In een gezin met 13 kinderen was Theo het oudste kind. Hij groeide op in diverse Amsterdamse volksbuurten. Zijn vader was eerst sigarenmaker maar stond vanaf 1922 in de Jordaan op de markt in de Westerstraat en op de Lindengracht met groenten en fruit. Toen Theo acht jaar was overleed een drie jaar oud zusje. Vanaf 1929 woonde het gezin in Floradorp in Amsterdam-Noord. Theo werd na de lagere school leerling banketbakker. Later is hij – na het volgen van de avond-ambachtsschool - bankwerker. Hij werd afgekeurd voor militaire dienst – volgens het militieregister vanwege nr.16 (“Volkomen of onvolkomen verlamming of mindervoeding van spieren met belangrijke stoornis in de verrichtingen”). Tevens werd kortweg vermeld: “linkervoet mank”.
Op zijn negentiende werd hij lid van de Communistische Jeugd Bond (CJB). In 1935 kreeg Theo een proces-verbaal aan zijn broek vanwege het ophangen van een rood doek over de openbare weg. Samen met zijn toen eveneens werkloze vriend Harry Schoen, net als hij een actief lid van deze CJB, besloot hij na een gesprek met de Duitse vluchteling “Fritz” naar Spanje te gaan.
In de Kamillestraat nam Theo afscheid van zijn ouders en zijn vele broertjes en zusjes. Zijn jongste broertje Bertus was toen net drie maanden oud.
In de ochtend van 3 juli 1937, om acht uur, vertrokken hij en Harry – 21 en 22 jaar oud - met een autobus vanaf het Museumplein naar Brussel. Nog diezelfde avond namen ze daar de trein naar Parijs waar ze de volgende ochtend aankwamen. Ze meldden zich op het verzameladres 8-12 Avenue Mathurin Moreau. Daar kwamen ze ook “Fritz” weer tegen, evenals een Amsterdamse kameraad uit de CJB, Wim Bandsma.
Na vier dagen in Parijs vertrokken Theo, Harry, Wim en 14 andere Nederlanders met de trein naar Perpignan. In totaal 40 vrijwilligers voor Spanje - waaronder ook weer “Fritz” - gingen hierna te voet de Pyreneeën over. Op 11 juli kwamen ze aan in het Spaanse bergdorp Setcases.
Tien dagen na hun vertrek uit Amsterdam arriveerden ze in Albacete, het hoofdkwartier van de Brigades Internacionales. Twee dagen later werd Theo ingedeeld bij de infanterie en opgenomen in het instructiebataljon te Madrigueras circa 25 kilometer ten noorden van Albacete. Zijn vriend Harry Schoen ging naar de artillerie omdat hij als dienstplichtige in het Nederlandse leger daar ook bij ingedeeld was geweest.
Na nog eens twee dagen werd Theo door de commandant uit dit bataljon gezet omdat men er achter was gekomen dat zijn ene been korter was dan het andere. Twee weken werkte hij als kok in de officierskantine van Madrigueras, daarna ging hij terug naar Albacete en meldde zich bij de Nederlandse politiek-commissaris Winter (wwarschijnlijk de schuilnaam van Arie Jansma). Theo werkte vervolgens enige tijd in een munitiefabriek. Maar hij was in Spanje om tegen het fascisme te strijden dus probeerde hij te worden ingedeeld bij de artillerieafdeling van de Internationale Brigades. Daar zat zijn vriend Harry Schoen en zou zijn kortere linkerbeen minder een probleem zijn. Dit werd vermeld in een rapport van de medische commissie in Albacete op 18 augustus 1937:
Van Laar Theodor
Hollandais, 21 ans, ouvrier,15-7-37, G.N.Atrophie musc. Jambe g. Serv.au front d’apres son desir.Artillerie! L.M.Nr43189
(Nederlander, 21 jaar. arbeider, 15-7-37 (= inlijving in de Internationale Brigades) Spieratrofie Linkerbeen. Wil dienst doen aan het front liefst bij de Artillerie!)
