MUNCK, Dingeman de

Dingeman Theodoor
de
Munck
Geboren:
Osterfeld (Duitsland)
20 mei 1916
Overleden:
Amsterdam
15 maart 1996
Levensbeschrijving: 

Dingeman de Munck was één uit het viertal Zaandammers dat in 1937 samen naar Spanje vertrok. Het groepje hoorde bij de ‘Damloopers’, jonge arbeiders en werklozen die elkaar troffen bij het beeld van Czaar Peter op de Dam.  Ze werden ook wel ’Damkwatters’ genoemd, vanwege het verveeld op straat spugen. Frans Oord, hun verbindingspersoon met de communistische partij, vertelde dat het idee om naar Spanje te gaan ontstond in een gesprek met de CPN-er Dirk Makkinga, hét communistische raadslid van die jaren. Je ziet het voor je. Op een foto staan Dingeman, Gerrit Giere en Jan Hulst zonder Frans maar met vier anderen voor de deur van dansschool Tivoli op de hoek van de Dam met de Czaar Peterstraat. Sommigen hebben ook plannen maar durven niet. Op 3 juni gaan vier van de Damloopers weg.

Gezin
Dingeman stamt uit een gezin dat een nogal zwervend bestaan leidde. Dat gold zeker voor zijn vader, de Zeeuw Josephus de Munck (Graauw, 1885). In 1947 noemt de reclasseringsraad van Veenhuizen (Drente) het zwerven en het alcoholmisbruik van Josephus als een van de oorzaken voor de problemen van een jongere broer van Dingeman, Cornelis. Hoewel de hele omgeving communistisch was en moeder Petronella sterk anti-Duits kwam Cor tijdens zijn periode van dwangarbeid bij de Kriegsmarine terecht, hetgeen hem na de oorlog in het interneringskamp Veenhuizen bracht. Twee politieke uitersten in het gezin. Volgens de jongste, André, die in 2014 door Erik Schaap werd geïnterviewd, leidde dit tot een ‘Derde Wereldoorlog’ tussen de twee broers.  Het was sowieso een ‘huishouden van Jan Steen’. Moeder, die het gezin tot begin jaren twintig praktisch alleen bestierde, was gul maar een kenau. André vertelde dat er geen goed huwelijk was tussen zijn ouders, vooral door de drank. ‘Hij zoop als een ketter’. Tussen Petronella’s tweede man en de stiefkinderen boterde het ook niet. Kortom: er was altijd ruzie. ’Het huis was netjes, maar samenzijn was er niet bij’.

Josephus de Munck en Petronella de Bruijn (Lisse, 1890) hadden zes kinderen. Deze kwamen op verschillende plekken ter wereld. Maria Rosalia in Rotterdam (1913), Alfons (1914) en Dingeman (1916) in Duitsland, vermoedelijk in de regio Oberhausen - bij Dingeman is Osterfeld leesbaar. De vierde, Josephus (Joop), ziet in het Limburgse Hoensbroek het licht (1918). In die regio blijft het gezin een tijdje wonen. Petronella’s bemiddelde ouders kwamen er vandaan. Cornelis (1920) en Theodorus Johannes (‘Jan’) (1922) worden in Brunssum geboren. Hierna verlaat Josephus zijn vrouw en geeft aan ‘niet meer terug te zullen keren’, zoals het reclasseringsrapport schrijft. Petronella gaat nu samenwonen met een jongere broer van Josephus, Theodorus de Munck (Graauw, 1891). Hij werkt in de staatsmijn Maurits bij Valkenburg.  Hun eerste kind, Petronella, wordt in 1924 in Hoensbroek geboren. André (Adrianus) is het laatste kind. Hij komt ter wereld in Voerendaal, 1928. Volgens André was zijn vader een ‘heel aardige man  … die altijd aan het werk was’. Hij zorgde er perfect voor dat de huur kon worden betaald, ‘maar verder het was bittere armoede’. De reclassering laat in haar naoorlogse rapport  het ‘concubinaat’ van Petronella en Theodorus pas in 1929 beginnen, na de geboorte van de twee jongste kinderen. De raad merkt verder op:  ‘Daar de man [Josephus] steeds onvindbaar was, kon eerst op 15 April 1935 de echtscheiding worden uitgesproken’. Niet lang daarna wordt het concubinaat omgezet in een huwelijk.

