MULDERS, Freek/Fred

Freerk Johannes
Mulders
Geboren:
Amsterdam
18 september 1911
Overleden:
Ciudad de Mexico, Mexico
5 mei 1960
Levensbeschrijving: 

In 1954 schreef Fred Mulders een brief aan de Amerikaanse ambassade in Mexico-stad. In deze brief poogde hij de argumenten van de overheid van de Verenigde Staten te weerleggen om hem –wederom- een verblijfsvergunning voor dat land te weigeren. Begin vijftiger jaren bereikte de heksenjacht onder leiding van senator McCarthy op “communisten” een hoogtepunt. Fred Mulders, zoals Freek Mulders zich toen noemde was hiervan één van de vele slachtoffers.

      “Ik ben geen communist, anarchist, extremist of sympathisant van deze organisaties, bewegingen of overtuigingen en ook nooit geweest. Voor een onbevooroordeelde jury moet mijn staat van dienst en informatie over mijn persoon afkomstig uit eerlijke  en objectieve bronnen daarvan bewijs zijn. In de afgelopen twintig jaar hebben veel veranderingen plaatsgevonden; vele zaken zijn nu bekend die toen niet bekend waren. Ik verwijs naar de bedreigingen van de democratie door extremistische bewegingen en samenzweringen tegen de vrede. We waren niet op de hoogte van de communistische samenzwering en tactieken. We dachten toen dat het een chaotische wereld was die trilde op zijn grondvesten. Daarom moet men alle informatie die ik geef over feiten en omstandigheden over de afgelopen vijftien jaar volgens mij zien in het licht van deze achtergrond. 

      Als uit mijn antecedenten blijkt dat ik “mezelf te vaak herhaal” om geloofwaardig te zijn, dat ik telkens opduik waar wanorde is of waar wat aan de hand is; er waren ontelbare probleemgebieden in Europa – Spanje was er daar niet één van toen ik er naar toe ging (1935 th) – en het zou, weer volgens mijn mening, juist getuigen van karaktervastheid, in staat consequent te zijn en indien noodzakelijk de gevolgen hiervan te dragen vanwege het geloof in individuele vrijheid, zoals ik vaak heb gedaan.”

Een getuigenis van een oprecht mens. Zeer waarschijnlijk was Fred Mulders in 1954 geen communist meer, maar Freek Mulders was het wel geweest. En, hij wilde richting de Amerikaanse autoriteiten niet het achterste van zijn tong laten zien. In ieder geval was hij gedurende zijn verblijf in Mexico in de vijftiger jaren sociaal bewogen en zeer geïnteresseerd in het leven en de cultuur van de inheemse bevolking. 

Freek Mulders was één van die mensen waarvan men zegt: Over zijn leven kan je wel een boek schrijven. Iedere fase van zijn leven is in ieder geval een uitgebreid artikel waard maar dat valt buiten het bestek van zijn biografie als vrijwilliger in de Spaanse burgeroorlog. 

Hij was een rusteloos, ondernemend en veelzijdig man die zich in ieder land en situatie opnieuw wist uit te vinden. Technicus en correspondent van dag- en weekbladen, begenadigd klassiek- en flamencogitarist, musicoloog en oprichter van muziekverenigingen, kok en promotor van de Spaanse keuken in Nederland, militiesoldaat en geheim agent, schaatskampioen en restauranteigenaar, piloot en luchtfotograaf, varkensfokker en cultureel antropoloog. Meer dan twaalf ambachten maar geen dertien ongelukken.

De jonge Freek Mulders groeide op in de Amsterdamse Transvaalbuurt en later achter de Overtoom. Zijn ouders waren in 1908 vanuit Groningen naar Amsterdam verhuisd, waar zijn vader als onderwijzer werkte in het Lager Onderwijs. Freek had een twee jaar oudere broer en een drie jaar jongere zuster. Toen Freek zes jaar was overleed zijn vader waarna zijn moeder ging werken als handwerkonderwijzeres. Freek volgde de Mulo en werd op de MTS opgeleid tot werktuigbouwkundige. Hij moet in die tijd al wat opzien hebben gebaard want hij ging op rolschaatsen naar school. Niet op de toen gewone rolschaatsen met vier ijzeren wieltjes per schaats, maar met schaatsen met twee rubberen wieltjes, in-line zoals ze nu genoemd worden. 

Zijn broer Jan Freerk, pas twintig jaar oud, emigreerde in 1930 naar Amerika.

Freek moest in militaire dienst omdat deze oudere broer was uitgeloot. Hij werd in 1932 ingedeeld bij het IIIde bataljon van het Regiment Genietroepen en kreeg een opleiding tot onderofficier. Op 23 juli werd hij tot korporaal bevorderd. Door de krijgsraad werd Freek Mulders op 8 november 1932 veroordeeld tot drie weken voorwaardelijke gevangenisstraf omdat hij zich van 24 tot 29 september schuldig had gemaakt aan “opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid”. Bij zijn afzwaaien op 24 december werd hij dan ook niet, zoals gebruikelijk, tot sergeant bevorderd.

Hierna werkte hij een blauwe maandag bij een staalconstructiebedrijf dat drijvende kranen bouwde. Maar hierna - misschien ook omdat hij in de crisistijd werkloos werd - stortte hij zich op zijn interesse: de gitaar. Als muziekinstrument werd de gitaar in Nederland in de twintiger jaren van de twintigste eeuw pas echt populair. Freek hield zich in het begin bezig met jazzmuziek. Maar na het beluisteren van radio-uitvoeringen van o.a. de wereldberoemde klassiek-gitarist Andrés Segovia begon hij zich meer en meer te interesseren voor de klassieke gitaarmuziek, het omzetten van oude luitmuziek voor gitaar en de muziek van Bach. 