Later verklaarde Theo bij de Amsterdamse politie:
‘…Zooals gezegd, gaf ik mij op voor de artillerie, doch ik werd niet bij deze afdeeling geplaatst. Inplaats van mij bij de artillerie te plaatsen, werd ik gebracht naar het strafkamp “LUCAS” te Albacete. Gedurende 1½ maand ben ik in dit kamp geweest; ik behoefde daar niets te doen. Af en toe kon men een dag verlof krijgen. Ik vroeg ook eens een dag verlof en vervoegde mij toen bij den Politiek-Commissaris te Albacete. Ik vernam toen, dat WINTER daar niet meer was , doch dat een zekere ZUIDEMA voor hem in de plaats was gekomen. … ZUIDEMA zou probeeren iets voor mij te doen. … Ik ging weer naar het kamp terug. Toen er dan ook eenigen tijd later een oproep kwam voor vrijwilligers voor het Sarragossa-front, gaf ik mij direct op. … Ongeveer een week na mijn opgave, moest ik vertrekken naar Arragon.’
NB. Zuidema was de alias van Jan Hendrik van Gilse.
Uit een brief van Harry Schoen aan zijn familie en kameraden in Amsterdam (waarin hij Theo bij hun vriendennaam, Dorus noemde) dd. 22 september 1937:
“….Wat jullie hadden gehoord over Dorus berust op pure fantasie. Dorus werkt n.l. zooals mij door de juiste instantie werd medegedeeld in een munitiefabriek. Voor het front is hij niet geschikt, iets wat wij hem niet kwalijk kunnen nemen, door dat hij zelfs bij de Commandant er had op aangedrongen naar het front te worden gestuurd. Doch we weten het gebrek van Dorus. Men kan nu eenmaal niet gebrekkige kameraden aan het front zetten om in moeilijkheden te komen. Doch ik heb alle respect voor onze kameraad Dorus, die dit gebrek steeds trachtte verdoezelen. Van hieruit dan ook een salud voor onze Dorus en ik hoop hem nog eens te spreken, m’n brief is naar hem onderweg….”
Toen Theo in Aragon aankwam werd hij ingedeeld bij een anarchistische legereenheid, maar kort daarna werd hij op een boerderij te werk gesteld. Theo van Laar had altijd laten blijken dat hij naar Spanje was gekomen om tegen de fascisten te vechten dus hij had er nu wel een beetje genoeg van.
In Aragon was Theo in contact gekomen met Joop Zwart, die stafofficier was bij de 28ste divisie ”Francisco Ascaso”, een Republikeinse legereenheid gedomineerd door de FAI(anarchisten) en de CNT(syndicalisten). Joop Zwart verklaarde later dat Theo van Laar invalide was en leed aan tuberculose. Joop regelde voor Theo een doorlatingsbewijs waarmee hij naar Port Bou aan de Franse grens reisde. Na nogal wat moeite wist hij illegaal Frankrijk binnen te komen. Hij werd al snel opgepakt voor landloperij en het in Frankrijk verblijven zonder papieren. Hij zat twee weken in de gevangenis van Perpignan en kreeg daarna een “Billet de Sortie”. Met dit papier en een Sauf-Conduit van de lokale prefect als enige documenten reisde hij op kosten van die prefect naar het Nederlandse Consulaat-Generaal in Parijs alwaar hij zich 25 november 1937 meldde. De Nederlandse consul in Marseille was op de hoogte van de zaak en had de consul in Parijs een brief gestuurd maar had van uit Marseille niets voor Theo willen doen. Net als de consul in Marseille stelde de consul in Parijs: ”Aangezien van Laar mij uitdrukkelijk verklaarde, dat hij op eigen initiatief en kosten naar Spanje was gereisd en dat hij vooruit geweten had, daar waarschijnlijk aan de gevechten te moeten deelnemen, terwijl hij tevens mededeelde, dat hij aan de infanterie-oefeningen te Madrigueras had deelgenomen en werkzaam was geweest in een munitiefabriek, ben ik van oordeel, dat deze man zijn Nederlanderschap heeft verloren daar hij in vreemden staatsdienst is geweest”. Volgens de consul huldigde Theo nog steeds de uiterst-linkse ideeën en wees hem vervolgens de deur.
Maar, na bijna vier weken, kreeg Theo van Laar van deze consul toch een Laisser-Passer en de middelen om naar Nederland terug te reizen. Op 23 december was hij weer in Amsterdam.
Op 12 januari en 9 februari 1938 werd Theo van Laar verhoord door de Amsterdamse Politie, wat op 20 maart kort werd samengevat in een brief van de Officier van Justitie te Amsterdam.