Zaanstreek
Al voor die tijd is de Zaanstreek in beeld. Het gaat niet goed met de staatsmijn en niet-katholieken vliegen er als eerste uit. Theo de Munck kan in het verre Uitgeest aan de slag als ‘spoorbomendichtdraaier’. In mei 1932 komt daar een eind aan en het 10-koppige gezin de Munck-de Bruijn verhuist in hoop op werk naar de Zaandamse Kalverstraat 38, nu verdwenen, niet ver van de rooms-katholieke Bonifatiuskerk. André gaat er op aandringen van Petronella’s ouders naar de parochieschool. Hij vertelt dat Dingemans latere reisgenoot Gerrit Giere vooraan in het smalle, armoedige Kalverstraatje woonde. Frans Oord, ‘een lange magere man met grote oren’, overnachtte een keer bij het gezin De Munck. De contacten zijn al vroeg gelegd. Petronella de Bruijn staat in Zaandam ingeschreven als ‘Echtgenoote van Josephus de Munck’. Later is daar ‘Gesch[eiden]’ voorgezet. Ze is nummer 1 van de gezinskaart. Op nummer 10 staat haar partner, broer van haar man. Daartussen de acht kinderen en op nummer 11 het zoontje van oudste dochter Maria, Petrus (Zaandam, 12-10-1932). Waar er tien wonen kan er wel een elfde bij. Maria erkende het kind en de vader, Zaandammer Dirk Vink, een half jaar later eveneens, bij het huwelijk.

In Zaandam gaat het verhuizen door, naar alle hoeken van de industriestad. Men vertrekt in oktober 1933 van de Kalverstraat naar de Kalverringdijk 21b, en belandt zes maanden later op de Zuiddijk 260. Als de echtscheiding formeel vast staat vertrekt Petronella naar Den Haag. Maria Rosalia blijft met haar man en kind in Zaandam,  Alfons krijgt een eigen kaart. Maar Zaandam blijft trekken.

Franci Siffels
Het gezin de Munck komt eerst nog in Beverwijk terecht, waar Theo werk vindt als bouwvakarbeider. Daarna wonen ze weer in Zaandam, onder andere op de Archangelstraat 24 of 28, onderdeel van de rode Havenbuurt. Ze zijn er overburen van het gezin Siffels. Dingeman is linkser dan de rest van de familie. Hij hoort bij degenen, aldus André de Munck, die op de schoorstenen van Albert Heijn leuzen als ‘Werk en brood’ kalken. Vermoedelijk kende Dingeman zijn latere vrouw al voor zijn vertrek naar Spanje. Ze waren beiden activist, beiden mooi (Cor: ‘Dingeman was een hele mooie man om te zien. Hij had ook nooit een pet op’) en een tijdje buren. Franci colporteert met veel succes het communistische Volksdagblad. Johanna Francisca Siffels (Zaandam 3-2-1920), roepnaam ‘Franci’, woont in de Archangelstraat 29. Ze heeft twee oudere zusters en nog een klein zusje. Het gezin Siffels-de Kruijjff is iets welgestelder dan dat van De Munck. De vader, Maarten Siffels, werkte als timmerman en kreeg bekendheid toen hij in 1939-1940 voor de CPN in de gemeenteraad zat. Franci was begaafd en schilderde op zijde. Dat deed ze ook wel als reclame in de etalage van een verfwinkel.

Vertrek
André vertelt: ‘Ze werden geronseld. Die jongens zaten thuis zonder werk. En dat kan ik me nog wel herinneren, dan zei-ie: ‘Heb je nog een duppie voor me, voor een pakkie shag?’ Dat was Player, daar zaten tien Player-sigaretten in en dan kon-ie weer roken. En toen op een ochtend, toen kwam rechercheur Van der Schaaf uit Zaandam. Toen woonden we op het Blauwepad. Dat was achter het Gemeenteziekenhuis. En die zei: ‘Is uw zoon vannacht thuis geweest?’ ‘Nee’, zei mijn moeder: ‘Ik heb hem niet gezien.’ ‘Nou’, zei hij, ‘dan kan ik u meedelen dat hij naar Spanje is.’ Ze werden geronseld. Ja, voor hoeveel geld, dat weet ik niet.’ Het geld bestond vermoedelijk uit tickets naar Parijs en wat eetgeld.

