WOLTERS, Wolter

Wolter
Wolters
Geboren:
Emmen
26 oktober 1907
Overleden:
Emmen
14 mei 2001
Levensbeschrijving: 

We hebben in feite met een bezemsteel tegen een machinegeweer moeten vechten.

Ergens eind jaren '60 wordt Wolter Wolters geïnterviewd door een plaatselijke krant. Zijn dochter Karin heeft wel het knipsel bewaard maar weet niet meer precies hoe en wat en wanneer.  Het is een uitgebreid interview over zijn ervaringen in Spanje. Hij geeft wel aan dat hij er niet graag over praat: ,,Over mijn tijd in Spanje praat ik niet vaak. Ik vertel er bijna nooit meer over.Je ontkomt er natuurlijk niet aan, dat je er nog wel eens over denkt. Vooral in de tijd dat we de bevrijding van de Duitsers herdenken, dan komt bij mij ook altijd Spanje boven. Als iedereen praat over bevrijding en herdenking, dan wordt er wat losgewoeld. Dan denk je ook aan je kameraden die daar gesneuveld zijn."  

Over zijn jeugd komen we niet veel te weten, alleen dat thuis het blad van de Communistisch Partij werd gelezen en dat hij zelf lid was van de communistische jeugdbeweging. Hij vertrok naar Spanje in het voorjaar van 1938. Uit het interview:

"We zijn op een zondagmiddag weggegaan. Ik had thuis gezegd dat ik naar een vergadering ging om een moeilijk afscheid te voorkomen. Twee van mijn kameraden wilden mee. Ze hebben ook geen afscheid genomen thuis. Ik heb nog tegen de jongens gezegd: je gaat met de kans dat je niet terugkomt, maar ze wilden toch mee. Alle twee kwamen ook uit Emmer-Compascuum. De een heette Arend Haak en de ander was Johannes de Jonge. Allebei zijn omgekomen. Ik kwam alleen terug. Door alle berichten uit Spanje hadden we zo langzamerhand het gevoel gekregen dat we moesten gaan. We moesten de kameraden die daar tegen het fascisme vochten helpen. We hadden van de partij een behoorlijke politieke scholing gehad en we wisten wat fascisme was. We wisten waartegen we wilden vechten. We wisten wat de mensen dar te wachten stond als et fascisme aan de macht zou komen. De partij had ons vervoer naar Parijs geregeld. Daar moesten we een poosje wachten voor we verder konden naar de Spaanse grens. In Parijs kwamen alle "internationalen" terecht voor ze naar Spanje gingen. Het was een soort aanmeldingsbureau en hier werd de reis geregeld. Op een avond zijn we uit Parijs vertrokken met de trein. Om zeven uur gingen we weg. De volgende morgen kwamen we in het grensplaatsje Perpignan aan. Hier hebben we de hele dag in een hotelletje gewacht. 's Avonds stond er een bus klaar die ons naar de grens bracht. We gingen illegaal de Franse grens over. Toen stonden we aan de voet van de Pyreneeën. We hadden schoenen met touwzolen aan want we moesten over de Pyreneeën lopen. Dat was geen lolletje, het was stikdonker en je zag geen hand voor ogen. We hadden elkaar bij de hand en 's nachts hadden we allemaal een witte doek om de nek omdat je anders het spoor helemaal bijster zou worden. Toen we er eenmaal, na bijna 24 uur sjouwen, bijna waren kregen we tijd om uit te rusten. De volgende morgen vertrokken we naar Barcelona. Hier kwamen de mensen van de internationale troepen aan om te worden ingedeeld en te worden bewapend. Ik was niet in dienst geweest en in Barcelona kreeg ik in de gauwigheid een opleiding voor de meest noodzakelijke dingen die een soldaat moet weten. Toen de spoedopleiding achter de rug was, gingen we meteen naar het front. Ik werd ingedeeld bij het Duitse bataljon.

Van het front valt niet verschrikkelijk veel te vertellen. Ik ben maar een goed half jaar in Spanje geweest, ik heb gevochten in Catalonië in de Slag om de Ebro. Dat was een van de grootste veldslagen in de burgeroorlog. We moesten eigenlijk onder bijzonder ongunstige omstandigheden vechten. De Spaanse troepen van Franco hadden hulp van de Duitsers en van de Italianen. Ze hadden toendertijd de modernste wapens. Bovendien hadden zij veel meer vliegtuigen dan wij. We hebben in feite met een bezemsteel tegen een machinegeweer moeten vechten.  

