ZWART, Joop

Johannes Hendrikus
Zwart
Geboren:
Amsterdam
6 oktober 1912
Overleden:
Roermond
9 september 1991
Levensbeschrijving: 

Joop Zwart (1912 – 1991) begon als communistisch agitator en eindigde als ‘perschef’ van mevrouw Rost van Tonningen. Maar was hij erg veranderd? Dat vraagt Igor Cornelissen zich af in de biografie van Joop Zwart. Hij noemt hem de geheimzinnigste man van Nederland. En daar is alle reden toe. Zwart was een man die bij veel grote gebeurtenissen in de 20ste eeuw betrokken was. En daar is de Spaanse Burgeroorlog er maar één van. Zijn tijd in Spanje behoort tot de minder goed gedocumenteerde perioden in zijn leven.

Jeugd 1912 -1929
Veel meer is bekend over zijn jeugd als jonge revolutionair. Geboren als vierde kind van sigarenmaker Siemon Zwart en Maria Hendrika Momber. Hij schreef later over zijn jeugd: ‘Schraalhans was zeker gewoonlijk keukenmeester en nader beschouwd was dit zelfs de reden geworden, de strijd en de daaraan verbonden gevolgen tegen het kapitalistische stelsel te aanvaarden.’ Joop groeide op in de Amsterdamse van Hallstraat. Hij kwam er in 1918 wonen, kort nadat zijn moeder aan TBC overleed. De van Hallstraat lag in een opstandige buurt. Men noemde zich anarchist of socialist. Zo ook zijn vader Siemon, die hertrouwde met Anna Brouwer en met haar nog vijf kinderen kreeg. Toen Siemon in 1924 werkloos werd kon Joop het naar eigen zeggen niet meer aanzien. Hij ging op zijn dertiende kranten verkopen op het Centraal Station. Hij volgde daarnaast een elementaire schriftelijke cursus Frans, Engels en Duits om het internationale nieuws in zijn te verkopen buitenlandse kranten te kunnen volgen. En hij werd lid van de Communistische Jeugdbond (CJB). 

Al voordat Joop krantenjongen werd, had hij laten zien over revolutionaire kwaliteiten te beschikken. Joop las in 1923 een artikel in de krant de Tribune over de Duitse communist Max Hölz, die een opstand had georganiseerd in Midden Duitsland en daarom levenslang was opgesloten. Het was de plicht van iedere revolutionair om Hölz te bevrijden, schreef de Tribune, voorloper van het communistische partijorgaan de Waarheid. Joop pakte de damesfiets van zijn zuster Marie en reisde af naar het tuchthuis bij München. Al bij Kleef werd de elfjarige revolutionair aangehouden door een politieman en met fiets en al op de trein naar Amsterdam gezet. Maar de toon was gezet en Joop ging door. Hij sprak op zijn zestiende in Carré ter gelegenheid van de twaalfde verjaardag van de Russische Revolutie. Volgens de Tribune besloot hij zijn betoog met de woorden ‘Heil Moskou’, waarna tromgeroffel klonk en de Internationale werd aangeheven.

Joop viel op en kreeg door bemiddeling van de timmerman en CJB-secretaris Daan Goulooze een baantje bij als leerling-drukker bij Atalanta, de krakkemikkige drukkerij waar de Tribune werd gemaakt. Joop keek er zijn ogen uit en onthield wat hij zag, zoals later in zijn ‘Nieuwsbrieven uit Absurdistan' blijkt. Op de redactie werkten onder andere Gerard J.M. van het Reve, die twee beroemde zonen kreeg, Henri Pieck, broer van de brave tekenaar Anton en Hildo Krop, de stadsbeeldhouwer. Wat Joop eerst niet door had, was dat veel van hen, waaronder Goulooze, ook werkten voor een Sovjet-Russische geheime dienst. 

