Op 13 juli 1937 wordt de moeder van Huib van Rees gehoord door de Haagse politie. In het kader van landelijk politie-onderzoek naar ronselaars voor Spanje wordt ze ondervraagd over haar zoon en de jongen waarmee hij naar Spanje is vertrokken, Juda Worms. Ze verklaart:
Hij deelde ons mede dat hij werk ging zoeken in Parijs. Hij was in het bezit van een paspoort. Op 16 maart j.l. ontvingen wij een schrijven van hem, dat hij zich te Albacete bevond. Ik heb vernomen dat hij dienst heeft genomen in het leger van de wettige Spaansche Regeering als hospitaal soldaat. Hij is in Nederland als dienstplichtige sergeant geweest in het hospitaal. Hij heeft wel eens met ons gesproken over den toestand in Spanje en dat hij daar als hospitaalsoldaat nuttig werk kon verrichten. Hij is, voorzover mij bekend, met den heer Worms naar Spanje vertrokken en is geheel vrijwillig gegaan. Ik geloof niet dat mijn zoon door iemand is aangeworven (..) Mijn zoon was niet in het bezit van geld. Wie hem geld heeft verstrekt om naar Spanje te gaan, weet ik niet. Ik kan U verder (..) geen inlichtingen verstrekken.
Een week later komt Huib van Rees om in de slag bij Brunete (Madrid) maar zijn ouders hebben dit vermoedelijk pas veel later vernomen. In december '37 stuurt zijn vader hem een brief - een brief die aangekomen moet zijn toen hij allang dood was. Die brief ligt nu op het IISG, in het archief van de Communistische Partij Nederland, in een dossier dat pas na de oorlog in Nederland belandde. Het is dubbel tragisch omdat er niet alleen uit blijkt dat de ouders geen vermoeden hadden van zijn dood maar omdat ze waarschijnlijk ook nog eens opgelicht waren door iemand die zich voordeed als oud-Spanje strijder. Vader van Rees schrijft:
Beste Huib,
Toen 22 september j.l. Leopold Frank door de Spaansche consul tot ons kwam en je persoon beschreef, welk alles klopte, was dat voor ons een feestdag. Wij hebben dien avond een gelukkige avond gehad. Wij hebben heerlijk met onze gedachten met je mede geleefd, na diens vertrek sloot zich het boek, het heerlijke wat men in zich had opgenomen vervaagde, men weet alleen nog te herinneren dat hij hier kwam en als een door God gezonden wezen was welke de sluier van hetgeen er onder lag aan je oog zichtbaar stelde. Wij hebben hem goed ontvangen, hij heeft flink gegeten en geld van ons ontvangen, sigaretten en tabak mede gegeven voor jou en nadien is alles stil geworden. Hij zou ons schrijven maar tot vandaag hebben wij geen enkel teken van leven van hem ontvangen. Men beleeft de gekste dingen en los van elke conventie. Zijn pas was in orde en tevens zijn certificaat.
Wij begrijpen niet hoe het komt dat deze man ons geen enkel bericht zendt. Zou het toch een internationale oplichter zijn geweest, zoals men ons voorlichtte na zijn bezoek? En toch wijzen wij het van de hand! Zoo objectief en juist waren zijn mededelingen. Hij was er, zoo hij zeide, de Commandant (Luitenant) van de groep ziekendragers. Hoe het zij, jongen, wij hopen dat deze brief in je handen komt. Wij zijn vol goede moed en verwachten een spoedig bericht van je. Je moeder en zuster maken het goed, maar hebben een sterk verlangen naar je, er wordt hier veel over je gesproken en allen hebben diep respect voor je. Ook wij zijn trots op onze jongen omdat wij weten dat je een warm nestje verliet voor de grootste onzekerheid. En daarom is het een plicht van de autoriteiten ons met je persoon en je omstandigheden in kennis te stellen!! En daarom zal ik niets nalaten om met jou op de hoogte te komen.
Daarom, beste jongen, houdt goede moed, en onthoud dit: hij die goed doet, goed ontmoet, flink met ’t hoofd naar boven. En nu, beste jongen, alles is hier bij het oude. Wij maken het goed en zijn met een sterk verlangen naar je en hopen op een spoedig wederhoren. Ontvang de groeten van al je vrienden en kennissen, een Kus van je Moeder en Zuster, een stevige handdruk van je Vader, je liefhebbende Ouders en Zuster, dag Boij.
- IISG, Cpn archief map 1716
- Gegevens van het Republikeins Spaanse Ministerie van Defensie betreffende Nederlandse Spanjestrijders, na verzoek van familieleden in Nederland opgesteld. Verstuurd als bijlagen bij een brief van André Marty (PCF), 1950. Met een lijst van oud-Spanjestrijders. 1937-1938, 1940 en z.j.
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummer 279
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.12
- Correspondentie met neef Otto Wursten