Men wilde vaststellen of er grond was voor de veronderstelling dat Theo zijn Nederlanderschap had verloren, maar vooral ook was men op zoek naar “ronselaars”. Theo was zeer loslippig en vertelde in detail wat hij in Spanje had gedaan. Hij noemde nog al wat namen.
Was dit belangrijke informatie of bevestigde hij zaken die de politie toch al wist en gaf hij geen informatie over zaken die ze nog niet wisten? … Maar “Fritz” was een Duitse emigrant waar hij niets over kon vertellen en waar ze tot hun teleurstelling niet verder mee kwamen. En op het eind zei Theo:
“ Zooals ik reeds verklaarde , was het mijn bedoeling om in Spanje daadwerkelijk te strijden aan de zijde van de regeering en kreeg ik in het begin daartoe in Spanje ook een opleiding als soldaat.
Ik was de communistische ideëen toegedaan, doch heb nu van alles spijt en moet niets meer van het communisme hebben. Ik wil mijn leven thans verbeteren.”
Was dit gemeend of wilde Theo de Nederlandse overheid zand in de ogen strooien? Minder dan twee maanden daarvoor had hij zich op het Parijse consulaat nog een overtuigd communist getoond. Het hielp in ieder geval niet. Op 25 november 1938 verklaarde de Minister van Justitie dat Theo van Laar in juli 1937 zijn Nederlandse nationaliteit had verloren omdat hij zich in Spaanse krijgsdienst had begeven.
In de Tweede Wereldoorlog werd Theo - waarschijnlijk omdat hij weer werkloos was – door het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) gedwongen in Duitsland te werken, de zogenaamde “Arbeitseinsatz”. In augustus 1940 vertrok hij al naar Dessau en kwam te werken in de vliegtuigfabriek van Junkers. Een jaar later hoefde hij daar niet meer terug te komen vanwege zijn Spaanse verleden. Maar in 1942 werd hij weer gedwongen in Duitsland te werken. Op 4 juni 1942 vertrok hij met 28 andere Amsterdammers naar Leipzig om in de Hasag-munitiefabriek te werken. Hoe lang dat geduurd heeft en of hij die tewerkstelling nog heeft ontdoken is niet duidelijk. In 1944 trouwde hij in Amsterdam en begin 1945 - in de hongerwinter – werd hij bij een razzia opgepakt en 22 maart weer naar Duitsland getransporteerd. Ook zijn vader en vier van zijn broers werden in de Tweede Wereldoorlog gedwongen in Duitsland te werken.
In hoeverre Theo nog verzetswerk heeft gedaan is niet duidelijk. Wel was hij sinds de oprichting in 1950 lid van het aan de CPN gelieerde ‘Verenigd Verzet 1940-1945’.
Na de oorlog werd Theo van Laar bouwvakker.
Bij Koninklijk Besluit had hij in 1947 als één van de eerste Spanjestrijders zijn Nederlanderschap teruggekregen.
De BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) had een dossier van hem aangelegd. Hierin werd vermeld dat Theo van Laar lid was van de CPN. Ook was hij geabonneerd op het tijdschrift ‘De Vrije Katheder’, een discussieplatform voor linkse samenwerking. Tevens was hij lid van de ‘Algemene Bond van Werkers in de Bouw’ (ABWB) deel uitmakend van het vakverbond EVC (Eenheidsvakcentrale), nauw verwant aan de CPN.
In de loop van de jaren vijftig was Theo van Laar waarschijnlijk niet meer politiek actief want aan zijn dossier werd niets meer toegevoegd.
- Stadsarchief Amsterdam - Indexen
- Archief Internationale Brigades, Moskou
- RGASPI F.545-Op.2-D.124-L.187
- RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.48
- RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.3,20-21
- Nationaal Archief, Den Haag – 2.09.22 Ministerie van Justitie – 1914-1940 (Geheim Archief) – inventarisnr. 16810
- Nationaal Archief, Den Haag - 2.09.99 Ministerie van Justitie – Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders – inventarisnr. 135
- Nationaal Archief, Den Haag – 2.05.03 Ministerie van Buitenlandse Zaken – A-dossiers 1815-1940 – A-197-bis Spanje, Hulp en Bijstand i.v.m. Onlusten in Spanje – inventarisnr. 1677
- Nationaal Archief, Den Haag – 2.04.125 Ministerie van Binnenlandse Zaken – Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers, Persoonsdossiers - inventarisnr. 23034