Moskou 1929- 1930
Zwart kreeg al snel meer te doen en redigeerde propagandageschriften. Bovendien zette, drukte en verspreidde hij ze. In 1929, alweer op voorspraak van Daan Goulooze werd Joop Zwart, nog geen achttien, uitverkoren om een opleiding te volgen op de school van de Communistische Jeugd Internationale. In het plaatsje Poesjkino bij Moskou kreeg hij les in het marxisme, de geschiedenis van de bolsjewistische partij en het maken van ‘agitprop’, wat stond voor agitatiepropaganda. Wat Joop in Spanje nog van pas zou komen was de militaire training. Het omgaan met wapens, rijden op paarden en besturen van auto’s. En bovendien het vervalsen van documenten en het schrijven met onzichtbare inkt. Joop noemde het later ‘een straffe opleiding tot burgeroorlog-specialist’. 

Hoe het Joop in Moskou verging is niet helemaal duidelijk. Wel is zeker dat hij steeds kritischer stond tegenover het communisme. ‘Door Daan (Goulooze) werd ik als discipel naar school gestuurd, op school werd ik tot deserteur geprogrammeerd’, zei hij er later over.) Max Pam publiceerde op zijn blog ‘Het enige echte interview met samenzweerder Joop Zwart’. Daar laat hij Zwart als student van`de gouden Garde’ meemaken dat bioscoopplaatsen werden ontruimd als zij meedeelden zin in een verzetje te hebben. Russen werden uit treincoupés geranseld als de scholieren terug wilden reizen naar het opleidingsinstituut.  Zwart zegt er tegen Pam over:
Dan blijkt zo’n maatschappij nog rottiger te zijn dan die waar je vandaan komt. Maar dat kun je de Russen niet vertellen. Dat is waar zij zich aan vastklampen: dat de mensen die in de kapitalistische wereld crepeerden het nog slechter hadden. Met dat conflict ben ik uit Moskou teruggekomen.

Bep
Ook met de Communistische Jeugdbeweging boterde het na terugkeer in Amsterdam minder goed. Zwart was helder over wat hij op Moskou aan te merken had. Door toedoen van zijn vader raakte Joop in de gelederen van Henk Sneevliet. Siemon Zwart was immers secretaris van Sneevliet’s partij Revolutionair Socialistische Partij (RSP). Bij Sneevliet ontmoette hij een jonge kostgangster en werd hevig verliefd. Bep Spanjer ging een grote rol spelen en is wellicht zelfs de oorzaak van zijn vertrek naar Spanje, een paar jaar later. Bep was mooi, blond, intelligent en actief in Sneevliets Revolutionaire Jeugdbond. Joop noemde haar ‘frivool’. Haar zuster Lucretia achteraf: ‘Beppie is voor Joop dé vrouw uit zijn leven geweest. Hij kon niet mét haar, maar ook niet zónder haar’. 

In 1932 heeft Zwart met hulp van zijn vader een sigarenwinkeltje opgezet in de De Wittenstraat, de buurt waar hij was opgegroeid. Maar het zat niet mee. Bep beëindigde de verkering en Joop zei tegen Lucretia ‘aan het gas te gaan’. Dat deed hij niet, maar ging wel naar Spanje op vakantie. Volgens Cornelissen zijn het doel en de duur van dit uitstapje onbekend. 
De sigarenwinkel werd in die jaren een centrum voor discussie tussen communisten en leden van de RSP. Dat leidde tot onmin tussen Sneevliet en Zwart waarbij Joop beticht werd van het verklappen van partijgeheimen. En voor de tweede keer werd Joop geroyeerd. Het ergst vond hij het feit dat Beppie (het was weer ‘aan’) “op aandringen van partijgenoten de verkering opschortte”. 