De route naar Spanje is voor alle vier dezelfde: geholpen door de bekende ‘ronselaar’ Cor van Soolingen met de nachttrein van Den Haag naar België, misschien te voet over de grens, door naar Parijs, ontvangst door de communistische vakbond CGT, door naar Marseille en daarna  Perpignan, te voet over de Pyreneeën en rond 15 juni aankomst in de republikeinse kazerne van Figueras.

XIII Brigade
Uit het archief van de Internationale Brigade is een Frans/Duits formulier bewaard waar het viertal op staat. Samen met drie Duitsers en vier andere Nederlanders vormen ze een groepje ‘anti-fascisten’. Het papier komt vermoedelijk uit Albacete, het militaire hoofdkwartier van de Republiek, niet ver van Valencia. Een andere lijst, dd 30 juni 1937, ondertekend door de commandant van de basis der internationale brigades, komt daar zeker vandaan.  Er staan groepjes Polen, Duitsers en Fransen op die om 4.15 uur die ochtend als ‘instructie-compagnie’ naar het nabijgelegen Madrigueras werden gestuurd. Tien Fransen en tien Duitsers gaan erheen als genietroepen. Twintig Polen en 29 ‘Duitsers’ vermoedelijk als grondtroepen.  Allen horen dan bij de dertiende brigade.

Gernt ‘Gierve’, ‘Duizmann’ De Munck en Johann Hulst staan bij de Duitsers. Frans staat er niet bij, hij was in militaire dienst geweest en ging naar een artillerie-eenheid. De andere Nederlandse namen zijn Johan VerbergSint en Fokke Klijnsma en Caspar Klaassens, die ook op het ongedateerde formulier met anti-fascisten voorkomen, en verder Gerrit KuyperHerman SchoorMarinus Riem en Christiaan Verhoeve.

De Zaandammers worden samen ingezet aan het Brunete-front, ten westen van Madrid. Het groepje vindt het niet goed gaan in Brunete en gaat naar Villanueva de la Cañada, waar twee broers met een Zaanse connectie liggen, Evert en Henk Kraake. Dingeman raakt gewond aan zijn kin door ‘eigen’ vuur van beneden. ‘Hier er in, daar er uit [wijst achtereenvolgens naar zijn kaak en zijn kin], hij is aangeschoten’, zoals zijn jongste broer het zei. Gerrit Giere wordt vermist en zal dat blijven. Het is de eerste week van juli. Volgens Beevor werd bij de strijd om Brunete een derde van de deelnemende internationale vrijwilligers gedood (4300) en kwam meer dan een derde van hen (5000) in het ziekenhuis terecht.

Vervolg
Wat gebeurt er met de drie achterblijvers? Dingeman is gewond maar komt evenmin als de anderen in een ziekenhuis terecht. Jan Hulst wil niet meer vechten, werkt in de militaire keuken van Albacete en weet in april 1938 naar Marseille te vluchten. Met medewerking van de Nederlandse consuls in Marseille en Parijs keert hij begin mei terug naar Zaandam. Frans Oord blijft in Spanje. Hij vecht in Duitse en Oostenrijkse bataljons en tenslotte binnen ‘De Zeven Provinciën’ dat uit het eerste bataljon van de XIe brigade voortkomt. Frans is actief aan de fronten van Teruel, Belchite en de Ebro. Op 5 december 1938 komt hij met de groep van Piet Laros terug naar Nederland. Dingeman was daar niet bij. De enige informatie over diens Spaanse periode na Brunete komt uit de notities die Gustav Szinda in 1940 te Moskou over een groot aantal Nederlandse vrijwilligers maakte.