In 1935 had hij zich zover bekwaamd dat hij privéles begon aan te bieden ten huize van zijn vriendin, de schilderes Milly van Duivenbode in haar atelierwoning in de Amsterdamse Zomerdijkstraat. Daar woonden ook de net uit Berlijn teruggekeerde 19-jarige Maarten (Mik) van Gilse en Geertruida Maria van Everdingen die het jaar daarop trouwde met Maartens broer Janrik. Janrik van Gilse was net als Milly van Duivenbode reclametekenaar. Maarten en Janrik van Gilse waren tijdens de burgeroorlog in Spanje. Janrik werd politiek-commissaris voor de Nederlanders (“Zuidema”) in de Internationale Brigades. 

In 1935 vertrok Freek Mulders als correspondent van het communistische dagblad “De Tribune” samen met zijn vrienden Maarten van Gilse en de fotograaf Carel Blazer naar Italië. Carel Blazer was net zo oud als Freek, een oude schoolkameraad van de MTS en van oorsprong ook werktuigbouwkundige. Begin november waren ze in San Remo. Italië stond toen net in de verhoogde belangstelling van de wereldpolitiek vanwege de op handen zijnde inval in Ethiopië. De nationalistische propaganda en het fascistische enthousiasme stonden in de hoogste versnelling. Buitenlanders waren al gauw verdacht. De kritische correspondentie van Freek en zijn vrienden met Nederland zal zeker de aandacht hebben getrokken. Toen Maarten van Gilse dan ook tijdens een bergwandeling op militair terrein terecht was gekomen werd hij gearresteerd wegens spionage. Freek Mulders nam de benen en wist op tijd in het 20 kilometer verder gelegen Ventimiglia de grens naar Frankrijk over te komen.

Vlak na deze episode streek Freek neer in Barcelona. Hij zou zich verder gaan bekwamen als gitarist. Volgens sommigen zou hij al in 1933 met dat doel in Spanje zijn geweest. In het oude centrum van Barcelona woonde de wereldberoemde klassieke gitarist Miguel Llobet. Freek Mulders werd diens laatste leerling. Ook studeerde hij aan de “Escola Municipal de Musica”, het latere Conservatorium van Barcelona. Hij was verloofd met een Spaans meisje en het beviel hem zo goed dat hij overwoog zich voorgoed in Spanje te vestigen. Ook Milly van Duivenbode zou toen in Barcelona hebben verbleven. In deze periode begon Freek zich ook te interesseren voor flamencomuziek.

Toen de staatsgreep van Franco en consorten plaatsgreep op 19 juli 1936 en de arbeidersklasse van Barcelona zich hier met succes tegen verweerde hoefde Freek niet naar Spanje als solidaire communist. Hij woonde en werkte er al en was ook daar correspondent van “De Tribune”. Dit werd later in een brief aan de Spaanse overheid door de chef-redacteur en hoofbestuurslid van de CPN Alex de Leeuw nog eens bevestigd. 

Freek hielp mee aan het bouwen van barricades rond het fort van Montjuich. Hij lag die eerste dag met een collega musicus achter één van die barricades. Ze brachten de tijd door met het lezen en fluiten van diens nieuwste composities. 

Freek Mulders werd vrijwilliger in één van de volksmilities. Hij was 25 jaar en ze konden hem met zijn technische kennis en Nederlandse onderofficiersopleiding goed gebruiken. Tot november verbleef hij bij het hoofdkwartier van het Aragonfront. Daarna was hij weer terug in Barcelona en zat bij de luchtafweer. Barcelona had steeds meer te lijden onder luchtaanvallen van Italiaanse vliegtuigen. Freek was toen ook weer in de buurt van zijn leermeester Llobet die steeds meer last had van zijn gezondheid. Deze zou ruim een jaar later aan de gevolgen van pleuritis overlijden.

Hierna werden Freek Mulders’ wederwaardigheden in Spanje ietwat mistig. In de eerder reeds genoemde ‘apologie’ aan de US-ambassade in Mexico vertelde Freek dat hij door de communisten in september 1937 gevangen was gezet. Maar hij schreef niet de precieze reden van zijn gevangenschap door de communisten. Hij liet -achteraf logisch- niet het achterste van zijn tong zien.    

In de in Moskou bewaarde archieven van de Komintern betreffende de Spaanse burgeroorlog kwam de enige vermelding over Freek Mulders naar boven. Het is een beoordeling door Gustav Szinda voor de Komintern en waarschijnlijk ook de sovjet geheime diensten. Onder het kopje: “224,  MULDERS., Fred”. schreef deze Szinda over Freeks rol voor de volksmilities en het correspondentschap voor de ‘Tribune’, maar ook:

Mulders erhielt später einen Auftrag von einer sozialistischen Stelle, General Deutsch, mit einem Auftrag nach Cadiz zu fahren im Franco-Gebiet. Jedenfalls war das eine faule Sache, aber er stellte sich zur Verfügung. Er fuhr nach Paris. Von da sollte er seine Reise antreten. In welcher Angelegenheit ist uns nicht bekannt, ebenso nicht ob er in dieses Gebiet gefahren ist. Später schrieb er an einer Mayer in Barcelona einen Brief, worin er mitteilte, dass er doch versuchen möchte, ihm die Möchlichkeit zu verschaffen, nach Spanien zu kommen. Wegen seiner Reise nach dem Francogebiet habe er Schwierigkeiten in der Dokumentation bei der Botschaft. Weiteres ist uns nicht bekannt. 11.4.40. Gustav.

(Mulders kreeg later de opdracht van een socialistische instantie, Generaal Deutsch, met  een opdracht naar Cadiz in Francogebied te gaan. In ieder geval was dit een smerig zaakje, maar hij stelde zich beschikbaar. Hij ging naar Parijs. Daarvandaan zou hij zijn reis beginnen. Met wat voor doel is ons niet bekend, ook niet of hij in dit gebied geweest is. Later schreef hij aan ene Mayer in Barcelona een brief waarin hij mededeelde of deze wilde proberen hem in de gelegenheid te stellen naar Spanje te komen. Vanwege zijn reis naar Franco-gebied had hij bij de ambassade moeilijkheden gekregen door zijn papieren. Verder is ons niets bekend.)

