouwd 2: 
07-07-1925
Partner 2: 
Wilhelmina Uitzetter