Jan Heere was een zoon van de Amersfoortse arbeider en brandstoffenhandelaar IJsbrand Heere. Zijn moeder was weduwe van haar eerste man toen zij met zijn vader trouwde. In 1915 was hij de enige overlevende van de 11 kinderen die zijn ouders hadden gehad. Hij was de derde zoon die van zijn ouders de naam Jan Johannes kreeg, de twee anderen stierven in hun eerste levensjaar. Uit zijn eigen huwelijk had Heere een zoon die hij naar zijn vader IJsbrand noemde.
Via tussenstops in Klazinaveen (gem. Emmen) en – weer – Amersfoort verhuisde hij in de herfst van 1930 met zijn gezin naar Amsterdam. Heere was een van de vele onderwijzers die de weg naar de OSP vonden. Hij was OSP’er in hart en nieren, agiteerde bij stemlokalen. Bij de landelijke OSP-leiding maakte hij zich sterk voor een eigen knokploeg, die er ook kwam: de Socialistische Arbeiders weer (SAW). In 1933/1934 was hij medeoprichter van de Nederlandse sectie van de Internationale Anti-Oorlogs Liga (ISAOL), bestuurslid afd. Amsterdam, tak OSP/RSP/CPO. Dat hij op een gegeven moment geen les meer mocht geven had in ieder geval niets met zijn OSP-lidmaatschap te maken. Heere kwam bij NDSM te werken. Hij ging mee in de fusie van de OSP en de RSP tot de RSAP. Nog voor hij naar Spanje vertrok ging hij op een openbare bijeenkomst in Den Haag in op de tegenwerking die de POUM ondervond van de communisten, waardoor de POUM in Madrid werd verboden. De FAI/CNT stond aan de zijde van de POUM. De laatste had eigen wapenfabrieken en had een soldatenraad ingesteld voor politieke scholing. Buschgens zou vrijwilligers moeten werven. Heere vocht in Spanje en verloor daardoor zijn Nederlanderschap.
Tijdens de oorlog was hij bestuurslid van Je maintiendrai. Na de oorlog spande hij zich in om een ventvergunning te krijgen. Waarschijnlijk werkte hij, net als Wim Spierenburg, bij De Arbeiderspers tot aan zijn pensioen. Na zijn dood belandde zijn archiefje met betrekking op de plannen die onder de illegaliteit leefden inzake de naoorlogse toekomst van Nederland op het NIOD.
Heere wordt na de oorlog in de gaten gehouden door de BVD, met name omdat hij lid is geweest van OSP en RSAP. Bij de BVD was niet bekend dat hij in Spanje was geweest. Hij heeft zijn Nederlanderschap dan ook niet verloren.
In september 1946 heeft hij een onderhoud met de politie. Hierin beweert hij op de hoogte te zijn wapensmokkel via de bemanning van zeeschepen. Deze wapens zouden bestemd voor de CPN. Hij profileert zich in dit gesprek als fel anticommunistisch.
Na de oorlog is hij korte tijd inspecteur voor bewaringskampen waar van collaboratie verdachte personen zaten opgesloten. Hij krijgt in deze functie slechte beoordelingen. De rapporten in zijn BVD-dossier hierover zijn niet ondertekend. Hij beweert ook betrokken te zijn geweest bij het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging. En hij zou contact hebben met Schermerhorn, Vorrink en Jacques de Kadt. In hoeverre dat klopt is niet na te gaan, maar de BVD constateert dat hij een soort gefantaseerd leven leidt. Hij heeft een soort dubbelleven waarbij hij ’s-nachts in uitgaansgelegenheden de grote heer uithing.
In december 1923 trouwt hij met Jantien Geertruida Speelman, in 1934 zijn ze gescheiden. Hij is daarna nog twee keer getrouwd: in 1940 met Helena Henning, een zangeres in een nachtclub aan het Koningsplein die hij veel bezocht. In 1950 is dit huwelijk ontbonden. En hij trouwt ook met Clara Geertruida Bruinsma, wanneer is niet bekend.
- Digitaal Archief Bart de Cort op IISG;
- CID_1380.pdf: Dossier enh. 19 januari 1937 nr 350 Geheim; nr 1513 Geheim; enh. 16 juli 1937, nr 4116 Geheim
- Nationaal Archief: Ministerie van Binnenlandse Zaken, BVD archief (2.04.125), dossiernummer: 25000