De Muncks vertrek uit Zaandam zou volgens Gustav in maart 1937 zijn geweest – wat een verschrijving moet zijn. Na zijn tijd bij de 13e brigade (8e en 49e bataljon), kwam Dingeman vanaf midden augustus 1937 bij de 11e brigade, het eerste bataljon. Van Frans Oord wordt aangenomen dat hij daar begon, net als veel andere Nederlanders. Het bataljon, waar ook Vlamingen in vochten, was genoemd naar Edgar André, een prominente Duitse communist die in 1936 na een showproces onthoofd was. In oktober 1937 kwam De Munck als telefonist bij een luchtafweerbatterij (Duits: ‘Flak’). Wat hij daarna deed is niet bekend. Szinda geeft in 1940 ook beoordelingen.*  Hij noemt Dingeman een doorsneesoldaat en een doorsnee-antifascist. 'Politisch uninteressant und nam an keinen politischen Arbeiten teil'. De verwonding die hij in Villanueva de Cañada had opgelopen noemt Gustav nog wel.

Terugkeer
Broer André weet dat Dingeman geïnterneerd is geweest in Perpignan, bij de Pyreneeën. Daar waren verschillende kampen en gevangenissen voor vluchtelingen en ex-militairen uit Spanje. Hoe hij ontkwam is onbekend. De anderen waren al terug. ‘Sinterklaasavond, ik had een schoolbord gekregen, kwam hij terug uit Spanje. En ik had er op geschreven: ‘No pasaran, kameraden.’ Dat was van één of andere mevrouw, uit Spanje, zo’n verzetsstrijder. Maar hij was er niet. En toen is hij later toch weer thuisgekomen. En toen kwam mijn schoonzuster [Franci] en die bracht een blad -ik weet niet meer hoe dat heette-, ze liep daarmee. En dat was een leuke meid om te zien. Dus toen hij thuis was, en zij bracht de krant, wist hij niet hoe gauw hij naar de deur moest.’

Oorlog
Als Dingeman in januari 1939 thuiskomt woont zijn moeder op de Uitkomst, een verzameling huisjes bij de Ringdijk voor gezinnen die geen gewone huur konden betalen. Anton Stevens en Mijndert van de Horst woonden er ook. Maar het waren huizen, geen kamp. Het hele gezin de Munck loopt dankzij Dingemans’ internering schurft op. Met groene zeep en een harde bostel wordt het verholpen. Op 12 oktober 1939 trouwen Dingeman en Franci. Ze gaan in de Havenbuurt wonen, in de Sundvalstraat en later op de Torneastraat 8. Ze leiden er een sober bestaan. Dingeman was opgeleid als typograaf en had aan de Provincialeweg op de drukkerij van papierfabriek Bolding gewerkt. Maar hij was zijn Nederlanderschap kwijt en vond nu geen werk. Na de inval van de Duitsers werd de situatie misschien iets beter: het ondergrondse Solidariteitsfonds van de CPN gaf hen geldelijke ondersteuning. Op 14 maart 1941 werd een meisje geboren, Francisca.

Dingeman en Franci waren beiden betrokken bij het illegale werk van de partij. Dingeman deed het zwaardere werk, zoals het opblazen van een transformatorhuisje, zegt André. Vaak in Amsterdam-Noord. Hij dook dan onder bij de familie Mozes aan de Latherusstraat. Franci verdeelde distributiebonnen die haar schoonmoeder verzamelde en was koerierster voor de in mei 1943 opgerichte Raad van Verzet. Intussen was er via de bekende onderduikhelper Piet Bosboom een joods jongetje bij hen komen wonen, Levie Wolf Polak. Zijn schuilnaam was Jopie de Jong en hij was vijf jaar. Franci blondeerde zijn haar regelmatig en stuurde hem gewoon naar de Havenschool. Het verhaal daarbij was dat Jopies ouders slachtoffers waren van het mislukte Amerikaanse bombardement op de Fokkerfabrieken in Amsterdam-Noord. Veel woningen werden getroffen en twee honderd burgers kwamen om het leven (17 juli 1943).

Verraad
In november 1943 ontdekte Franci dat haar man vreemd ging met haar oudere zuster Rika. Zelf was zij overigens ook niet brandschoon. Hierover schrijft Erik Schaap in zijn boek De Zaanse liquidaties:  ‘Woedend reisde ze van Zaandam naar de Amsterdamse Euterpestraat, waar zich het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst bevond. Daar liet ze weten bereid te zijn om een bijdrage te leveren aan het oprollen van de ‘terroristische’ organisatie in Zaandam. Ze bracht vervolgens niet alleen haar overspelige man aan, maar ook tal van andere (al dan niet vermeende) Zaanse communisten. Waarschijnlijk werd ze daartoe gedwongen. Franci’s moeder bracht Jopie terug naar Amsterdam en gaf hem af bij een vrouw in het Amsterdamse getto. Dat was net op tijd.

