Als Kees Verhoeve niet zo onverstandig was geweest om tijdens een uitstapje naar Albacete, het hoofdkwartier van de Internationale Brigade, op de foto te gaan dan had hij waarschijnlijk nooit problemen gekregen met de Nederlandse politie. Die foto was op de een of andere manier in handen gekomen van de Nederlandse inlichtingendienst die hem doorstuurde aan praktisch alle Nederlandse politieposten. Hij werd voorgelegd aan allen die uit Spanje terugkeerden. Op deze foto is Kees de vrolijk kijkende man met de matrozenpet en nummer 9 naast zijn hoofd. Kees zat dan ook op zee en was maar één keer in Albacete geweest. In het boek “Voor de oorlog, herinneringen aan de jaren ‘30” vertelt hij:
“We waren met een hele groep Nederlanders, die elkaar na een hele tijd zagen want de een had hier gezeten en de ander daar. Het was een verlofdag. Toen moesten we zo nodig met z’n allen op de foto, genomen door een straatfotograaf. En juist tussen die straatfotografen zitten spionnen; ze noteerden de namen van jan-en-alleman, die gaven ze rustig door aan de landen die daar belang bij hadden.”
Hoe Kees er toe kwam naar Spanje te vertrekken vertelt hij niet. Zijn dochter, Marianne Bensing-Verhoeve denkt dat de Catalaanse vrijheidsstrijd en sociale revolutie een belangrijke motivatie vormden en dat, zoals bij alle interbrigadisten, het antifascisme voorop stond (brief oktober 2017).
Waarschijnlijk is Kees zoals zovelen met een groep de Frans-Spaanse grens overgekomen en vandaar naar Albacete gestuurd. Vervolgens ging het naar de Republikeinse Marine in Cartagena, in het Zuiden van Spanje. “Ik had een paar kameraden die ook gevaren hadden en toen we dat vertelden zeiden ze: o dan hebben we jullie graag bij de marine. En aangezien we toch kwamen om iets te doen zou het ons een zorg wezen en ze stuurden ons naar Cartagena.”
Over de aankomst in Cartagena vertelt hij :
“We werden daar om te huilen ontvangen, zo verschrikkelijk goed. Het hele stadje stond overeind dat we daar met een paar man van de interbrigade kwamen, dat waren ze niet gewend. Ik zat er dus met een paar van onze Hollandse jongens en er zaten een paar Engelsen op een torpedoboot, meer zat er niet aan interbrigadisten. Wij hadden daar een vestzakslagschip, de Jaime I, diverse grote zeer snelle torpedobootjagers, een kruiser en een serie snel varende trawlers, bewapende vissersschepen. Daar kwamen wij op terecht. De oren en de ogen van de vloot waren dat. Primitief bewapend met een kanon, dieptebommen, een paar luchtdoelmitrailleurs en wat geweren. Het waren de meest kwetsbare scheepjes, de moffen noemden het Himmelfahrer. Een schot dwars door je huid heen en die dieptebomlading gaat hoog en je bent nergens meer. Zo waren die schepen. Als jongens die gevaren hadden, wisten we wel wat een trawler was: een ton met spijkers. Die dingen gaan ook onmiddellijk uit de vuurlijn als het tot een treffen komt. Als er niks gebeurt, patrouilleer je op vliegtuigen, onderzeeërs en maneuvers van de vijand. We zaten op de rand van de vijftien mijl zone, we patrouilleerden voortdurend op een bepaald punt. De jongens die aan het front hebben gezeten zeggen: jij op de marine gezeten, nou mooi pakkie an, deftig, een luizenleven. Dan zeg ik: als wij van de marine, als de Spaanse marine er niet was geweest, dan hadden jullie nooit van zijn leven ook maar een kogeltje in je loopgraven gehad. Want wat er voor onze neus lag, dag en nacht, dat was de kruiser Leipzig van de moffen. Een van de beste kruisers die Hitler destijds had. Die kwam af en toe als provocatie over de vijftien mijl heen. Die enorme spanning zat er in."