Spanje 1937 - 1938
Volgens Igor Cornelissen speelde liefdesverdriet een rol, maar hoeft niet te worden getwijfeld dat het verlangen om in Spanje te gaan vechten voortkwam uit Zwarts oprechte wens om de opstandelingen van Franco een voet dwars te zetten. Zijn eerste poging om naar Spanje te vertrekken ging mis. De schrijver-dichter en CPN-lid Jef Last wilde wel helpen, maar zijn vroegere leermeester Goulooze was tegen. Joop moest zelf maar zien hoe hij in Spanje kwam. Ook zijn positie als staatloze maakte het niet gemakkelijk. Nadat Joop uit Rusland terugkwam was hij zijn Nederlandse paspoort kwijt. Hij had immers in het Rode Leger gediend. Zwart leende 30 gulden van bevriende families en ging op pad. In Parijs zou hij Trotski’s zoon Leon Sedov ontmoeten, hetgeen overigens alleen door Zwart zelf beschreven is. Bij de Spaanse grens aangekomen koos hij voor ‘de natte kant’. Hij bond zijn spulletjes op zijn hoofd en zwom om de strenge grenscontrole heen. Hij koos in Spanje niet voor de Internationale Brigade omdat die door de communisten werd gecontroleerd en zijn Moskouse tijd plus het royement niet in zijn voordeel zouden werken. Na een opleiding van nog geen twee weken bij de legereenheid Centurión Durruti in Barcelona werd Zwart naar het front in Aragón gestuurd. Zijn opleiding in Moskou kwam hem van pas. Al direct was hij luitenant en na een half jaar was hij volgens biograaf Cornelissen opgeklommen tot kolonel.

In een verklaring die Zwart na terugkomst uit Spanje op 13 november 1937 aflegde op het Nederlandse Consulaat in Bordeaux ligt de zaak anders. Hij zou het geld voor de reis hebben gekregen van Vladimir Bagdanov, een vriend die hij in Moskou had leren kennen. In Barcelona aangekomen ontmoette hij Bagdanov, die hem naar een instructieschool voor officieren in Barbastro (provincie Huesca) stuurde. Daar was hij samen met een zevental andere buitenlanders werkzaam als instructeur. Hij verdiende 500 peseta’s en vrij wonen, maar voeding was wel voor zijn rekening.
Over vechten hield hij op het Consulaat zijn mond. Hij was instructeur. Zwart gaf als reden voor zijn vertrek het volgende op: 
“Op grond van een door de Roode Spaansche Regering genomen decreet van 22 oktober 1937 moesten alle buitenlanders worden gemilitariseerd, hetgeen mij niet convenieerde en mij aanleiding gaf Spanje te verlaten en te trachten naar Holland terug te keren.”

Dat Zwart wel degelijk heeft gevochten blijkt uit het verhaal van Igor Cornelissen over Jopie Bovenkerk. Jopie werkte te midden van twintig Nederlanders als hoofdverpleegster in het Hollands Hospitaal in Villanueva de la Jara, vijftig kilometer ten noorden van Albacete. Jopie had Zwart in Amsterdam al ontmoet bij een vriendin. Ze vond hem een aardige kerel en daarom schreef ze hem toen hij in het noorden van Spanje vocht aan het front van Huesca. Jaren later herinnerde ze zich nog een zin uit een brief van hem: hij wist dat het vreemd klonk, maar het was voor hem steeds weer een hoogtepunt om met zijn groep in de aanval te gaan. Die spanning had hij nodig. Joops openhartigheid over het feit dat iedereen bang was trof Jopie. Zij noemde dat atypisch.

Maar hun briefwisseling werd door Jopie beëindigd. De censuur las mee en Janrik van Gilse, verslaggever van de communistische Tribune en onder het pseudoniem ‘Jan Zuidema’, politiek commissaris van de Nederlandse communisten, raadde Jopie aan de briefwisseling met Zwart stop te zetten. Joop was immers aanhanger van Sneevliet. Jopie was communiste en recht in de leer deed ze wat haar werd gezegd. Overigens werden ook andere communisten in Spanje voor Zwart gewaarschuwd. Zijn biograaf vond een telegram op het IISG waarin de zin: ‘Schicke dir eine Adresse welche die hollaendischen Trotskisten als Adressen benutzen. JOOP ZWART Observacion div. Ascaszo-Alberto Bajo Prov. Huesca.'

