In het voorjaar van 1938 vertrokken uit Emmen drie jonge mannen naar Spanje. Van de drie is er maar één teruggekomen: Wolter Wolters. In een interview, eind jaren '60, vertelt hij:
"We zijn op een zondagmiddag weggegaan. Ik had thuis gezegd dat ik naar een vergadering ging om een moeilijk afscheid te voorkomen. Twee van mijn kameraden wilden mee. Ze hebben ook geen afscheid genomen thuis. Ik heb nog tegen de jongens gezegd: je gaat met de kans dat je niet terugkomt, maar ze wilden toch mee. Alle twee kwamen ook uit Emmer-Compascuum. De een heette Arend Haak en de ander was Johannes de Jonge. Allebei zijn omgekomen. Ik kwam alleen terug."
30 juli 1938 zijn de drie nog bij elkaar; op een document uit het archief van de Internationale Brigaden blijkt dat ze ingedeeld waren bij de 35ste Divisie, "Montblanch" die op 6 augustus '38 werd ingezet bij de gevechten in de buurt van Tarragona.
Als in december 1938 de laatst overgebleven Nederlandse Spanje strijders terugkomen in Nederland en de Jonge is er niet bij, wendt zijn vader zich tot de burgemeester van Emmen. Die schrijft op 6 december 1938 aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken:
"Eenigen tijd geleden zijn 3 jongemannen vanuit deze gemeente naar Spanje vertrokken, alwaar zij vermoedelijk aan de oorlog hebben deelgenomen. Van hen werd weinig meer vernomen, slechts van een hunner, een zekere Wolters, is het adres bekend geworden ( ..) De namen der beide anderen waren een zekere Haak en Johannes de Jonge.
Dezer dagen vervoegde zich bij mij Pier de Jonge, vader van Johannes de Jonge ( ..) die mijn medewerking inriep teneinde iets van zijn zoon te vernemen. Hij verklaarde een brief aan zijn zoon te hebben geschreven, deze brief is echter als onbestelbaar teruggekomen. (..) Ik heb gemeend beleefd de bemiddeling van Uwe excellentie in te mogen roepen om iets van genoemden de Jonge te vernemen."
Op dat moment bevond zich in Barcelona alleen nog consul Schlosser, belast met de repatriëring van de Nederlanders. Begin december '38 was een konvooi van 115 vertrokken dat op 5 december in Nederland aankwam. In december en januari 1939 vertrokken in kleine groepjes alleen nog enkele gewonden en verplegend personeel dat hen begeleidde. Schlosser schrijft op 29 december '38 dat hij onderzoek heeft gedaan naar de Jonge maar "het archief van de Internationale Brigade is nogal incompleet" en hij heeft niets gevonden. Hij raadt de vader van de Jonge aan contact op te nemen met de commandant van de Nederlandse vrijwilligers, Petrus Laros.
30 maart 1939 schrijft de burgemeester van Emmen opnieuw aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken:
"Door de moeder van Johannes de Jonge (..) wordt bij mij nogmaals aangedrongen op het inwinnen van informatie omtrent hem.
Haar is thans bekend geworden van een inmiddels teruggekomen vriend van hem , dat haar zoon omstreeks de maand augustus 1938 gewond werd en daarna verpleegd is in een ziekenhuis te Madrid. Nadere bijzonderheden hieromtrent kon zij echter niet verstrekken. In verband hiermee heb ik gemeend wederom de bemiddeling van Uwe Excellentie in te mogen roepen."
De bemiddeling van Buitenlandse Zaken was op dat moment vrijwel onmogelijk. Barcelona was in de handen van de troepen van Franco gevallen, Madrid stond op het punt te vallen en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging zetelde aan de Frans-Spaanse grens, in Saint Jean-de-Luz. Het is ook uiterst onwaarschijnlijk dat de Jonge in Madrid zou zijn opgenomen, de verbindingen tussen Catalonië - waar de Jonge vocht - en Madrid waren verbroken. Waarschijnlijk heeft Wolter Wolters - de "teruggekeerde vriend" - verondersteld dat de Jonge in Barcelona in een ziekenhuis was opgenomen. Het is niet uitgesloten dat hij evenals zijn vriend Arend Haak bij een van de vele bombardementen op Barcelona om het leven is gekomen.
- Nationaal Archief, 2.05.03, Ministerie van Buitenlandse Zaken, A-dossiers 1815-1940, A-197-bis Spanje, Hulp en Bijstand i.v.m. onlusten in Spanje, 1678
- IISG, Cpn archief map 1716: Gegevens van het Republikeins Spaanse Ministerie van Defensie betreffende Nederlandse Spanjestrijders, na verzoek van familieleden in Nederland opgesteld. Verstuurd als bijlagen bij een brief van André Marty (PCF), 1950. Met een lijst van oud-Spanjestrijders. 1937-1938, 1940 en z.j.