Julius Deutsch (1884-1968) was de leider van de Oostenrijkse sociaaldemocraten. Hij was gedurende de Eerste Wereldoorlog artillerieofficier in het Oostenrijks-Hongaarse leger en tijdens de Eerste Oostenrijkse Republiek van 1918 tot en met 1920 Staat-secretaris voor het Oostenrijkse Volksleger. Daarna zat hij tot 1934 in het Oostenrijkse parlement, maar moest na de korte hevige burgeroorlog van februari 1934 tussen socialistische arbeiders en de katholieke fascisten van Dollfus Oostenrijk ontvluchten. Hij werd in 1936 in Spanje adviseur van de minister van oorlog Prieto en was als generaal hoofd van de kustverdediging van de Spaanse Republiek. De communisten in Spanje zagen in hem een sta-in-de-weg in hun machinaties om de regering van de republiek naar hun hand te zetten. Ook waren ze fel op hem gebeten omdat hij samen met de sinds de Moskouse processen van 1936 kritische KPD’er en uitgever Willi Münzenberg het tijdschrift ‘Krieg und Frieden’ publiceerde. 

Freek Mulders stapte in dit wespennest. Mogelijk gebruikte hij zijn Nederlandse paspoort en zijn onschuldige muziekstudie als dekmantel om via Frankrijk naar het Franco-gebied te reizen. Na het al dan niet slagen van zijn missie naar Cadiz nam hij dus contact op met “einer Mayer”. Bedoeld wordt waarschijnlijk Tom Schocken-Mayer. Deze was lid van de SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands), assistent van generaal Deutsch, gevolmachtigde van de Internationale Brigades en op het eind van de burgeroorlog kapitein aan het front bij Teruel. In ieder geval werd dit uit de pas lopen van de stalinistische lijn van Freek door de communisten niet in dank afgenomen. Bij zijn terugkomst in Spanje in augustus 1937 werd hij dan ook door hen in hechtenis genomen. Freek Mulders kwam ter beschikking van het ‘Tribunal Especial de Espionaje y Alta Tracion’(speciaal tribunaal van spionage en hoogverraad) en werd vastgehouden op het als gevangenis in gebruik zijnde oude passagiersschip “Argentina” in de haven van Barcelona.

Er was - een later verteld - sterk verhaal in omloop dat hij met vele anderen gevangen had gezeten in het ruim van dit schip en dat ze hun magere rantsoen aanvulden met resten suiker van de laatste lading, die door kieren en naden onder de buikdenning waren gelopen.  Deze gevangenschap kwam zijn familie ter ore.  Zij probeerden Freek via het Nederlandse consulaat in Barcelona vrij te krijgen. Door toedoen van de voor dit consulaat werkende Franz Schlosser* gebeurde dit begin maart 1938. Freek kreeg van het consulaat een tijdelijk paspoort en werd op 9 maart door de republikeinse autoriteiten als ongewenst vreemdeling de grens naar Frankrijk overgezet. In Perpignan kreeg hij van de lokale politiecommissaris 12 franc en een treinkaartje naar Parijs. Zijn broer Jan had vanuit de Verenigde Staten op 26 februari nog een brief gestuurd naar koningin Wilhelmina maar dat was net niet meer nodig. De “Argentina” werd in januari 1939 bij een luchtaanval op Barcelona tot zinken gebracht. Juist deze gevangenschap door de communisten zou Freek in 1954 dus onder andere als argument gebruiken om weer in de Verenigde Staten te worden toegelaten. De Nederlandse autoriteiten hebben toen toch lichte bedenkingen gehad. De viceconsul in Barcelona eindigde de brief van 8 maart 1938 aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken met:

“…. Ik neem aan dat hij onschuldig gevangen is genomen, alhoewel het doel van zijn verblijf in Spanje mij niet duidelijk is geweest.-“

In Parijs werd Freek door een ziekte geveld en balanceerde op het randje van de dood. Milly van Duivenbode kwam naar Parijs om hem te verzorgen. Ze woonden toen tijdelijk in de Rue Baillou en Freek werkte enige tijd in een boekhandel in de Rue du Vieux Colombier. Vreemd is hierna wel dat Freek na terugkomst in Amsterdam enige maanden samen met Milly van Duivenbode op de kamer van de geheide communist en politiek-commissaris “Zuidema”, Janrik van Gilse, in een souterrain aan de Prinsengracht woonde. Deze verbleef toen toch in Spanje en eind 1938 in Parijs. Janrik van Gilse was wel communist maar geen ‘apparatsjik’ en daardoor was de vriendschap –“heel burgerlijk”– belangrijker dan de partijlijn. Op 1 juni trouwde Freek met Milly, maar moest drie weken later al weer twee weken opkomen voor herhalingsoefeningen in het Nederlandse leger. Vanaf augustus van dat jaar woonde hij met Milly op een bovenwoning in de Kerkstraat. Hij gaf weer gitaarles en verdiende hij ook de kost met de muzikale begeleiding bij cabaret- en theaterprogramma’s, zoals bij het “Noordzee Cabaret” en kleinkunsttheater “De Rarekiek” met o.a. een nog jonge Wim Sonneveld. Maar dat was waarschijnlijk niet genoeg om de kost te verdienen want vanaf november van dat jaar was hij tevens handelsreiziger voor de sigarettenfabriek “Batco”. 

Freek behoorde destijds tot de Amsterdamse links-progressieve intellectuele kunstenaarswereld rond het Leidseplein. Men nipte toen nog niet van de witte wijn maar zat gewoon aan de jenever. 

Samen met de gitaristen Jan Maarten Komter en Herman Reeskamp richtte Freek Mulders in dat jaar de gitaarvereniging ‘Constantijn Huygens’ op die zich bezig hield met het bestuderen en uitvoeren van klassieke gitaarmuziek van o.a. Bach en met het omzetten van de 17de eeuwse luitcomposities van Huygens naar gitaar.