Uit Spanje schreef Joop ook brieven aan Beppie’s zus Lucretia. Hij zou dood willen omdat hij Beppie niet kon krijgen. Hij raakte gewond aan het front in Huesca. In een kranteninterview in 1988 liet Joop zich weinig glorieus uit over de strijd: “In twee jaar tijd veroverden we 22 dorpen, maar verloren we er 48.” 
Dat Zwart ook over andere aspecten van de strijd niet positief terugkijkt, blijkt uit wat Max Pam schrijft: Met bitterheid spreekt hij (Zwart) over Hemingway en Jef Last `die op de Ramblas van achter een kopje koffie aan de strijd deelnamen’. Dat hij wel als een ‘fijne kameraad’ werd beschouwd blijkt uit een brief d.d. 31 oktober 1937 van Spanjestrijder Willem Christiaan van der Veen. Van Veen noemt Zwart ‘ínlichtingenofficier’ al wordt het uit zijn brieven niet duidelijk bij welke militaire eenheid hij dat is.
Ook regelde hij als stafofficier van de 28ste divisie Francisco Ascaso, voor Theo van Laar, die aan tuberculose leed, een doorlatingsbewijs waarmee deze naar Port Bou in Frankrijk kon reizen. Zwart reisde overigens in dezelfde weken terug naar Frankrijk, want toen Van Laar zich op 25 november in Parijs bij het consulaat meldde, was Zwart al twee weken eerder in Bordeaux.

Na zijn verklaring in Bordeaux kreeg Zwart 20 gulden reisgeld mee en vroeg de consul aan zijn collega in Parijs wat hij in zulke gevallen voortaan moet doen. Deze adviseerde hem: “Wanneer U. blijkt dat de personen die zich tot U. wenden vrijwillig in Spaanschen staats- of krijgsdienst zijn getreden, dan ware hun allen onderstand te weigeren, daar zij in dit geval hun Nederlanderschap hebben verloren.”
In dezelfde brief liet de Parijse consul weten dat hij Zwart niet meer heeft gezien. Niet vreemd. Joop was handig genoeg om met zijn twintig gulden rechtstreeks naar Nederland te reizen. In een verklaring voor de Nederlandse recherche was hij ook slechts militair adviseur. Nu niet aan een krijgsschool, maar bij de 28ste legerdivisie Francisco Ascaso

In een verhoor op het hoofdbureau van de Centrale Recherche in Amsterdam op 25 maart 1938 zei hij dat hij van 9 april tot 10 november 1937 aan het front van de Volksfrontregering aan het werk is geweest. Hij was oorlogscorrespondent voor het linkse dagblad ‘Adalante’ van de Belgische uitgeverij ‘Editions de Lee’ in Antwerpen. Hij was niet naar Spanje gegaan om er te vechten, ‘doch om de aldaar strijdende arbeiders op de hoogte te houden van de militaire en politieken toestand’. 
Waarom Zwart in deze en in eerdere verklaringen de nadruk legt op het niet-meevechten is vreemd, want even later in het verhoor stelt hij ‘Ik had geen verlof ontvangen van Hare Majesteit de Koningin mij in vreemde krijgsdienst te begeven, welk verlof ik had aangevraagd en ook niet zou hebben gekregen, aangezien ik reeds in 1931 mijn Nederlanderschap heb verloren vanwege mijn dienstnemen in het Russische leger.’

Lef en bluf
Voor Joop Zwart was het volgens Igor Cornelissen in Spanje duidelijk geworden dat de burgeroorlog een inleiding vormde tot een nieuw wereldconflict. En zoals vaker kreeg hij gelijk. 
Na terugkomst uit Spanje gaat zijn leven op een manier die past bij zijn persoonlijkheid. Een onwaarschijnlijke reeks belevenissen die samenhangen met inzicht in mensen en structuren, slim handelen, maar vooral met lef, onbezonnenheid en bluf als het moet.

