DORDRECHT, Freddy van

Cornelia Frederika
van
Dordrecht
Geboren:
Rotterdam
6 december 1908
Overleden:
Rotterdam
29 november 1997
Levensbeschrijving: 

In het vrije, apolieke, niet-religieuze gezin van Cornelis Machiel van Dordrecht en Charlotte Frederika van Wijk worden drie zonen (1905, 1907 en 1911) en 1 dochter, Cornelia Frederika (6/12/1908) geboren.

In een ongepubliceerd interview met de historica Hinke Piersma in 1996 vertelt Freddy dat ze in de jaren dertig in aanraking komt met het socialistisch gedachtegoed. Naar eigen zeggen was ze meteen heel fel. In datzelfde interview vertelt ze dat ze in Rotterdam samenwoonde met haar vriend, zonder te trouwen. “Trouwen deed je niet” vond ze, “daar was je te revolutionair voor”. Tijdens haar verpleegstersopleiding loopt de relatie stuk. 

Op haar 27ste gaat Freddy als leerling verpleegster aan de slag in het Leids Ziekenhuis. Wanneer de leiding aangeeft de salarissen te halveren, doet ze haar beklag. Naar eigen zeggen wordt ze vanwege haar uitgesproken mening en haar politiek activisme ontslagen, nog voor dat ze haar verpleegstersdiploma weet te behalen. Frederike, op dat moment zonder relatie, zonder opleiding en zonder baan, zit dan behoorlijk in zak en as.

Via een kennis, een zekere Truus Struik, hoort ze over een geldinzamelingsactie voor Spaanse kinderen. Die actie was het begin van de actie “Zorg voor het Spaanse kind”, een organisatie die een kinderkolonie op zou zetten in het Spaanse Picana. Frederike wordt daar de Nederlandse vertegenwoordigster. Vanaf Parijs vertrekt ze in haar eentje met de trein naar Spanje. Eerst naar Port Bou en van daar naar Barcelona en Valencia. Iedereen was enorm hartelijk en vriendelijk onderweg, vertelt ze. In het weeshuis is Freddy de enige Nederlandse. Met hulp van een de jongetjes, Paco, leert ze de taal snel beheersen.

In brieven aan Nederlandse kranten vertelt Freddy over de nijpende situatie waarin ze zich in Spanje bevinden. Ze vertelt over de enorme voedseltekorten. Dat er in Madrid alleen al 270.00 kinderen waren en dat ze kantines inrichtten om die kinderen te voeden maar dat ze daar maar per dag 22.000 kinderen konden voeden. Dat waren dus 248.000 kinderen die ze niet konden helpen. En dat met name zuigelingen zwaar werden getroffen omdat er geen melk was en de moeders ondervoed waren. Hartverscheurende verhalen zijn dit. Ook vertelt ze dat kinderen in de tehuizen zo gewend waren aan oorlog, dat ze bombardementen naspeelden met hun blokken omdat ze niets anders kenden dan bombardementen en oorlog.

Via dergelijke brieven, en via brochures zoals ‘Een veilig huis voor het Spaanse kind’ geschreven door Annie Romein-Verschoor, trachtten Freddy en het comité geld in te zamelen voor hulp aan de Spaanse kinderen.

Freddy keert uiteindelijk in september 1938 terug naar Nederland. Ze geeft veel lezingen en interviews over de penibele situatie van de kinderen in Spanje. In maart 1939 vormt ze samen met zuster Ans Blauw, die ook in Spanje was geweest, Dr. L. Facee Schaeffer en Dr. L. H. Levie het comité voor verlening van hulp aan de Spaanse vluchtelingen in Frankrijk. Dit comité had als doel de in Zuid-Frankrijk geïnterneerde Spanjaarden en buitenlanders steun te verlenen en zorgde ondermeer voor de verzending van kleding, levensmiddelen en medicijnen.

