Werden er mensen naar Spanje 'geronseld'? Het is een vraag die steeds weer opduikt en die moeilijk te beantwoorden is. De Nederlandse pers laat zich vrij makkelijk in een 'links-rechts' schema indelen: voor de rechtse pers ging niemand vrijwillig naar Spanje, voor de linkse pers stond vast dat iedereen die naar Spanje ging, wist dat daar een oorlog gaande was en dat je ging om te vechten - of op een andere manier de Republiek te helpen. Justitie en politie hebben zich op grote schaal met het vraagstuk bezig gehouden; er zijn verschillende arrestaties van veronderstelde ronselaars geweest maar nauwelijks veroordelingen.
Misschien kan van Gerard Bruining en Willem Brondgeest gezegd worden dat ze geronseld werden. Alleen gebeurde dat volgens hun eerste verklaringen niet in Nederland maar in Frankrijk. Dat was in ieder geval wat ze vertelden aan viceconsul Jan de Wit in Valencia die beiden in juni 1937 hielp om Spanje te verlaten. Hij schreef aan Buitenlandse Zaken dat beide mannen " verklaarden dat zij onder bedriegelijke voorstellingen naar het buitenland waren gelokt. Volgens hun verhaal dat mij tamelijk geloofwaardig voorkwam, hebben beiden zich op aanraden van 'vrienden' omstreeks 20 juni j.j. naar Perpignan begeven, teneinde ergens in het Zuiden van Frankrijk te werk te worden gesteld, tegen hooge loonen, bij 'het bouwen van een geheime radiozender'. Bij aankomst te Perpignan werden zij per autobus verder het land ingebracht en daarna te voet over de bergen over de Fransch-Spaansche grens gevoerd. Op hun weigering om verder te gaan, werden zij met een revolver bedreigd.
Zij zijn tenslotte via Figueras en Gerona naar Valencia getransporteerd, teneinde van hieruit naar Albacete te worden overgebracht, om vandaar naar het front te worden gezonden. Zij konden hier ontsnappen en hebben zich bij mij gemeld, waarop ik hen wederom naar Barcelona op transport gesteld heb, in den hoop dat het de Consul daar gelukken zal hen naar Nederland terug te zenden."
Vier dagen later, op 30 juni 1937 vervolgt de Wit:
"Nog denzelfden avond van hun vertrek naar Barcelona zijn zij, in den trein, als deserteurs gearresteerd. Zij slaagden er echter in mij een briefje te doen toekomen, zoodat ik spoedig pogingen in het werk kon stellen hun invrijheidstelling te doen herkrijgen. Dit mocht mij inderdaad gelukken en zij hebben gisteravond ten tweeden male de reis naar Barcelona aanvaard. De beide mannen hebben enige dagen gevangen gezeten bij de 'Direccion General de Seguridad', welke hen daarop ter beschikking stelde van de 'Internationale Brigade'.
Ik heb een onderhoud met den Leider dier Brigade gehad en hem er op gewezen dat ik mij genoodzaakt zou zien de Nederlandsche Regeering in overweging te geven maatregelen te nemen tegen dergelijke ronselarij - welke natuurlijk door hem ontkend werd - en ik heb de indruk gekregen dat hij naar aanleiding daarvan besloot deze beide gevangenen weder vrij te laten."
In de trein naar Barcelona worden de beide mannen voor de tweede keer gearresteerd en opgesloten in een gevangenis in Barcelona. Consul Daubanton bericht uit Barcelona:
"Nadat zij er met groote moeite in geslaagd waren mij van hun arrestatie op de hoogte te brengen, heb ik deze aangelegenheid opgenomen met den hoofdcommissaris van politie, welke mij tenslotte naar den auditeur-militair verwees, met wien ik dezer dagen een onderhoud gehad heb. Hedenmorgen heeft de militaire rechter in mijn tegenwoordigheid en die van den Vice-Consul den arrestanten een verhoor afgenomen en ik geloof de hoop te mogen koesteren, dat deze twee gedetineerden binnen eenige dagen vrijgelaten zullen worden, waarna ik hen op transport zal stellen naar Marseille.
Ik heb mij veroorloofd Uwe Excellentie dit geval zoo uitvoerig uiten te zetten om een beeld te geven van de moeilijkheden, waaraan Nederlanders blootstaan, die zich voor Spanje laten ronselen, om daar zoogenaamd te werk gesteld te worden. Dit geval is slechts een uit velen."
Bij terugkeer in Nederland worden Bruining en Brondgeest gehoord door de Nederlandse politie. Bruining verklaart dat hij lid was van de communistische partij en dat hij al in januari 1937 met Leeuwerke overleg had gehad over de mogelijkheid naar Spanje te gaan. Hij verklaart dat hij al ruim 3 jaar werkloos was - maar het idee om te gaan vechten stond hem niet aan, hij was niet meegegaan en Leeuwerke was inmiddels in Spanje gesneuveld. Half juni 1937 komt hij in contact met ene Van Soolingen die hem verzekert dat er voor hem met zijn diploma als radiotechniker volop werk te vinden is in Spanje. Hij besluit nu wel te gaan en geeft de dienstdoende politieman een uitgebreid, gedetailleerd verslag van zijn reis door Frankrijk en over de Pyreneeën. In Gerona aangekomen slaat de twijfel toe, zegt hij - hij zal toch niet naar het front worden gezonden. Hij overlegt met Brondgeest die hem aanraadt niet te zeggen dat hij voor werk is gekomen maar te beweren dat hij heimwee heeft en terug naar huis wil. De plaatselijke commandant stelt hem voor de keus: of naar het front of de gevangenis in. Hij wordt op transport gesteld naar Valencia " onder bewaking" maar die is kennelijk niet erg rigoureus want in Valencia weet hij met Brondgeest te ontsnappen. Aan het eind van het verhoor laat Bruining nog weten dat het verhaal van viceconsul de Wit niet klopt: hij heeft het nooit over een geheime radiozender gehad en hij is ook niet met een revolver bedreigd. Dat zal Brondgeest wel verklaard hebben, is zijn idee. En over Brondgeest laat hij ook nog weten dat die wel degelijk van plan was geweest om te gaan vechten maar dat hij daar op was teruggekomen nadat hij verhalen had gehoord over de strijd aan het front.
De officier van justitie te Haarlem verbindt er de conclusie aan dat beiden wel degelijk wisten dat ze bij aankomst in Spanje bij de regeringstroepen zouden worden ingelijfd - maar hij ziet af van een strafvervolging tegen de veronderstelde Haarlemse ronselaar Van Soolingen. Deze wordt in december van dat jaar wel vervolgd; tegen hem wordt 1 maand gevangenisstraf geëist.
Over de verdere lotgevallen van Bruining ontbreken gegevens.
Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16805
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 25
De Tijd, 11 december 1937, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010538161:mpeg21:a0081
Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.25