Tweede Wereldoorlog
Tot de Tweede Wereldoorlog oorlog hield hij zich bezig met het gestencilde blad Informator. Voor de Nederlandse overheid bleef hij een gevaarlijke revolutionair die zijn Nederlanderschap al in 1930 had verspeeld door dienst te nemen in het Rode Leger en daarna recidiveerde in Spanje.
Na de Duitse inval werd Zwart een aantal keer gearresteerd, maar handig als hij is wist hij twee keer te ontsnappen. Waarschijnlijk door verraad wordt hij op 17 december 1941 in Rotterdam opgepakt en begin 1942 naar Kamp Amersfoort gebracht. Een paar maanden later werd hij, ziek en verzwakt, overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen bij Berlijn. 
Daar heeft hij geen recht op een plaats in de ziekenzaal en is eigenlijk opgegeven, maar zijn leven wordt gered door de Oostenrijkse communist Edmund Rzehorska, waarmee hij in Moskou in de klas zat. ‘Een kamp is een staat binnen de staat’, zei Zwart lang na de oorlog, en hij wist dankzij protectie en corruptie tolk te worden bij de Politische Abteilung, een verlengstuk van de Sicherheitsdienst.

Koos Vorrink
Eind april 1944 werd de socialistische voorman Koos Vorrink het kamp binnengebracht, doodsbang om te worden gefusilleerd. En wie zag hij daar achter de registratietafel zitten? Joop Zwart, die hem direct geruststelde en voor mekaar kreeg dat Vorrink als diplomaat zou worden behandeld.
Voor de joodse classicus dr. J. Hemelrijk vervalste hij zijn (joden)kaart. Hemelrijk zei er later over:  ‘Al zijn talenten kon hij hier ontplooientact, onverschrokkenheid, brutaliteit en vindingrijkheid. Een groot aantal gevangenen heeft hij het leven gered door handige trucjes, vervalsingen van gegevens, het doen verdwijnen van gevaarlijke gegevens en het laten onderduiken in een of ander commando’. 

Legendarische kampgevangene
De Britse captain Derrick Sington kwam op 15 april 1945 het concentratiekamp Bergen Belsen binnen. Hij werd opgevangen door een lange roodharige man in een blauw herenkostuum. Het was Joop Zwart. Hij was, hoorde Sington, een van de legendarische gevangenen uit de Duitse concentratiekampen en nu door de gevangenen aangewezen als hun vertegenwoordiger. Zes dagen na de bevrijding arriveerde een Amerikaanse ploeg om een film over Bergen Belsen te maken. Zwart schreef er later over: ‘Ik was geschokt door hun onwetendheid over de toestand onder het nationaal socialistische bewind. Ik vertelde ze dat ze met al hun beelden nooit in staat zouden zijn de stank van de dood over te brengen. Want dat was de laatste maanden het meest karakteristieke geweest.’

1946 – 1950
Na zijn terugkomst in Nederland werkte Joop Zwart voor de Stichting 1940 – 1945, die hulp bood aan verzetsslachtoffers en begon hij het Informatiebureau voor ex-politieke gevangenen.
Koos Vorrink, regeringscommissaris geworden, vroeg hem een rapport te schrijven over het concentratiekampsysteem, maar het resultaat van 200 pagina’s werd door Vorrink afgekeurd.

In februari 1946 vertrok Zwart naar Berlijn, waar hij op de Nederlandse missie als kapitein ging werken. De missie hield zich bezig met het terugvinden van geroofde schepen, treinen en kunstschatten. Zwart’s taak  was het opsporen van vermiste Nederlanders en ondertussen smokkelde hij in opdracht van de minister van Financiën Piet Lieftinck tientallen miljoenen marken naar Berlijn. Zijn Duitse jaren van ’46 tot ’50 vormden zijn grote periode. Voormalige politieke gevangenen, onder wie Joop, maakten in Berlijn de dienst uit zowel aan de Oost- als aan de Westkant. Hij was Bep Spanjer weer tegengekomen. Zij was op Dolle Dinsdag naar Duitsland gevlucht en werd in Nederland verdacht van collaboratie. Nu werd ze zijn assistente.

