Als in juli 1936 de Spaanse Burgeroorlog begint is Frits van Bijnen al in Spanje. Hij werkt als arbeider bij de Nederlandse Maatschappij voor Havenwerken in Gijón (Asturië). Of hij tot oktober 1937, als hij dienst neemt bij de Internationale Brigades, ook in Spanje verbleef is niet duidelijk. Volgens de administratie van de Brigades komt hij Spanje binnen via Massanet op 14 oktober 1937 en gaat hij 5 dagen later naar Albacete.
Gustav Szinda beschrijft Van Bijnen in zijn rapporten voor de Komintern als uitgesproken laf en ongedisciplineerd. Al in het opleidingskamp probeert hij te deserteren, waarna hij ondergebracht wordt bij de 11e brigade. Daar deserteert Van Bijnen ook. Hij vlucht naar Valencia waar hij hulp zoekt bij het Hollands consulaat. In de buurt van het consulaat wordt hij opgepakt. Volgens het rapport van Gustav verzocht de Internationale Brigade de republikeinse regering toen Van Bijnen uit te wijzen omdat hij een lastig en contrarevolutionair element was. Dit is opvallend omdat gearresteerde deserteurs meestal teruggestuurd werden naar Albacete. Het doet vermoeden dat de autoriteiten klaar zijn met Van Bijnen. Gustavs oordeel over de Nederlandse vrijwilligers is vaak hard en erg gekleurd maar in het geval van Van Bijnen lijkt hij het bij het rechte eind te hebben.
Godefridus Hubertus van Bijnen wordt in 1917 in Den Haag geboren. Hij is de enige zoon uit een rooms-katholiek arbeidersgezin met 9 kinderen. Begin jaren dertig heeft Van Bijnen verschillende banen. Maar verder is hij van af zijn dertiende vooral actief als dief en oplichter waarvoor hij verschillende keren met justitie in aanraking komt.
Na zijn republikeins avontuur zou Frits van Bijnen naar de nationalisten zijn overgelopen. Ook hier deserteert hij en met financiële hulp van de Nederlandse consul in Barcelona keert hij terug naar Nederland waar hij zijn oplichters- en inbrekerspraktijken voortzet. Twee maanden voor de Duitse inval wordt hij tot 4 maanden voorwaardelijk veroordeeld maar dat weerhoudt hem niet om ook tijdens de bezetting op het criminele pad te blijven. In 1942 als de politie hem weer op de hielen zit, vlucht Van Bijnen naar Spanje, waar hij als ongewenst vreemdeling in Kamp Miranda de Ebro terechtkomt. Zijn Nederlandse medegevangenen hebben al snel door dat Frits niet deugt. De Nederlandse autoriteiten in Londen doen daarom geen moeite hem te ondersteunen maar Van Bijnen weet daarentegen aan te pappen met de Gestapo, die hem rekruteert als informant voor de Sicherheitsdienst (SD). Terug in Nederland combineert Frits van Bijnen, bijgenaamd de ‘Spanjool’, het verraderswerk voor de SD met inbraken en oplichterij. Gewetenloos en zonder normbesef laveert hij tussen Duitse bezetter, politie en verzet. Bij de laatste is zijn verleden als “Spanjestrijder” een uitstekende ingang. Berucht is zijn verraad in de Leidsche wijk de Kooi in 1944 waarbij 29 verzetsmensen en naaste familie worden opgepakt. Van Bijnen presteert het geregeld bij familie onder het mom van bijstand aan de gearresteerden warme kleding en dergelijke af te troggelen, die hij vervolgens verpatst.
Veel is onduidelijk rondom het verdere lot van Van Bijnen. In 1942 verklaart hij in een politie verhoor dat hij in 1938 in Spanje getrouwd is en een zoon heeft. Na de oorlog ontbreekt ieder spoor. Er zijn getuigen die verklaren dat zijn gedrag zelfs de SD teveel is geworden en dat hij 2 september 1944 op de Waalsdorpervlakte is gefusilleerd.
- Cees van Hoore en Paul de Tombe, Leidse Dagblad 11-2-1995
- http://leiden.courant.nu/issue/LD/1995-02-11/edition/0/page/1
- http://leiden.courant.nu/issue/LD/1995-02-11/edition/0/page/33
- http://leiden.courant.nu/issue/LD/1995-02-11/edition/0/page/35
- http://www.wo2slachtoffers.nl/bio/51416/Bijnen-van-Godefridus-Hubertus.htm
- http://www.leiden4045.nl/de-kooi-wijk/
- https://www.noordhollandsdagblad.nl/cnt/dmf20180921_75393031/noordwijkse-hotel-huis-ter-duin-in-oorlogstijd-goed-en-fout
- NIOD coll 273 Doc. I- 603, Map C, p 136
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545 -Op.6-D.35-L.146
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545 –Op. 6 -D.407 – L.2