KASTEIN, Gerrit

Gerrit Willem
Kastein
Geboren:
Zutphen
25 juni 1910
Overleden:
Den Haag
19 februari 1943
Levensbeschrijving: 

Gerrit Willem Kastein werd geboren te Zutphen op 25 juni 1910. Na de HBS-B studeerde hij vanaf 1927 geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar was hij actief in verschillende verenigingen zoals de Groningsche  Studenten Geheelonthouders Vereeniging, de Groningsche Studentenvereeniging voor den Volkenbond en de Sociaal-Democratische Studentenclub. Vanaf begin 1933 was hij co-assistent in de Psychiatrisch-Neurologische Klinik van de Universität Heidelberg, juist in de tijd dat Hitler aan de macht kwam. Hier leerde hij zijn latere echtgenote Ria Sachse kennen.

In 1932 was hij lid van de OSP geworden. Vermoedelijk een jaar later stapte hij over naar de CPH (Communistische Partij Holland), waarvan de naam in 1935 werd gewijzigd in CPN.

In 1934 zette hij zijn studie geneeskunde in Leiden voort. Een jaar later voltooide hij deze en werd hij assistent in de Psychiatrisch-Neurologische Kliniek Rhijngeest in Oegstgeest. Vanaf die tijd schreef hij een groot aantal artikelen over neurologische onderwerpen, met name over de insulinecomatherapie en de cardiazol-shocktherapie die geschikt zouden zijn voor de genezing van schizofrenie. In 1937 promoveerde hij op het proefschrift Eine Kritik der Ganzheitstheorien.

Ondertussen was in 1936 de Spaanse burgeroorlog uitgebroken. Kastein meldde zich aan bij de Commissie 'Hulp aan Spanje'. In het najaar van dat jaar werd hij voor drie maanden naar Spanje uitgezonden als hoofd van de Nederlandsche ambulance om daar hulp te verlenen aan gewonde burgers en Volksfrontsoldaten. Direct na zijn terugkeer werd hij uitgebreid geïnterviewd door het sociaal-democratische dagblad Vooruit:

'Was er ook nog een officiële ontvangst? zo vroegen we den heer Kastein.

Inderdaad, zo vertelde hij verder, wij werden ontvangen op het Catalaanse ministerie voor gezondheidswezen en daar werd ons verzocht per trein door te reizen naar Barbastro, het centrale punt, waar de generale staf van het Arragonse front gevestigd was. Vandaar ging het verder naar onze eerste standplaats, het dorpje Cortillas, dat op 60 km. van de Franse grens en op 1600 meter hoogte in het Pyranees gebergte ligt. De troepen van het Volksfront lagen op een uur afstand van onze basis in stelling tegenover het fascistische front, dat onder meer de dorpen Jaca en Biescas omvatte. […]

- Had u een hospitaal of ziekenhuis tot uw beschikking?

- Neen, met eigen middelen hebben wij een schoolgebouw en aangrenzende lokaliteiten als noodhospitaal ingericht, met weinig bedden, maar een voldoend aantal brancards, die als ziekenhuisleger dienst konden doen. Wij hebben er veel goed werk kunnen verrichten. Na veertien dagen in Cortillas te hebben gewerkt, kregen we de opdracht om naar La Guarta te gaan, waar onze hulp op dat ogenblik meer van node was. Het werd een mars van tien uren, waarbij we onze uitrusting en al het materiaal op de ruggen van muilezels meevoerden. Van de heuveltoppen af kregen we enkele malen Jaca te zien en met de kijker konden wij de fascisten in hun stellingen verkennen.

Daar in La Guarta was het huis van den enigen grootgrondbezitter als hospitaal ingericht, terwijl voor de leden van de Nederlandse ambulance enige vertrekken in de kazerne van de Guardia Civil gereserveerd waren als woonverblijf. […]

- Heeft u in La Guarta eveneens goed werk kunnen verrichten?