In 1946 deed zich een wonderlijke trouwescapade voor. Zwart trad in het huwelijk met Irene Vorrink, de latere PvdA- minister en de dochter van Koos Vorrink, maar hij sprak met Irene af dat het huwelijk niet langer dan een jaar zou duren. En dat hij ook op zoek moet naar zijn grote jeugdliefde Bep, die nog blijkt te leven. Hij vertelde tegen vrienden dat hij met de zwangere Irene trouwt om Koos Vorrink uit de brand te helpen. Vorrink zou het immers als landelijk politicus moeilijk hebben gekregen als was gebleken dat hij zijn dochter, bovendien zijn assistente, niet op het rechte pad had kunnen houden. Joop zei het zo: ‘Ik moest de Partij van de Arbeid redden en dat heb ik gedaan’. 

Irene’s zoon kreeg zijn achternaam: Koos Zwart, later onder andere bekend van de beursberichten over wietprijzen voor de VARA-radio. Intimi wisten op dat moment al dat hij in Berlijn met Bep samenwoonde in zijn flat op de Schaumburgerallee.

Bep
Na zijn huwelijk met Irene Vorrink trouwt Joop met Bep. Ze blijkt als zijn assistente minsten even slim als hij. In een rapportage over hun werk in Berlijn wordt Bep zelfs geslepener genoemd dan haar echtgenoot. Na terugkomst uit Berlijn In 1950 werd Joop in Davos opgenomen wegens een dubbelzijdige TBC, nog een erfenis uit het kamp. Hij liep vroegtijdig uit het sanatorium weg. Te saai waarschijnlijk.  Joop wist de vervolging van Bep wegens collaboratie op handige wijze te stoppen. Bep en Joop scheidden in 1961. 
In die jaren erna was er regelmatig commotie rond zijn persoon. Joop werd o.a. verdacht van spionage voor de Russen, vervolgd vanwege het achterhouden van de Buchenwald-carthotheek. Hij is in de jaren vijftig de belangrijke kracht achter het Nationaal Comité Bestrijding Concentratiekamp dat onderzoek deed en publiceerde over kampen in de hele wereld met de nadruk op Oost-Europa. 

Bijzondere medewerker
De redder van de PvdA schoof duidelijk op naar rechts en publiceerde aan het eind van de jaren vijftig in Elseviers Weekblad, zij het niet onder eigen naam. Als ‘bijzondere medewerker’ opende hij de aanval op Nikita Chroestsjov, de leider van de Oekraïense communistische partij.
‘Bijzondere medewerker’, een treffender naam was voor Zwart nauwelijks denkbaar. 
Tien jaar later herhaalde Zwart deze werkwijze bij het opinieweekblad Accent dat zich net als Elseviers Weekblad op de rechterflank bevond. Zwart schreef over buitenlandse politiek en deed het voorkomen alsof Accent in alle landen een correspondent had. Zo was onder andere I. Rizjewolow de correspondent in Rusland, Dusan Topolovic zat in Roemenië en Van Tuoi in Vietnam. Je voelt hem aankomen: alle stukken werden geschreven door Joop Zwart. Zelfs de journalisten van Accent wisten hier niets van. Joop zat niet tussen de andere redacteuren. Hij kwam alleen bij de hoofdredactie. Opmerkelijk is dat deze onthulling kwam van twee journalisten van Vrij Nederland. Eén ervan was Zwarts latere biograaf Igor Cornelissen.

DS 70
In 1970 meldde Joop zich aan als lid van DS70. Deze partij die onder andere uit de zonen van Drees bestond en zich rechts van de PvdA opstelde. Dat duurde twee jaar. Toen had Joop met iedereen ruzie en werd hij eruit gegooid. 
in de jaren erna had Zwart een keur aan krantjes, waaronder De Uitkijk en Nieuwsbrief uit Absurdistan waarin vooral tegen CPN, PvdA en PPR werd geageerd. Mensen die hem in die tijd beschreven noemen consequent zijn opgewonden karakter, het feit dat hij overal complotten zag en dat je vreselijk met hem kon lachen.

