De politie Haarlem meldt op 8 september 1937 dat "de minderjarige Daniel Cornelis Dollé op 6 dezer door bemiddeling van den Nederlandschen Consul te Barcelona in Haarlem is teruggekeerd en thans weer ten huize zijner ouders verblijft."
Dollé is maar heel kort in Spanje geweest en heeft een flink deel daarvan in de gevangenis doorgebracht. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken had in augustus al aan de consul in Valencia laten weten dat Daniel waarschijnlijk naar Spanje was vertrokken met een bewijs van Nederlanderschap dat op naam stond van zijn oudere broer Abraham. Bovendien stond hem in Nederland nog een gevangenisstraf te wachten.
Aan de terugkomst van Daan Dollé wordt met name door de Telegraaf uitgebreid aandacht besteed. Hij ontvangt de verslaggever van De Telegraaf bij hem thuis ( een 'zenuwachtige, magere jongen' meldt de krant ) en vertelt de meest verschrikkelijke verhalen over zijn kortstondig verblijf in Spanje. Op zijn aanwijzen wordt varensgezel Chris van Soolingen gearresteerd als 'ronselaar' - en korte tijd later weet De Telegraaf te melden dat de ronselpraktijken van van Soolingen in opdracht van de CPN hebben plaatsgevonden.
In december 1937 wordt in Haarlem een proces gevoerd tegen van Soolingen. Dollé en de vriend waarmee hij naar Spanje was vertrokken, Ruygrok, zijn de belangrijkste getuigen in het proces. De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant schrijft op 10 december 1937:
Verdachte, die bestuurslid was van de afdeeling Haarlem der communistische partij, kwam in April in contact met twee Haarlemsche jongens, D. D. en J. R., die hij eerst geld had gegeven voor het aanvragen van bewijzen van Nederlanderschap en later f30 reisgeld. Als getuige werd eerst de 19jarige chauffeur D. D. gehoord. Hij verklaarde, dat S. hem werk beloofd had als chauffeur bij een fabriek ln Spanje. Over deelneming aan den krijgsdienst was niet gesproken. Wel had verdachte hem gewaarschuwd „dat er wel eens een paar bommen konden verdwalen". In Spanje kreeg getuige een uniform en moest hij met een ongeladen geweer op schildwacht staan bij een auto. Toen hij hiertegen protesteerde, liet men hem met een vrachtauto bouwmaterialen vervoeren. Op zekeren dag werd hem echter gezegd, dat hij naar het front moest. Hij liep weg, doch werd weer gepakt, omdat men hem voor een spion aanzag. De andere getuige, de 22-jarige loodgieter J. R., verklaarde, dat verdachte hem een plaats bij de „Hollandsche brigade" in Spanje had beloofd. Hij was echter drie weken lang chauffeur op een vrachtauto geweest en moest daarna naar het front. De Officier van Justitie achtte niet bewezen, dat van S. de getuigen voor den vreemden krijgsdienst had aangeworven, maar wel, dat hij een bemiddelende rol had gespeeld. Hij eischte een maand gevangenisstraf. De verdediger, mr. S. de Jong, betoogde o.a. dat verdachte slechts hulp heeft verleend aan jongemannen, die zonder eenige pressie besloten waren naar Spanje te gaan. Hij heeft geen enkel voordeel van deze bemiddeling genoten en mag ook geen ronselaar genoemd worden, want hij heeft hen niet voor den krijgsdienst aangeworven.
De Telegraaf van diezelfde dag noemt de namen van de getuigen, Daan Dollé en Joop Ruygrok voluit en plaatst zelfs fotootjes van het tweetal.
Het blijft een vraag in hoeverre de twee al dan niet op de hoogte waren van wat hen in Spanje te wachten stond. De kwestie komt terug in een brief die Janrik van Gilse op 24 december 1937 vanuit Spanje stuurt aan het Centraal Comité van de Nederlandse Communistische Partij. In het archief van de Internationale Brigade is een Duitse vertaling van die brief bewaard gebleven; aangenomen mag worden dat alle correspondentie met het buitenland via de censuur verliep en dus ook vertaald werd. Van Gilse schrijft dat er een groot aantal deserteurs onder de Nederlanders is geweest en dat het hoogst noodzakelijk is dat beter onderzocht wordt wie er wel en wie niet geschikt is voor de reis naar Spanje. Tegelijkertijd dringt hij er op aan dat er meer vrijwilligers moeten komen.
"Het is nodig dat iedereen die naar Spanje komt precies weet onder welke omstandigheden de strijd plaats vindt ( ....) en dat een ijzeren discipline noodzakelijk is."
Voor zover bekend hebben Dollé en Ruygrok niet de Nederlandse nationaliteit verloren. In de loop van 1938 wordt aan de verklaringen van deserteurs dat zij naar Spanje waren gegaan om werk te vinden steeds minder geloof gehecht en verliezen zij wel hun nationaliteit.
Van Soolingen wordt tot 1 week gevangenisstraf veroordeeld.
Uit de eind 2022 vrijgegeven BVD dossiers blijkt dat Dollé - zoals talloze spanjestrijders - na de oorlog door de BVD in de gaten werd gehouden. Zijn dossier bevat echter nauwelijks enige informatie. Er blijkt vooral belangstlling te zijn voor zijn zoon vanwege frequente reizen naar Oost-Europese landen. Verdere gegevens ontbreken.
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 47
- Nationaal Archief, 2.05.286, Gezantschap Spanje 1939-1954 – inventarisnr 652
- Provinciale Geldersche den Nijmeegsche Courant , 10 december 1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMRANM02:000035905:mpeg21:p010
- De Tijd 11-12-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010538161:mpeg21:a0085
- De Telegraaf 10-12-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577781:mpeg21:a0093
- De Telegraaf 09-09-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577572:mpeg21:a0078
- De Telegraaf 26-09-1937: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110577601:mpeg21:a0123
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.38
- Archief Internationale Brigade, Moskou, RGASPI F. 545-Op.6-D.399
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.15,46
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.17
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 25708