Ten gevolge van de steeds latente oorlogsdreiging in Europa in die dagen was in april 1939 in Nederland de BO-UV (Buitengewone Oproep - Uitwendige Veiligheid) ingevoerd, de zogenaamde voormobilisatie. Freek moest al op 30 mei 1939 weer opkomen voor militaire dienst, deze keer bij het nieuwgevormde 3de Regiment Genietroepen. 

In de strenge winter van 1939/1940 werd Freek militair schaatskampioen op de korte baan. Op 30 januari 1940 reed hij als één van de weinigen de Elfstedentocht uit. Die dag sloeg in de loop van de middag het weer om: het begon hard te sneeuwen en er stak een ijzige wind op. De route werd onbegaanbaar en het verschil tussen de weilanden en de bevroren vaarten was niet meer te zien. De meeste schaatsers moesten afhaken. De schaatservaringen van Freek verwerkte zijn vriend de schrijver Jef Last later in zijn roman ‘Elfstedentocht’ uit 1941. Freek Mulders werd op 14 februari 1940 overgeplaatst van de genie naar de luchtafweer en maakte de meidagen van 1940 mee als korporaal bij een afdeling zoeklichten. Hierna nam Freek de draad weer op in het burgerleven. Hij begon weer privégitaarles te geven en deed uitvoeringen voor de radio. Ook werd hij gitaarleraar op de Amsterdamse Volksmuziekschool in de Nieuwe Kerkstraat. De Volksmuziekschool was in 1932 opgericht door de muziekpedagoog Willem Gehrels. Freek startte met acht leerlingen en dit groeide onder zijn bezielende leiding uit tot veertig. Twee van zijn privéleerlingen waren de later bekende gitaristen Gerard Gerst en Carlo Mell. Milly hield in deze periode in haar atelier annex galerie ‘Krulle’ op de Lijnbaansgracht een tentoonstelling van haar werk. De opening werd verricht door Jef Last. Milly en Freek waren lid van de Amsterdamse kunstenaarsociëteit ‘De Kring’.     

   “Wij krijgen van elkander nooit genoeg
     Want dit lijkt niet op een gewone kroeg
     Hoe zou ooit het gezelschap gaan vervelen
     Van kunstenaars en intellectuelen
     De Menschheid schrijdt al bijna ten kantore
     Nog vullen wij met kunst elkanders ooren
     Eén drankje nog; er hangt hier stank en rook
     Wanneer mijn buurman lacht dan lach ik ook”

(Uit “Amsterdamse Bohème” van Victor van Vriesland op een prent met een tekening van Carel Willink, oorspronkelijk in de dichtbundel van Victor van Vriesland “Herhalingsoefeningen” – 1935)

In september 1940 kwam Freek weer in contact met zijn oude vriend Janrik van Gilse, toen leider van het ‘Hollands Jeugdtoneel’.
Samen richtten zij in Amsterdam het ‘Atelier voor Toegepaste Kunst’ op. Dat was eerst gevestigd in de Handboogstraat in het kantoor van de architect Alexander Bodon, later op de Keizersgracht 522 waar fotograaf Carel Blazer een atelier had en er woonde met zijn partner Mea Dekker, dochter van de schrijver Maurits Dekker. In dat atelier werkten en woonden in die tijd ook de fotograaf Eva Besnyö, de journalist Mik van Gilse, broer van Janrik, en de kunstenaar Jan Bons die na de oorlog met Noor Dekker trouwde, de andere dochter van Maurits Dekker. Allen waren in de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet.

Freek was dus goed bevriend geraakt met de schrijver Jef Last. Deze was in die dagen een bekend schrijver en was lid van de communistische partij geweest. Gedurende de Spaanse burgeroorlog was hij opgeklommen tot kapitein in het republikeinse leger. Ook Last had zijn bekomst gekregen van de stalinistische machinaties en had begin 1938 zijn partijlidmaatschap opgezegd.

Begin april 1941 was de zwager van Jef Last overleden. Dit was de Italiaanse eigenaar van het restaurant ‘Capri’ in de Amsterdamse Kerkstraat 47, één huis van de hoek van de Leidsestraat. In de zomer van 1940 stonden er in ‘De Telegraaf ‘ nog Duitstalige advertenties voor dit restaurant: “Gastwirtschaft Capri Weinstube – Die typische Italienische Küche” etc. Om zijn jongere zuster uit de brand te helpen besloot Last dit restaurant uit te baten en hier de Spaanse keuken in Amsterdam te introduceren. Zijn vrouw Ida en Milly van Duivenbode stonden in de keuken en deden ook de bediening. Freek Mulders was de chef-kok en werd beroemd met zijn ‘arroz’(diverse rijstgerechten). Ook gaf hij in het restaurant gitaaruitvoeringen. Jef Last was gastheer, ober en speelde de baas. Jef Last had goede contacten in de Amsterdamse krantenwereld. In april en mei verschenen in de dagbladen ‘De Tijd’, ‘Het Volk’ en ‘Het Handelsblad’ lovende restaurantrecensies geïllustreerd met o.a. een foto gemaakt door Carel Blazer en een tekening van de latere graficus Jan Bons. Jef Last vertelde later dat ook Obergruppenführer Rauter, het hoofd van de SS en SD in Nederland, misschien nog vanwege de oude duits-talige advertenties, een keer de zaak binnenkwam. Milly wist als gastvrouw Rauter te neutraliseren zodat Last ongemerkt de aanwezige joodse clientèle kon waarschuwen.  

Maar stapje voor stapje werden de regels en maatregelen van de Duitse bezetter drukkender en werd het optreden van de Duitse politie en de WA (Weerafdeling, de geuniformeerde terreurgroepen van de NSB) vooral tegen de joodse bevolking gewelddadiger en werden de eerste doodvonnissen uitgesproken. Vanaf 15 september 1941 waren de bordjes “Voor Joden Verboden” in de gehele horeca verplicht. Maar restaurant ‘Capri’ was toen alweer ter ziele.