- Vólop, maar het waren voornamelijk weinig gecompliceerde verwondingen, die wij te behandelen kregen. Onder de door ons verzorgde gewonden bevonden zich vele Volksfronters, afkomstig uit Navarra, Castilië en andere door de fascisten bezette plaatsen, die gevlucht waren nadat hun families of enige hunner familieleden door de opstandelingen gefusilleerd of gevangen genomen waren. Een merkwaardige omstan­digheid is, dat aan het fascistische front uitsluitend Moren, soldaten van het Vreemde­lingenlegioen en de laatste tijd ook Duitsers in de voorste linie strijden.

- En hoe is het bij het Volksfront gesteld?

- Er is een grote toevloed van vrijwilligers, maar een nijpend gebrek aan wapens. Zo zag ik – aldus de heer Kastein – in Barbastro een menigte vrijwilligers – het waren er in totaal 12.000 – die nog ongewapend slechts op de komst van geweren wachtte om naar het front te kunnen vertrekken. Onder deze vrijwilligers bevonden zich ook groepen Hollanders, Duitsers en Italianen, die zich bij de ‘Centurio Thälmann’ hadden aange­sloten. In La Guarta hebben wij tot half December hard gewerkt. Toen kwam er een aanvraag om onze basis te verplaatsen naar Madrid, mede omdat er in verband met de hevige sneeuwval aan het Noordelijke front wel weinig te doen zou zijn. Wij zijn toen teruggereisd naar Barcelona, waar ik de sneltrein naar Parijs nam en de overige leden van de Nederlandse ambulance onder leiding van dr. Van Reemst – eveneens door onze Commissie uitgezonden – naar Madrid zouden doorreizen. […]

Er is – zo besloot de heer Kastein – in Spanje véél tekort aan geschoolde medische hulp, in het bijzonder aan verplegend personeel. Het gebrek aan artsen en verplegers wordt vooral aan de centrale fronten gevoeld. Ook is er veel behoefte aan levensmidde­len. Suiker is duur en schaars, evenals eieren en vlees. Van belang is ook, dat er spoedig grote zendingen verbandmiddelen en medische praeparaten worden gestuurd. En wat de kansen van de beide partijen betreft, zo kan ik slechts opmerken, dat de wapens ongelijk verdeeld zijn. Bij het Volksfront ontbreekt het niet aan strijdlustige vrijwilligers, maar men heeft wapens nodig, in het bijzonder geschut'.

Intussen had hij in de redactie van het CPN-maandschrift Politiek & cultuur plaatsgenomen. Hij schreef vele artikelen over politieke onderwerpen, onder andere over de luchtbescherming. In 1938 verscheen van zijn hand de studie Het rassenvraagstuk. Ook hield hij vele lezingen over de Spaanse burgeroorlog. Eén zo'n lezing besloot hij volgens de krant Het Vaderland 'met de betekenis van het conflict in een vijftal punten aan te geven. Vooreerst strijden de Spanjaarden voor vrijheid, ten tweede voor nationale veiligheid. Ten derde is een overwinning van Franco volgens spreker funest voor West-Europa, dus mede voor ons. Daarom is ten vierde Spanje een les voor ons en ten vijfde – althans volgens spreker – is het plicht om hulp te verleenen aan de Spaansche regering.'

In 1939 kwam hij in Den Haag wonen en ging hij werken als neuroloog in de kliniek van het ziekenfonds De Volharding.

Vanaf het begin van de Duitse bezetting in 1940 was Kastein actief in het verzet. Hij was betrokken bij de Haagse verzetsgroep De Vonk, bij het Militair Contact, bij het Medisch Contact en vooral ook bij de Amsterdamse verzetsgroep CS-6.

In de kring van het Militair Contact beschouwde men, aldus L. de Jong, ‘de liquidaties van de hoofden van de Nederlandse departementen als urgenter en nuttiger dan het uit de weg ruimen van prominente NSB’ers, die hoe abject hun rol ook was, geen werkelijke machtsposities innamen. Kastein deelde dat inzicht.’

In dit verband deed hij begin 1943 samen met de CPN’er Gerben Wagenaar een vergeefse poging. Zij wisten explosieven de zaal van het departement van Binnenlandse Zaken binnen te smokkelen, waar het college van secretarissen-generaal vaak vergaderde. Maar de explosieven werden voortijdig ontdekt.