Dat we het toch volhielden, lag aan het moreel van onze troepen. Franco moet wel eens gezegd hebben, dat hij  wilde dat zijn troepen net zo'n goed moreel hadden als de troepen van het Spaanse Volksfront. We hadden een ideaal en daar hadden we stuk voor stuk alles voor over. We dachten niet allemaal gelijk over de toekomst van Spanje. Maar daar hadden we aan het front totaal geen bonje over. Er werd je daar niet gevraagd, van welke partij ben jij of wat geloof je.

Er zat van alles onder de 'internationalen' en natuurlijk ook onder de Spanjaarden. Er waren communisten, socialisten, anarchisten, syndicalisten en noem maar op. Maar dat was aan het front geen punt. We praatten er wel over maar het gaf bij ons geen onenigheid. We hadden maar een ideaal en dat was: de oorlog winnen. (...)  Aan het front was het geen grap, avonturiers die er natuurlijk ook geweest zijn, moeten wel een hele koude douche hebben gehad. Ons ideaal hield ons overeind maar anders was iedereen eronder door gegaan, want er was niets voor de troepen. We hadden te weinig eten, te weinig kleren en niet de goede wapens om tegen de Franco troepen te vechten.

Achter het front lagen de oorlogswezen. Allemaal kinderen die hun ouders hadden verloren en zich nu bij de troepen voegden omdat de soldaten in ieder geval nog iets te eten hadden. We hebben vaak ons voedsel gedeeld met de kinderen. In het laatst was het zelfs zo dat we eerst de kinderen lieten eten en er voor ons vaak niets over bleef.

Die Spanjaarden die voor het Volksfront vochten, waren net zo idealistisch als wij. Een hoop van die jongens leerden nog aan het front. Er waren nogal wat analfabeten in Spanje. De Volksfront regering wilde daar een eind aan maken en die jongens zaten dan aan het front met een boekje en een potloodje om te leren lezen en schrijven.

Veel 'internationalen' zijn kapot gegaan na die tijd. Ze hebben het nooit goed kunnen verwerken. Om er naar toe te gaan, daar was niet zoveel lef voor nodig maar om jezelf te blijven, dat heeft moeite gekost.

Volgens Gustav was Wolters een heel dappere soldaat maar hij vertelt er ook bij dat hij al bij het eerste gevecht gewond raakte. Wolters zelf heeft daar nooit iets over gezegd en het is heel goed mogelijk dat Gustav in de war is met een van de twee andere jongens uit Emmen - die Spanje niet overleefden.

Wolters kwam in december 1938 terug met een groep van circa 115 Nederlanders die geëvacueerd werden, onder begeleiding van Nederlandse autoriteiten. De hele groep raakte zijn Nederlandse nationaliteit kwijt. Dat leidde ook voor Wolters tot een hoop moeilijkheden.

In de oorlog werden we fanatiek nagezeten door de Duitsers. Ik moest onderduiken. Na die tijd is het ook niet gemakkelijk geweest. Ik mocht niet stemmen omdat ik officieel geen Nederlander was. Voor mij heeft dat heel wat betekend. Ik heb gelukkig maar tien jaar behoeven te wachten voordat ik mijn nationaliteit terugkreeg. Voor anderen heeft het soms nog jaren langer geduurd. We hebben er van geleerd. Al die doden kunnen niet voor niets zijn geweest.

Bronnen: 
  • mails met dochter Karin Wolters, 2016
  • Nationaal Archief  2.09.45, Den Haag, Ministerie van Justitie: Rijksvreemdelingendienst (RVD) en Taakvoorgangers, nummer toegang 2.09.45, inventarisnummer -1569
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.34
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.94
Auteur: 
Yvonne Scholten, met dank aan Karin Wolters
Laatst gewijzigd: 
15-11-2018
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Grondwerker
Overtuiging: 
communist
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
30-06-1938
Datum terugkeer: 
05-12-1938
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Nederlanderschap teruggegeven: 
13-03-1948
Vader: 
Albert Wolters
Beroep vader: 
arbeider
Moeder: 
Grietje Visser
Partner: 
Geesje Huizinga
Kinderen: 
3