Vanaf 25 november 1941 moesten alle kunstenaars, musici, acteurs, schrijvers, journalisten etc. lid worden van de ‘Nederlandse Kultuurkamer’, opgedeeld in diverse ‘gildes’ per beroepsgroep. De Nederlandse samenleving moest worden gelijkgeschakeld en in het kader van de “Nieuwe Orde” moest “ontaarde, ongezonde en onnatuurlijke creativiteit” worden uitgebannen. Aankomende leden moesten een ariërverklaring overleggen, joden mochten uiteraard geen lid worden. De vereniging ‘Constantijn Huygens’ kon in aanmerking komen voor een forse subsidie van het DVK (Departement van Volksvoorlichting en Kunsten) maar omdat Freek Mulders en zijn medebestuursleden weigerden lid te worden van de Kultuurkamer besloten ze hun vereniging op te heffen.

Net als zijn Spaanse periode is ook het verzetsverleden van Freek Mulders niet geheel duidelijk. Volgens Marianne van Raamsdonk, de verloofde van Maarten van Gilse:

“De landelijke verzetsgroep CS 6 werd hoofdzakelijk door oud-Spanjestrijders opgericht.  Onmiddellijk na het uitbreken van de oorlog werd de groep al actief en splitste zich in verschillende ondergroepen, ook van zes man. Voor zover mij bekend bestond de oorspronkelijke groep uit Janric en Mik van Gilse, Walter Brandligt, Dio Remiëns, de oud-Spanjestrijder Freek Mulders en de Haagse arts Jhr. Rhijnvis Feith, maar dat weet ik niet zeker. In sommige publicaties staat wel eens vermeld, dat CS 6 genoemd werd naar Corellistraat 6, maar dat is zuiver toeval. De werkelijke betekenis was Centrum Sabotage 6 en dat cijfer had betrekking op de zes oprichters.” (“Met het verleden bezig – Beelden en verhalen 1940-1945 van Marianne van Raamsdonk” - pagina 40)

NB Corellistraat 6 in Amsterdam, het huis van de familie Boissevain, was het oorspronkelijke “adres” van deze verzetsgroep. Marianne van Raamsdonk overleefde de concentratiekampen Ravensbrück, Neuengamme en Neustadt-Glewe. Janrik en Maarten van Gilse, Walter Brandligt en Dio Remiëns werden door de nazi’s vermoord.

Welk verzetswerk Freek Mulders heeft gedaan is tot nu toe niet geheel duidelijk. Hij verkeerde in de kunstenaarskringen rond het Leidseplein die te maken hadden met het opkomende verzet. Café Eylders, sociëteit De Kring, en het nabijgelegen - linkse studenten- en kunstenaarscomplex – ‘Nieuwe Suykerhofje’ aan de Prinsengracht en dus ook restaurant Capri werden door hen gefrequenteerd. 

Maar Freek had sinds januari 1941 ook  een optrekje in een molen in Kortenhoef en runde daarna in 1942 restaurant ‘De Groene Kikker’ in Delft. Op hetzelfde adres als Freek in Delft woonde de Oud-Spanjestrijder Frits Denters, ex-staflid van de XIde Internationale Brigade en in die tijd assistent van ‘Commissaris Zuidema’, Janrik van Gilse. Frits Denters werkte in de ‘Groene Kikker’ als kelner. ‘De Groene Kikker’ was een ontmoetingsplek voor het verzet en werd gefrequenteerd door Gerrit van der Veen en de leden van CS-6 onder leiding van Gerrit Kastein, Leo Frijda en Jan Verleun.

In november van dat jaar werd Freek gearresteerd door de Sicherheitsdienst(SD) en op 9 december 1942 als ‘Schutzhäftling’ overgebracht naar het SS-kamp Amersfoort. Op 18 februari 1943 kwam hij aan in concentratiekamp Vught. Freek had geluk dat hij als kunstenaar werd ondergebracht in een speciale afdeling van de SS, een afdeling met een relatief licht regime dat allerlei “creatieve” opdrachten moest uitvoeren voor de nazi’s. In het kamp zat reeds Milly’s oudste zoon Gomarus Snelten. Via hem en een omgekochte bewaker wist Milly voor elkaar te krijgen dat er een gitaar naar binnen werd gesmokkeld:

“….de kunstenaars, onder wie Johan van Zweden, Frits van Hall en Herman Schutte. Zij waren tewerkgesteld in het atelier waar ze onder meer naam- en waarschuwingsborden moesten schilderen en kunstwerken maakten voor de SS. In het atelier wisten de mannen een plek van rust en relatieve vrijheid te creëren. ‘Ons atelier is het enige menselijke plekje van het kamp, het is hier heerlijk rustig – Johan tekent een van de doktoren, Freek Mulders speelt gitaar en ik zit met een fles wijn bij de kachel: van een concentratiekamp gesproken!’ schreef Van Hall aan zijn vrouw.” (Meeuwenoord – pagina 285)

NB Het “atelier” in kamp Vught werd in februari 1944 opgeheven als zijnde niet “kriegswichtig”. Johan van Zweden zou concentratiekamp Dachau overleven. Frits van Hall werd op 18 januari 1945 tijdens de ‘dodenmars’ vanuit Auschwitz door een bewaker geliquideerd.

In kamp Vught raakte Freek bevriend met Frans Goedhart, één van de oprichters van de illegale krant ‘Het Parool’ en na de oorlog van de Partij van de Arbeid. Frans Goedhart was al eerder dan Freek een kritisch CPN-lid. Zijn bedenkingen over het dictatoriale karakter van de Sovjet-Unie leidden in 1934 tot zijn royement. Frans Goedhart was in 1942 al ter dood veroordeeld, maar wist tijdens een transport vanuit kamp Vught op 2 augustus 1943 te ontsnappen. 

Op 31 maart 1944 werd Freek, om wat voor reden tot nu toe niet bekend, ontslagen uit kamp Vught. In Amsterdam startte hij in juli het restaurant ‘Iberia’ op het adres Spuistraat 330. Hiervoor zat op dit adres Café-Restaurant Express-Klausse - für Wehrmacht geeignet – Verkehrslokal der Wehrmacht. ‘Iberia’ zal in de hongerwinter wel ten onder zijn gegaan, maar 7 oktober 1944 adverteerde het nog in ‘De Telegraaf’ met “verzorgde menu’s”.

