Arthur Lehning kan zijn ogen niet geloven als hij op 7 oktober 1936 in Barcelona aankomt. Waar hij maar kijkt, op trams, auto’s, overheidsgebouwen, overal prijken de zwart-rode vlaggen en emblemen van de anarchistische vakbeweging CNT. Uit luidsprekers op de Ramblas klinken revolutionaire liederen. In juli 1936 is niet alleen de Burgeroorlog uitgebroken, maar ook een sociale revolutie opgebloeid, vooral in Catalonië, in mindere mate in Andalusië en Aragón. De fabrieken zijn overgenomen door arbeidersraden, het grootgrondbezit is afgeschaft, het land wordt beheerd door agrarische collectieven, kerken zijn afgebrand, priesters verjaagd of vermoord. De CNT geeft sturing aan wat begonnen is als een spontane volksbeweging. Spanje is het enige land in Europa waar de anarchisten massale aanhang hebben, de CNT heeft in 1936 rond de anderhalf miljoen leden. In oktober 1936, als de revolutie in Catalonië op zijn hoogtepunt is, moet de anarchist Arthur Lehning zich daar in het Walhalla gewaand hebben.
Lehning, opgegroeid in een Hernhuttersmilieu in Zeist, was tijdens zijn diensttijd antimilitarist en revolutionair socialist geworden. In de jaren twintig was hij in Berlijn onder de indruk van bekende Russische anarchisten geraakt. In 1922 was hij aanwezig bij de oprichting van de Internationale Arbeiders Associatie IAA. Dit was de internationale koepel van anarcho-syndicalistische vakbondsfederaties. Zij propageerden dat arbeiders via de organisatievorm van een vakbond een proletarische revolutie zouden ontketenen en tot zelfbestuur komen. Lehning werd een van de secretarissen van de IAA in Berlijn. Toen de IAA moest uitwijken na de machtsgreep van Hitler in 1933, verplaatste het secretariaat zich naar Madrid. Hier openbaarden zich al snel verschillen van inzicht tussen de buitenlandse bestuurders en de ’inheemse’ tak, de CNT, verschillen die later, tijdens de Burgeroorlog, steeds pregnanter zouden worden. Het kwam erop neer dat de buitenlandse anarchisten dachten vanuit een ideale laboratoriumsituatie, terwijl de CNT, de enige partij in het geheel met een reële machtsbasis, met de politieke en maatschappelijke realiteit te dealen had. En daarin keuzes maakte en compromissen sloot die de buitenlanders niet aanstonden. ‘De situatie hier is heel moeilijk, ook wat de beweging betreft. Je hebt hier met tradities en organisatorische toestanden te maken die je niet van de ene op de andere dag kan veranderen. Niettemin ben je altijd weer verrast door de geweldige spiriten de ongelofelijke strijdbaarheid en ook macht van de CNT…’ schreef Lehning aan de bevriende Russisch-Amerikaanse anarchiste Emma Goldman (21 augustus 1933). In augustus 1935 legde hij het secretariaat neer en verliet Spanje.
Tijdens zijn daaropvolgende bezoek, in oktober 1936 dus, houdt Lehning een dagboek bij. Hij doet dat niet met literaire aspiraties of met het oog op publicatie. Lehning is geen Orwell. Gelukkig is zijn dagboek decennia later toch uitgegeven. Samen met andere buitenlandse anarchisten, onder wie Emma Goldman, verblijft Lehning in Hotel Continental in Barcelona. Later die maand maakt hij met Goldman een rondreis richting Valencia om de situatie op het platteland in ogenschouw te nemen. In alle dorpen zijn de kerken uitgebrand. De dood van tientallen bijbehorende pastoors lijkt Lehning niet te deren, al merkt hij het wel op. ‘Alleen als je dit gezien hebt, weet je wat deze revolutie betekent, hier heeft werkelijk een heel volk tabula rasa met het verleden gemaakt.’ Uit de dagboekaantekeningen rijst het beeld op van een man die niet weet wat hij meemaakt, laat staan wat hij moet geloven of voelen. Op 9 oktober schrijft hij ‘de heerlijkste dagen van mijn leven’ te beleven. Op 12 oktober echter ‘voelt hij zich niet thuis in deze stad [Barcelona]. Niet meer. Of: nog niet. Ik weet het niet.’ ‘Mijn Gesamteindruck is zeer complex’ schrijft hij op 31 oktober na een angstige nacht waarin voor een bombardement op Barcelona gevreesd wordt. Veel woorden besteedt Lehning aan allerlei ongemakken waarmee reizigers worden geconfronteerd in chaotische landen, zoals het constant moeten tonen van papieren, oponthoud, en tegenwerking van (quasi)functionarissen met onduidelijke status. Hij is vijf dagen grieperig en snipverkouden. De auto van Goldman en Lehning, een door de CNT geconfisqueerde Studebaker, komt bijna in botsing met een trein. De chauffeur rijdt levensgevaarlijk en de stuurinrichting begeeft het.