Daarnaast moet Freddy weer op zoek naar verpleegwerk. In het Wilhelmina Gasthuis willen ze haar in eerste instantie niet aannemen omdat ze haar te oud vinden en omdat ze nog steeds haar verpleegstersdiploma niet heeft behaald. Uiteindelijk komt ze te werken in het Joods ziekenhuis, het NIZ op de nieuwe Keizersgracht. Ze heeft daar een aantal jaar gewerkt, maar als de Duitsers Nederland bezetten, moet ze daar weg. Ze kan dan uiteindelijk alsnog terecht bij het Wilhelmina Gasthuis, waar ze in 1945 haar verpleegstersdiploma behaalt.

Tijdens de tweede wereldoorlog neemt ze, naar eigen zeggen, geen deel aan het verzet: “rondlopen met een revolver was niets voor mij”. Wel vertelt ze in een interview van een keer dat ze met een Joodse collega opliep met een rolletje ‘De Waarheid’ onder haar arm. Ze had tegen die collega gezegd dat het illegale kranten waren maar die leek dat niet erg te vinden. Toen werden ze staande gehouden door twee agenten die naar hun persoonsbewijzen vroegen. Freddy had haar paspoort aan een Joods meisje gegeven en had nog geen nieuwe. Toen de agenten vroegen wat er met haar oude was gebeurd zei ze dat ze was gevallen en dat haar tas toen in de gracht was gevallen. Ze moest meekomen van de agenten, waarop ze tegen haar Joodse collega zei: “Breng jij deze patronen even naar de naaister” en dat lukte! Haar collega gooide de kranten onmiddellijk in de gracht en zo liep het met een sisser af.

Tijdens de oorlog hielpen de ouders van Frederike, nog altijd woonachtig in Rotterdam, onderduikers geld en bonnen brengen. De organisatie waar ze dat voor deden werd opgerold en de ouders van Frederike werden opgepakt. Haar moeder zit een jaar gevangen en haar vader komt om in kamp Vught op 24 maart 1943 (volgens de officiële verklaring door ouderdom en een zwak hart). Haar moeder overleeft de oorlog maar net. Frederike gaat bij haar in Rotterdam wonen om voor haar te zorgen. In 1951 sterft haar moeder aan een hartaandoening. Frederike werkt daarna een tijdje in een polikliniek voor huid- en geslachtsziekten bestrijding. Ook zou ze betrokken zijn geweest bij de oprichting van de Nederlandse Vrouwenbeweging in Rotterdam.

Via een vriendin komt ze bij de World Health Organisation (WHO) terecht. Ze wordt naar Afghanistan uitgezonden om daar een zuigelingenkliniek op te zetten. Alleen in Kabul is dan enige medische zorg, in de rest van het land is helemaal niets. Freddy opent een zuigelingenkliniek in Kandahar, in het zuiden van Afghanistan, en blijft daar vier en een half jaar. Ze ging daar naar eigen zeggen niet gesluierd, en ook haar armen en benen bedekte ze niet. “Dat zorgde in het begin wel voor veel blikken”, vertelt ze, “maar uiteindelijk werd het wel geaccepteerd”.

Uiteindelijk keert ze terug naar Rotterdam waar ze vervolgens nog tien jaar in de kraamverzorging werkt.

Freddy was een vrijgevochten, zelfstandige vrouw die zich nooit vast heeft willen leggen in een relatie. Ze was graag op zichzelf. Ook had ze geen kinderen, “een kind verdient een gezin” zo stelde ze.

Voor haar rol in de Spaanse Burgeroorlog heeft Frederike nooit bezoek gehad van de BVD. Of er überhaupt een dossier van haar bestaat, vindt ze zelf totaal niet interessant. Politiek is haar, naar eigen zeggen, niet heel dierbaar, dat is haar meer overkomen. Ze vindt “als je ziet dat er iets mis is, moet je er iets tegen doen, dat is je plicht.” Dat er vandaag de dag zo weinig over is van al dat idealisme waar ze zo voor heeft gestreden vindt ze wel een enorme desillusie: zonder idealen en zonder rechtvaardigheid is het leven niks waard.

Bronnen: 
Auteur: 
Seran de Leede
Laatst gewijzigd: 
04-01-2019
Overige gegevens
Sekse: 
vrouw
Functie: 
Directrice tehuis voor Spaanse kinderen
Vader: 
Cornelis Machiel van Dordrecht
Beroep vader: 
Pakhuisknecht
Moeder: 
Charlotte Frederika van Wijk