Freek Mulders was ook betrokken bij de groep rond het linksradicale en humanistische verzetsblad “De Vonk”. Over een qua sfeer gedenkwaardige vergadering van deze groep, waaraan hij en Jef Last deelnamen bestaat een verslag van na de oorlog. De vergadering vond midden in de hongerwinter plaats in een huis aan de Amstel in Amsterdam. Het verslag is van de journalist Charles Philips, pseudoniem van de syndicalist, radencommunist en latere vrijdenker Carl Friedrich (Frits) Kief (1908-1976):

(.......)  Ja, dat huis aan de Weesperzijde! Een onogelijke kast! Met bevroren waterleiding en verstopte toiletten. Een duikadres, in stand gehouden door een zeer merkwaardig echtpaar, dat een bohème-mentaliteit paarde aan grote hulpvaardigheid. Een bekend schrijver woonde er. (Jef Last – th) Een man die ook schilderde en ik verzeker U, dat zijn kamer er zeer wonderlijk uitzag. Als mijnwerker en als Katwijkse visser, als zeeman en als havenarbeider had hij gewerkt, in China rondgezworven, Rusland bereisd en in Spanje gevochten. Een andere oud-Spanjestrijder, Freek woonde er ook. Eén van de groten bij het bespelen van de Spaanse guitaar. Maarten, een jong mens, een gezin, enfin een wonderlijk huis met wonderlijke bewoners. 

(.......)Ons gesprek was ten einde, het was intussen ongeveer middernacht geworden. En hadden, wat je in Amsterdam noemt een moordhonger. Henk had nog een paar blikken vlees en die werden dus opengemaakt. Freek, die een restaurantje exploiteerde en verstand had van koken, kwam bij het noodkacheltje staan en begon te kokkerellen. De aardappels werden flink afgewassen en toen met wat zout in de schil opgezet. Enfin, het ging heel goed en onder de hand werden nieuwe plannen ontworpen. Het restaurant van Freek – waar veel zwarte handelaren kwamen om duur te eten en een kostbaar borreltje te drinken – zou dienst doen om de koeriersters en de koeriers tussen de middag een warme maaltijd te verschaffen. Dat plannetje is, het zij U medegedeeld, volkomen gelukt, dank zij de medewerking van Freeks compagnon..... de bekende N.S.B.-uitgever, de zoon van de boerenleider Roskam, die daarmede blijkbaar wilde trachten zich bij het verzet een wit voetje te verschaffen!

Freek was klaar, de aardappels waren gaar en we begonnen dus te smikkelen. Twijfelt U er aan, als ik U zeg, dat dit één van de weinige maaltijden is geweest, die ik nooit zal vergeten? Of als ik U zeg, dat ik zelden zo lekker en met zoveel smaak gegeten heb? Mijn vriend, de schrijver, die tot op de dag van vandaag bij ons berucht is om zijn voorliefde voor lekker eten, deed zijn best, maar, eerlijk, ook wij lieten ons niet onbetuigd.( .......)

Toen kwam Freek, ging ook op het bed zitten en speelde voor ons Spaanse dansen! Mijn vriend, de schrijver, diep weggedoken in de kraag van zijn zeiljekker – het was gemeen koud, zelfs bij de kachel – sukkelde ook in slaap en zat er verder met voorover gezakt hoofd bij. Wouter, de student, had zoiets nog nooit meegemaakt. Met gespannen aandacht luisterde hij naar het voortreffelijke spel van de kunstenaar en je kon hem aanzien, dat hij de koude, de schemerigheid in de kamer en de bezetter was vergeten. (.......)

Freek Mulders moet hierna in het oosten van Nederland terecht zijn gekomen, want hij schreef in de reeds bovengenoemde brief aan de Amerikaanse ambassade in Mexico dat hij in april 1945 verbleef op het landgoed van Baron van Pallandt nabij Ommen. Daar was een opvangtehuis opgezet door Jef en Ida Last. Freek was er aan het herstellen van de gevolgen van een politieke gevangenschap. Mogelijk had hij op dat zelfde landgoed gevangen gezeten in het beruchte “Kamp Erika”. Toen hij terug was in Amsterdam werkte hij op verzoek van Jef Last mee aan een toneelstuk van de Chinese gemeenschap ter ere van de geallieerde overwinning. Freek hield zich bezig met het muzikale gedeelte. De uitvoeringen in de Amsterdamse Stadsschouwburg met meer dan 250 Chinese zwaard- en drakendansers in september 1945 waren een groot succes. Ook schreef hij muziek voor een film en een toneelstuk en deed hij weer uitvoeringen voor de radio.Het bekendst werd hij met de Nederlandse versie van de komedie van Calderón: ‘Guardate del Agua Mansa’ met in de hoofdrollen de toppers van die tijd: Cor en Guus Hermus, Fons Rademakers, Ko van Dyk, Bob de Lange, Mary Dresselhuys, Mimi Boesnach, Rika Hopper, Lucas Wensing en Joan Remmelts. Freek Mulders schreef de muziek en verzorgde de muzikale uitvoering. Het stuk werd vanaf oktober 1945 in het hele land vijftig keer opgevoerd en kreeg lovende recensies. 

Toch kon Freek in Nederland zijn draai niet meer vinden. Milly en hij waren uit elkaar. Om zijn Spaanse repertoire op te frissen nam hij in Brussel les van Vincente de Bilbao. Vanaf september 1946 woonde hij in Parijs. Daar kreeg hij les van Joaquin Diaz. Freek was verbonden aan ‘Les Amis de la Guitare’ geleid door André Verdier en in de dertiger jaren opgericht door de beroemde gitarist en gitaarleraar Emilio Pujol. Verder deed hij onderzoek in de ‘Bibliotèque Nationale de France’ naar de klassieke luitmuziek van de 18deeeuwse componist Silvius Leopold Weiss. 

