Hans Moorlag wordt op 7 augustus 1914 in het Groningse Academisch ziekenhuis geboren als kind van de ongehuwde Aaltje Moorlag. Zij trouwt op 17 november 1919 met Derk Nieswaag. In dit huwelijk worden nog een dochter en twee zoons geboren.
In een schrijven van 18 mei 1937 doet de Haagse politie verslag van een geslaagde poging het milieu van de Spanjevrijwilligers in kaart te brengen. Een infiltrant, genaamd Marks, heeft zich voorgedaan als een potentiële Spanjestrijder en is op de trein meegereisd naar Parijs. Onderweg heeft hij kennis gemaakt met Marten Rein Dijkstra en met Hans Moorlag “wonende in volkslogementen te Groningen” – in Parijs verlaat Marks het gezelschap, Dijkstra en Moorlag reizen door naar Spanje waar ze half april 1937 aankomen. Hans wordt ingedeeld bij de 45ste divisie. Op 3 september 1939 raakt hij gewond en verblijft vervolgens 3 maanden in het hospitaal.
Gustav Szinda - vaak toch al niet zo positief over de Nederlanders – is over Moorlag erg negatief: War ein sehr schlechtes Element, der schon früher in Holland deutsche Emiganten bei der holländischen Polizei denunzierte. In Spanien war er ein terroristischen element, volständig demoralisiert und undiszipliniert. Ein ausgesprochner Provokateur. (Was een slecht element, die al eerder in Holland Duitse emigranten bij de Hollandse politie verklikte. In Spanje was hij een terroristisch figuur, volledig gedemoraliseerd en ongedisciplineerd. Een duidelijke provokateur).
Je vraagt je af wat de man in Spanje heeft uitgespookt maar daar wordt niets concreets over gemeld. Moorlag blijft tot eind 1938, als de Internationale Brigaden worden ontbonden, in Spanje en komt terug met het grote transport dat 5 december 1938 in Nederland aankomt.
Op 9 maart 1939 trouwt hij in Groningen met Derktje Beuker. Het huwelijk wordt in september 1945 ontbonden.
In 1941 wordt hij door de SD gearresteerd wegens het verspreiden van communistische lectuur. Na verblijf in verschillende concentratiekampen, o.a. Sachsenhausen, komt hij terecht bij de zoutmijnen in Helmstadt, een buitenkamp van Neuengamme. Hier wordt hij Vorarbeiter. Er wordt gemeld dat hij zijn medegevangenen slecht behandelt. Na de oorlog wordt hij in 1946 hierom gearresteerd in het kader van de Bijzondere rechtspleging. Hij wordt geïnterneerd in het kamp “Carel Coenraad” in het noordoosten van Groningen.
Hij blijft lid van de CPN en wordt daarom door de BVD in de gaten gehouden. Hij verhuist in die tijd regelmatig: in 1949 verhuist hij naar Enschede en gaat daar in een textielfabriek werken. Daarna gaat hij naar Haarlem en werkt bij de Hoogovens, dan weer terug naar Groningen en vervolgens naar Schiedam. Op een gegeven moment is hij voor een Belgische firma vertegenwoordiger “in alles”.
In 1954 trouwt hij Wilhelmina Maria Batenburg de Jong, een vrouw van gereformeerde huize. Hij volgt haar enigszins in haar geloofsovertuiging, en maakt zich verder los van het communisme. Hij begint meer sympathie te voelen voor de Partij van de Arbeid. Desondanks blijft de BVD hem volgen, zijn dossier wordt pas in 1984 gesloten.
Het is onbekend wanneer hij is overleden.
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 38
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.5, 44-45
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.56
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer: 25460