Dat hele republikeinse Spanje werd door de non-interventie politiek geblokkeerd, werd als het ware de mogelijkheden ontnomen zich wapens, voedsel en materiaal aan te schaffen. Er kwam geen schip uit het antifascistische Europa binnen. Ze lieten de jongens gewoon stikken. En wat gebeurde er nou? De Spaanse regering heeft zijn best gedaan om toch datgene te krijgen wat ze hebben moest. Ik kan me herinneren dat het eerste schip dat uit Rusland kwam, met voedsel en kleding notabene, werd opgevangen door een van Franco’s duikboten en net in de buurt van Gibraltar de grond in werd geboord.“
Dit Russische schip, de Komsomol, is half december 1936 getorpedeerd; overigens had het wel degelijk Russische wapens aan boord. Zelf voer Verhoeve een half jaar lang als matroos op het Spaanse vrachtschip Rafael Arcangel, dat zogenaamd sinaasappelen, maar in werkelijkheid wapens vervoerde. Na een jaar verliet Verhoeve, volgens zijn dochter uit eigen beweging, Spanje: “Hij vond een gids, die hem s' nachts over de Pyreneeën bracht. Hij had gezien dat de oorlog een verloren zaak was. Realiseerde zich dat het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een kwestie van tijd was.” Ook realiseerde hij zich dat hij moeilijkheden kon krijgen over zijn Spanjetijd, zoals hij zelf vertelt:
“Ik was een paar dagen thuis en ging op mijn gemak op de pier van IJmuiden vissen. Toen was de recherche aan de deur geweest en ik moest op komen draven. Ik wist al dat er moeilijkheden konden komen want de brieven die ik aan mijn vrouw schreef, werden geheel tegen de wet in opengemaakt. Er werd een strookje overheen geplakt en daar stond op: Geopend Nederlandse Posterijen. Mijn vrouw schreef: denk er om, de brieven worden geopend. Toen ik wegging met verlof ben ik naar de admiraliteit gegaan in Cartagena en ik heb gezegd: er bestaat grote kans dat ze weten wat ik hier gedaan heb en dat mijn Nederlanderschap me ontnomen zal worden. Ik wil een papier hebben waarop staat dat ik al die tijd op een vrachtschip heb gevaren als matroos en dat ik op eigen verzoek ontslag neem (..) Dat is mijn redding gebleken want toen ik dat verhoor kreeg en ze me in de schoenen wilden schuiven dat ik daar gevochten had, toen zei ik: wilt U dit even lezen? (..) Mijn Nederlanderschap ben ik nooit kwijtgeraakt.”
Verhoeve ging zoals veel oud-Spanjestrijders tijdens de Duitse bezetting bij het gewapend verzet. In de illegaliteit heette hij Kees de Spie vanwege zijn spionage- en sabotage-activiteiten. Hij dook meerdere keren onder en was actief in de groep CS 6. Later werd hij commandant van de gemotoriseerde reserve van de Raad van Verzet.
Deze laatste “muis” zou nog een opmerkelijk staartje krijgen. In 1955 kreeg de Binnenlandse Veiligheidsdienst een lijst in handen, ongetwijfeld via een mol in de CPN, van alle oud-Spanjestrijders die bij de gemotoriseerde reserve van de RvV hadden gezeten. Ook Gerard Tops en Wim van Veen waren daarbij. Deze lieden werden gezien als “potentiële medewerkers aan een eventueel gewapend optreden van de CPN en als mensen die in staat waren te doden als het nodig was. “Men noemt hen in het algemeen schurken en zij moeten tot alles in staat worden geacht.” Op grond van deze lijst startte de BVD een volgactie van Verhoeve. Aan het rapport van de BVD ontlenen we de volgende gegevens over zijn naoorlogse activiteiten:
Van 1946 tot 1950 werkte hij op Schiphol, waar hij propaganda voor het communisme zou hebben gemaakt onder het personeel van de KLM. Van 1950 tot 1953 zat hij, als vertegenwoordiger van de Java Trading Company, in Indonesië. Hij zou daar, nog steeds volgens de BVD, verbindingsman zijn geweest van de Partai Komunis Indonesia (PKI) en westerse communistische partijen, waarbij een steward van de KLM, Gerardus Nanninga, de nodige koeriersdiensten vervulde. [Deze Nanninga, geboren 3 oktober 1921 in Amsterdam, werd daarom ook door de BVD gevolgd].
In 1952 werd Verhoeve in Indonesië opgepakt. Hij werd verantwoordelijk gehouden voor een staking van het grondpersoneel op luchthaven Djakarta, hoewel hij die had afgeraden. Verhoeve werd enkele maanden gedetineerd, waarna hij 1953 als ongewenste vreemdeling werd uitgezet. Hij wilde eerst naar Australië emigreren, maar belandde toch in Amsterdam, waar hij werkte als expeditiechef/magazijnmeester. Hij hielp een aantal mensen met het aanvragen van een verzetspensioen. Later kreeg hij zelf zo’n pensioen. In 1973 verhuisde hij naar Harderwijk. In "De Waarheid" van 29-09-1984 staat een overlijdensadvertentie van Cornelis (Kees) Verhoeve, overleden op 74-jarige leeftijd, drager van het Verzetsherdenkingskruis. Hij overleed tijdens een vakantie in Portugal.
Zijn dochter vatte zijn leven zo samen: ”Het leven van mijn vader kende 3 oorlogen. De Spaanse burgeroorlog, WOII en de oorlog in Indonesië. Na de eerste oorlog werd hij ondervraagd door de politie teneinde hem het Nederlanderschap af te kunnen nemen. Voor het verzet in WOII werd hij onderscheiden. Tijdens de derde oorlog vloog hij de gevangenis in. De motieven van mijn vader -vrijheid- bleven z'n hele leven hetzelfde. Die van de Nederlandse regering echter niet.”
- Martin Schouten: Voor de oorlog. Herinneringen aan de jaren ‘30, Bezige Bij, 1982. P 205 e.v.
- 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16810
- De Waarheid 29-09-1984, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010378728:mpeg21:a0174
- mail van dochter Marianne Bensing-Verhoeve, oktober 2017
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.14
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 8008