Omdat het zo vlak na de Tweede Wereldoorlog verboden was om geld uit te voeren moest hij in Parijs de kost verdienen als kopieerder van bladmuziek en was hij verbonden aan een acrobaten- en aan een balletgezelschap. Na een intermezzo in Zwitserland vertrok hij op uitnodiging van zijn broer Jan in januari 1947 naar de Verenigde Staten. Jan Mulders was jaren daarvoor in Chicago neergestreken en bezorgde Freek een baan in de confectie-industrie. Omdat de naam Freek, met als Engels fonetische uitspraak “friek” wel heel erg leek op het Engelse woord “freak” liet Freek zich in Amerika, net als eerder trouwens in Spanje, Fred noemen. Maar Fred kon als non-conformist in het bedrijfsleven van het aculturele Chicago niet echt aarden. Hij verbond zich wel aan de ‘Chicago Classic Guitar Society’ gaf er een lezing en er werd hem een baan aangeboden als muziekleraar aan het ‘Roosevelt College’, maar vanwege de beperking van zijn bezoekersvisum ging dat niet door. Al na een paar maanden vertrok hij als gitaarbegeleider van een flamencodanseres naar New York. 

Het culturele leven in New York beviel hem een stuk beter. Hij sloot zich aan bij de in 1936 door Vladimir Bobri opgerichte ‘New York Society of the Classic Guitar’, schreef in het verenigingsorgaan ‘The Guitar Review’ en speelde samen met zijn grote voorbeeld Andrés Segovia, de erevoorzitter en levenslang adviseur van deze vereniging. Later vertelde hij dat het hem te koud was in New York, ietwat vreemd voor iemand die acht jaar daarvoor nog schaatskampioen en elfstedenrijder was. Fred vertrok naar Californië en daar is het klimaat inderdaad natuurlijk een stuk aangenamer. Hij trok dwars door de Verenigde Staten en verdiende onderweg de kost met allerlei losse baantjes. Ook in Californië had hij in het begin meest los werk omdat hij door een vakbondsregel pas na een half jaar gitaaruitvoeringen mocht geven. Hij werkte als pompbediende en chocola- en popcornverkoper tijdens sportwedstrijden. Fred probeerde zijn geluk in Hollywood en werkte daar als bordenwasser, loodgieter en bezorger van telefoonboeken. Maar uit Hollywood was hij vrij snel weer weg: “Hollywood is een pakhuis vol krankzinnigen, die allemaal iets proberen en dat maakt het allicht moeilijker.”

Vanaf zomer 1948 woonde en werkte Fred in San Francisco. Daar was een grote Spaanstalige gemeenschap. Hij kreeg een baantje als kok in restaurant ‘Goya’ maar werd eigenlijk aangenomen vanwege zijn flamencogitaar. Het culturele klimaat in San Francisco beviel hem uitstekend. Hij gaf gitaaruitvoeringen onder de artiestennaam Guido Daunic, trad op voor de Spaanstalige gemeenschap en in diverse muziekgezelschappen. In 1948 en 1949 was hij ook muziekleraar en leraar Frans op de aan de communistische partij gelieerde “California Labor School”. Hij deed een gitaaroptreden op een feestje van de schrijver Arthur Miller.  Hij was getrouwd met een Amerikaanse en kreeg een kind. Hij was geaccepteerd als lid van de vakbond voor musici. Ook zijn verblijfsvergunning zou dus in orde komen. In 1953 was hij verbonden aan de toen bekende nachtclub ‘El Matador’ van de stierenvechter, amateurbokser en schrijver Barnaby Conrad. Ook had Fred nog een pilotenopleiding afgerond en werkte hij korte tijd als luchtfotograaf. Maar na opheffing van het goedkope vliegveldje dat als basis had gediend voor zijn vliegbedrijfje kwam hier een einde aan.

Maar Fred kreeg – tijdens de steeds heviger wordende koude oorlog - te maken met de heksenjacht van senator McCarthy op vermeende communisten, waarvan voornamelijk kunstenaars in Californië het slachtoffer werden. Na beëindiging van zijn korte huwelijk kon Fred verlenging van zijn verblijfsvergunning en een eventuele naturalisatie tot Amerikaan wel op zijn buik schrijven. Vanaf oktober 1953 reisde hij nog door Nicaragua, El Salvador, Colombia en Peru en kwam via Guatemala in december aan in Mexico. Maar de Verenigde Staten kwam hij niet meer in.

Fred Mulders kreeg problemen vanwege zijn linkse verleden in Europa. Waarschijnlijk had de FBI inlichtingen ingewonnen bij de Nederlandse Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD nu AIVD), want de BVD begon in 1953 in het verleden van Fred Mulders te graven. Van zijn oorlogsverleden waren ze vrij nauwkeurig op de hoogte. Maar ook verblijdden ze de FBI met vreemde verhalen. Zo zou Fred in opdracht van de Komintern met drie anderen naar Portugal zijn vertrokken om dictator Salazar te vermoorden. Omdat deze opdracht mislukte zou hij bij de communisten in ongenade zijn gevallen en gevangen zijn gezet. Portugal onder Salazar was na de Tweede Wereldoorlog een trouwe anticommunistische navo-bondgenoot geworden.

Ook stond er in zijn BVD-dossier opgetekend dat hij te maken zou hebben met een al in 1938 door de Komintern geformeerde verzetsgroep die moest spioneren voor de Sovjet-Unie en sabotage- en liquidatieacties moest uitvoeren. De leden hiervan zouden zijn: Gerrit Kastein, Janrik van Gilze en Frits Denters, maar ook zelfs Gerrit van der Veen ...
Maar van zo’n soort groep werd in september 1939 - een paar weken na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog - pas de eerste aanzet gegeven. Deze groepen zouden pas actief worden tijdens de Duitse bezetting. Dit werden de Mil-groepen, het communistische, gewapende verzet. Of Freek Mulders er eind 1939 bij hoorde? Mogelijk, maar die was toen wel gemobiliseerd in het Nederlandse leger, met dus beperkte bewegingsvrijheid. Maar wel ingedeeld bij de genie, met dus eventueel toegang tot springstoffen. En Gerrit van der Veen? Zeer onwaarschijnlijk.
Dit soort “informatie” uit Nederland kwam zijn verzoek uit 1954 om weer toegelaten te worden tot de Verenigde Staten natuurlijk niet ten goede.