Het is verleidelijk om hier een metafoor in te zien voor wat er buiten het voertuig gebeurt. In ieder geval wordt Lehning al tijdens zijn reis erg ongelukkig van de politieke besluiten van de CNT. Binnen deze organisatie is er geen eensgezindheid over de juiste politieke koers nu het land in een maatschappelijke omwenteling én een burgeroorlog verkeert. Het aanvaarden van regerings- of bestuurlijke verantwoordelijkheid strookt niet met de principes van anarcho-syndicalisten. De stroming die nu toch liever aan wil sluiten bij bestaande structuren en netwerken krijgt de overhand en de CNT besluit, juist tijdens het verblijf van Lehning, toe te treden tot de Republikeinse regering. De deur voor Sovjet-Russische hulpgoederen en wapens wordt opengezet, waarmee Stalin voet krijgt op Iberische bodem. Dat vervolgens de sociale revolutie binnen een jaar de das om wordt gedaan, niet door Franco maar door andere linkse groeperingen, zal voor Lehning altijd het grootste drama van de twintigste eeuw blijven. Wellicht heeft hij in Spanje momenten gehad waarin hij dacht de zaak nog bij te kunnen sturen en maakt dit de pil extra bitter. Als hij er in 1983 in het kader van de film ‘De toekomst van ‘36’ op terugkijkt, geeft hij echter een politieke analyse ten beste waar geen drama of mens in voorkomt - ook Arthur Lehning zelf niet.
In de kleine maand dat Lehning in Spanje rondkijkt, heeft hij ook een opdracht te vervullen namens het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. In 1935 is het IISG opgericht om archieven en collecties van linkse personen en organisaties te redden uit de handen van totalitaire staten. Spanje in oorlog is meteen een geschikte proeftuin. Lehning, aangesteld als hoofd van de afdeling Anarchisme, Frankrijk en nog wat Zuid-Europese landen, weet in oktober 1936 contact te leggen met Federica Montseny en de collectie van de familie Montseny op transport naar Amsterdam te stellen. Federica Montseny, anarcho-syndicaliste en schrijfster, werd november 1936 minister van Volksgezondheid en Sociaal Beleid in de Republikeinse Regering. Later zal het IISG ook nog het archief van de CNT en zijn politieke arm, de FAI, verwerven, maar daarmee heeft Lehning niets uitstaande. Wel beheert hij de ‘Spaanse Kisten’, met daarin het CNT/FAI archief, tijdens de Tweede Wereldoorlog in Engeland, waar het IISG zijn belangrijkste collecties in veiligheid heeft gebracht. Lehning is in het VK verantwoordelijk voor die papieren van de revolutie. Na de oorlog hervat hij zijn werk voor het IISG en verwerft hij in kleine kring bekendheid als publicist en essayist. Zijn lange leven, dat vooral opvalt door de vele bijzondere vriend- (en vijand)schappen met kunstenaars als Marsman, Slauerhof, Charley Toorop en Piet Mondriaan, is beschreven door Bert Altena in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (https://www.dbnl.org/tekst/_jaa004200201_01/_jaa004200201_01_0010.php).
- Bert Altena, ‘Arthur Lehning’ in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde2002, p. 137-172
- De As18 (1975)
- Alain Dropsy, Arthur Lehning(Paris 2012)
- Maria Hunink, De papieren van de revolutie : het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, 1935-1947 (Amsterdam 1986)
- Arthur Lehning, Spaans dagboek. Aantekeningen over de revolutie in Spanje.Ingeleid door Toke van Helmond (Oude Tonge 1996)
- Tätigkeitsbericht der Internationalen Arbeiter Assoziation1933-1935 (s.l, s.a)
- http://www.schrijversinfo.nl/lehningarthur.html
- Voor Arthur Lehning…..(Maastricht 1986)
- Archief Emma Goldman, IISG Amsterdam
- Collectie Arthur Lehning, IISG Amsterdam
- Archief Max Nettlau, IISG Amsterdam
- Archief film ‘De toekomst van ’36’, IISG Amsterdam, met video opnamen en geluidsbanden van interview Arthur Lehning