Perschef van Rost van Tonningen
Joop Zwart en zijn blaadjes werden doorgaans genegeerd. Maar daar kwam in 1984 plotseling verandering in. Oorzaak was Joop’s bemoeienis met Florrie Rost van Tonningen, ook wel de zwarte weduwe genaamd. Zij zette zich in voor de rehabilitatie van wijlen haar man, ooit de felste Jodenhater en nationaalsocialist van het land. Florrie ontkende bovendien de massamoord op de joden en noemde Hitler een voortreffelijk staatsman en Himmler een groot ideoloog. Als ze op TV verscheen om haar standpunten te verdedigen dan vlogen de spetters eraf. 
Joop Zwart was haar ‘perschef’. Wat zocht hij toch aan de zijde van deze vrouw?
Cornelissen schrijft er dit over: ‘Wat Zwart bezielde valt slechts voor een deel te begrijpen. Hij was een van de eersten die zich, lang voordat respectabel geachte politici en publicisten volgden, ergerden aan de stijgende criminaliteit, het toenemend drugsgebruik en de groeiende onveiligheid. Met zijn zoon Koos Zwart wilde hij niets te maken hebben, want zijn voor de radio voorgelezen beursberichten over de prijzen van softdrugs waren hem een permanente bron van ergernis.’ 
Journalisten bleven zich afvragen waarom hij, die drie jaar in een kamp zat, nou juist met Rost van Tonningen in zee ging. Hij verloor met deze actie volgens Cornelissen zijn laatste vrienden.

In 1986 werd Zwart bedreigd en er werd brand gesticht in zijn huis in Arnhem. Hij verhuisde met zijn toenmalige vrouw Friedl naar Engeland, waar haar kinderen woonden. Het verblijf in Engeland duurde niet lang. In 1991 stond Joop Zwart terecht wegens het verspreiden van racistische pamfletten in Arnhem in de jaren ’84 – ’86. Zwart en zijn vrouw woonden de laatste jaren in van zijn leven in Limburg, waar Joop op 9 september 1991 overleed.

Van verzetsman tot woordvoerder van een nazi-aanhangster; was hij veranderd?
Toen Igor Cornelissen hem in 1986 interviewde, noemde Zwart zichzelf een gespleten persoonlijkheid en sprak hij over een onoplosbaar dilemma. Hij was voor orde, gezag en recht, maar miste de oude arbeidersstrijd. Terug naar de vraag die zijn biograaf terecht stelde. Was hij aan het eind van zijn leven veranderd? Een leven waarin de Spaanse Burgeroorlog slechts een kleine schakel vormde. Een fase die naast politieke redenen ook lijkt voort te komen uit liefdesverdriet en onbezonnen handelen. Zoals zo vaak moeten de beslissingen van Zwart het gevolg zijn geweest van moreel besef, politieke motieven, slimheid, lef en een flinke dosis onbezonnenheid. Beweegredenen die tegenstrijdig kunnen zijn en tot dilemma’s kunnen leiden. Was Joop Zwart gedurende zijn bewogen leven dus veranderd? 
Waarschijnlijk niet.

Bronnen: 
Auteur: 
Michel Simons
Laatst gewijzigd: 
27-02-2019
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Journalist
Adres: 
Tuijll van Serooskerkenweg 21
Woonplaats: 
Amsterdam
Gewond: 
ja
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Vader: 
Siemon Zwart
Beroep vader: 
Sigarenmaker
Moeder: 
Maria Hendrika Momber
Datum getrouwd: 
11-12-1946
Partner: 
Irene Vorrink
Kinderen: 
1
Datum getrouwd 2: 
28-10-1948
Partner 2: 
Elisabeth Spanjer