In de nacht van 22 op 23 november reden enkele SD’ers met de nieuw verworven informatiebron door Zaandam en lieten Franci de Munck adressen aanwijzen waar linkse activisten woonden. Een arrestatiegolf in met name Zaandam en Krommenie was het gevolg. Niet eerder slaagden de Duitsers er in om in één klap zoveel Zaanse communisten te traceren en op te pakken. ‘In die nacht zijn totaal veertien mensen gearresteerd, van wie er slechts één werd vrijgelaten’, verklaarde een voormalige Zaandamse bewaker in 1947. Van het verraad werden bovendien Elly Premsela, de zus van Benno Premsela,  en haar man Max Wessel de dupe. Zij zaten ondergedoken bij het echtpaar Plooijer-Dooves, en werden twee en een halve maand later in Auschwitz vergast.

Dachau
Dingeman werd op 23 november niet gevonden, maar korte tijd later in Deventer gearresteerd. Daar woonde zijn broer Joop, bij wie vanwege de dreigende Arbeitseinsatz ook broer Theo zat en een van de zussen. Allen werden gearresteerd. Theo werd naar kamp Amersfoort gestuurd en later naar Duitsland als dwangarbeider. Dingeman, oud-Spanjestrijder en verdacht van illegaal werk, kwam in de Amsterdamse Weteringschans-gevangenis. De familie moest voor de was zorgen. André: ‘Het enige dat hij mocht hebben was een wortel. Zo’n winterpeen. We mochten hem niet zien, alleen spullen afgeven. En de vuile was meenemen’. Hierna werd hij naar Vught gedeporteerd en tenslotte naar Dachau.

Francisca ging door met haar verraad en daarom liquideerde het Noord-Hollandse verzet haar op 23 mei 1944 in het West-Friese Rustenburg. De kleine Francisca werd naar anderen gebracht, maar nooit is duidelijk geworden naar wie. Ze overleefde de oorlog, evenals ‘Jopie’, Levie Polak.

Dingeman overleefde Dachau en was op 19 mei 1945 weer in Zaandam. Zijn moeder en stiefvader reageerden alsof hij terug kwam van vakantie. André: ‘ik zie hem nog met twee koffers, en daar zat allemaal damast, allemaal tafellakens en zulks... Mijn moeder zei: “Zo, dat is mooi.” Maar dat heeft hij meteen naar Amsterdam gebracht, naar Bep Mozes’. Haar man, ook een verzetsman, was in Dachau omgekomen. Dingeman zelf  was helemaal kapot en geestelijk niet meer in orde. Hij kreeg woedeaanvallen. Toch vond hij werk. Tot het einde toe had hij een relatie met Bep.

Naturalisatie
Op 1 januari 1963 kreeg Dingeman dankzij een speciale maatregel van de regering de Nederlandse nationaliteit terug. De erkenning gold voor nog drie andere communistische Spanjestrijders die in het verzet hadden gezeten: Siebolt AdemaLambertus Duits en Rien Dijkstra. Het beroep van De Munck wordt in de memorie van toelichting omschreven als kraandrijver. Dingeman overleed op 15 maart 1996 en werd begraven op de Nieuwe Noorder in Amsterdam.

Bronnen: 
Auteur: 
Pim Ligtvoet
Laatst gewijzigd: 
01-06-2019
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Typograaf
Overtuiging: 
Communist
Adres: 
Torneastraat 8
Woonplaats: 
Zaandam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
03-06-1937/15-06-1937
Datum terugkeer: 
19-01-1939
Gewond: 
ja
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Nederlanderschap teruggegeven: 
01-01-1963
Vader: 
Josephus de Munck
Beroep vader: 
Grondwerker
Moeder: 
Petronella de Bruijn
Partner: 
Johanna Francisca Siffels
Kinderen: 
1 dochter (Francisca)