Freek vestigde zich in Mexico met zijn nieuwe partner Corlu Howes. Hij had haar al in 1950 leren kennen toen ze beiden deel uitmaakten van het muziekgezelschap ‘The Baroque Players’ van de ‘Bay Area Classic Guitar Society’. Ze hoopten na oplossen van de problemen met de Amerikaanse immigratiedienst snel weer terug te kunnen keren naar San Francisco. Maar deze hoop werd in 1954 al snel de bodem ingeslagen. Zijn - bovengenoemde - zeer uitgebreide antwoord op de Amerikaanse beschuldigingen leverde niets op: Fred Mulders mocht de Verenigde Staten niet meer in. 

Maar Fred Mulders zou Fred Mulders niet zijn geweest als hij niet van de nood een deugd zou maken. Hij startte met twee Amerikanen een bedrijf in Indiaanse kunstnijverheid die in een winkel meest aan toeristen werd verkocht. Ok werd hij buitenlandcorrespondent voor de Nederlandse pers. Fred publiceerde naast artikelen over Mexicaanse gewoontes en gebruiken ook reisreportages in de weekbladen ‘De Groene Amsterdammer’ en ‘Panorama’. Artikelen bijvoorbeeld over het aftappen van chicle uit een soort van gombomen, traditioneel de basis van kauwgom, de productie van pulque, een volksdrank gebaseerd op gefermenteerde agave en over de vissers aan het meer van Chapala in de deelstaat Jalisco. Zijn vaste correspondentschap voor ‘De Groene Amsterdammer’ zorgde voor zijn verblijfsvergunning in Mexico. Corlu en Fred woonden in het nabij Mexico-City gelegen Teotihuacan, met zijn vele oude tempels en piramides. Daar hadden ze ook een boerenbedrijfje met ongeveer vijftig varkens. Corlu vertrok eind 1956 voor bijna drie maanden naar haar ouders in Oregon waar hun zoon Richard werd geboren. 

Maar ook was in Fred de musicoloog weer bovengekomen. Per auto, te paard en op de ezel trok hij het afgelegen binnenland in met een bandrecorder. Hij nam de muziek op van de indiaanse bevolking, Pre-Colombiaanse muziek, voordat deze zou verdwijnen door de oprukkende moderniteit. Hij vertelde dat hij de elektrificatie voor moest blijven, want de radio en de jukebox zouden deze inheemse muziek teloor doen gaan. 

Begin 1959 was Fred Mulders twee maanden terug in Europa. Hij gaf lezingen in Nederland, Frankrijk en Engeland over deze inheemse muziek. Hij poogde Philips te bewegen om zijn Indiaans-Mexicaanse muziek op grammofoonplaat te zetten, maar die zagen daar geen brood in. Wel verschenen er enkele krantenartikelen: ”Goudzoeken”, “Zwerver achter de Muziek” en “Freek Mulders zocht diep in Mexico Indianenstammen op”. Op 13 april verzorgde hij een programma voor de BBC: “Mexican Folk Music”. Hierna ging hij weer terug naar vrouw en kind in Teotihuacan. De band met inheemse muziek is helaas verloren geraakt. De kwaliteit van zijn gitaarspel werd jammer genoeg wat minder door een neurologische aandoening aan de middelvinger van zijn rechterhand. Samen met de in Mexico neergestreken fotograaf Bob Schalkwijk zou hij een documentairefilm maken maar eind 1959 sloeg het noodlot toe. Fred werd ziek. In eerste instantie dacht men aan een bacteriële infectie. Dezelfde man die de varkens injecteerde, spoot Fred vol met antibiotica. Dit hielp niet. Toen dacht men aan een virusinfectie en Fred werd tot drie keer toe geopereerd. Maar het bleek kanker te zijn. Freek Mulders overleed in een ziekenhuis in Mexico-City, 49 jaar oud.

Zijn twee Nederlandse paspoorten uit die jaren - vol met visa en andere stempels - zouden uiteindelijk in zijn BVD-dossier belanden . . .

Vlak daarna, te laat, kwamen Gerda van der Veen en Ed van der Elsken langs op hun lange wereldreis waarover ze verslag deden voor tijdschriften en televisie. Met Corlu Howes trokken ze drie weken rond door het zuiden van Mexico om foto- en filmreportages te maken. De wereldreis resulteerde later in het in diverse talen uitgebrachte monumentale fotoboek ‘Sweet Life’.

Uit een in memoriam in ‘De Groene Amsterdammer’:

   “Zij die hem mochten, deden dat bepaald niet om het ongecompliceerde van zijn aard. Mulders, met zijn markante, als gebeeldhouwde kop, was zwijgzaam en gesloten, en daarnaast hartelijk en gulgeestig; naïef en romantisch; rusteloos en avontuurlijk, en in staat tot diepe concentratie op wat hem boeide. Al die dingen tezamen hebben in ruime mate zijn lang niet simpele levensgang bepaald……”

Bronnen: 
Auteur: 
Ton Hegeraad
Laatst gewijzigd: 
22-11-2024
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Musicus
Overtuiging: 
Communist
Functie: 
correspondent ‘De Tribune’/ technicus militie /stafmedewerker / geheim agent
Adres: 
Linnaeusparkweg 156’
Woonplaats: 
Amsterdam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
eind 1935
Nederlanderschap afgenomen: 
nee
Vader: 
Johannes Mulders
Beroep vader: 
Onderwijzer
Moeder: 
Anna Wilkens
Beroep moeder: 
Handwerkonderwijzeres
Partner: 
Maria Emilie (Milly) van Duivenbode
Kinderen: 
1 zoon
Partner 2: 
Joanna Dennet
Kinderen 2: 
1 zoon
Partner 3: 
Cora Lucille (Corlu) Howes