Kastein had het idee dat de Duitsers nog meer gedemoraliseerd moesten worden na hun nederlaag in Stalingrad op 3 februari 1943. Wagenaar vertelde later hoe een dergelijk plan in elkaar zat: 'De bedoeling was, eenmaal per week op hetzelfde uur, dezelfde dag telkens een ander naar de andere wereld te helpen. Mussert, Van Geelkerken en Rost van Tonningen stonden ook op het lijstje, ook een paar Duitsers. Het lijstje hebben Gerrit en ik bij V&D in Utrecht gemaakt juist nadat de aanslag bij Binnenlandse Zaken mislukt was.'

Begin 1943 had Kastein als leider van CS-6 een belangrijk aandeel in de liquidaties van twee hoge NSB’ers. In Den Haag werd op 5 februari generaal b.d. H.A. Seyffardt van het Nederlandsche Legioen door de CS-6-leden Leo Frijda en Jan Verleun neergeschoten. In Voorschoten pleegde Kastein op 9 februari zelf de dodelijke aanslagen op H. Reydon, secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, en diens vrouw. Beide acties waren de eerste uitingen van het gewapend verzet in Nederland.

CS-6 pleegde in 1943 tal van verzetsdaden als sabotages van spoorwegen en liquidaties van foute Nederlanders. In de loop van dat jaar werden vele leden van CS-6 gearresteerd en ter dood veroordeeld, onder wie Leo Frijda en Jan Verleun. Laatstgenoemden werden op resp. 1 oktober 1943 en 7 januari 1944 geëxecuteerd.

Vóór hij overleed had Seyffardt aan de Sicherheitsdienst gezegd dat de daders volgens hem studenten waren geweest. Voor de Duitsers was dit direct aanleiding tot het houden van razzia's onder studenten. Hierop volgde enkele maanden later de invoering van de loyaliteitsverklaring die studenten dienden te tekenen om verder te mogen studeren. 77% van hen weigerde dit, stopte met de studie en 'stortte zich met één klap in het verzet', aldus één van hen.

In diezelfde maand februari werd door een reeks van arrestaties in Utrecht de Haagse verzetsman Pieter Wapperom gearresteerd. Op hem werd een notitieboekje aangetroffen met hierin een afspraak met Gerrit Kastein. Vervolgens werd op 19 februari 1943 Kastein in Delft gearresteerd. Hij werd direct overgebracht naar het hoofdkwartier van de SiPo/SD (Sicherheitspolizei/ Sicherheitsdienst) op het Binnenhof nr. 7 in Den Haag. Hij was op het ergste voorbereid. Aan zijn vriend Mathieu Smedts had hij eerder verteld: ‘Als de nazi’s je ooit te pakken krijgen, dwingen ze je om te praten. Maak je geen illusies, je slaat door.’ Om aan zo'n verhoor te ontsnappen sprong hij door het raam van de tweede verdieping. Enkele uren later overleed hij aan zijn verwondingen. Hij liet een vrouw en twee dochters achter. Op 24 februari 1943 vond de crematie in Velsen plaats. Zijn as werd na de oorlog in Loenen bijgezet op het Nationaal Ereveld.

In 1946 ontving Gerrit Kastein postuum het Verzetskruis 1940-1945, dat met de Militaire Willemsorde de hoogste dapperheidsonderscheiding is die ons land kent.

Op dinsdag 20 juni 2017 is een klein hoekkamertje op de tweede verdieping van Binnenhof 7 officieel vernoemd naar verzetsheld Gerrit Kastein. Dat gebeurde in aanwezigheid van onder anderen Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib, de dochter en kleinkinderen van Gerrit Kastein en auteur Buck Goudriaan, die een boek over het leven van Gerrit Kastein schreef.

Bronnen: 
  • Buck Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein (1910-1943), ‘een communistische intellectueel van een vreeswekkende koelbloedigheid’, Leiden, 2010. Uitgeverij de Nieuwe Vaart 
Auteur: 
Buck Goudriaan
Laatst gewijzigd: 
19-08-2018
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Arts
Overtuiging: 
Communist
Functie: 
Chef ambulance
Vader: 
Albertus Gerhardus Kastein
Beroep vader: 
Commies Posterijen
Moeder: 
Gerdina Leunink
Partner: 
Elisabeth Marie Sachse