Marinus Riem woonde in 1933 op het binnenvaartschip “Gebroeders Kaars”. Het jaar daarop trouwde hij en ging in de Jordaan wonen. Hij zal in de zomer van dat jaar zeker het Jordaanoproer hebben meegemaakt.
Gedurende de economische crisis van de jaren dertig was de werkloosheid hoog onder de bewoners van de Amsterdamse arbeidersbuurten. Na weer een verlaging van de uitkeringen sloeg de vlam in de pan. Gedurende vier dagen in juli 1934 werd het plaveisel opgebroken. De straatstenen dienden als projectielen en materiaal voor barricades. Politietroepen en marechaussee gesteund door pantserwagens beantwoordden het volksverzet met geweervuur door de straten en op geopende ramen. Na afloop waren er vijf doden en 56 zwaar zwaargewonden te betreuren. 107 mensen waren gearresteerd waarvan velen tot maandenlange gevangenisstraffen werden veroordeeld. Later in 1934 verhuisde Marinus met zijn jonge gezin naar de vlakbij gelegen Zeehelden- en Spaarndammerbuurt, aan de rand van de Amsterdamse Houthavens.
In juni 1937 kwam hij samen met Klaas van Elsland, Gerrit Kuyper en de latere verzetsstrijder Siep Adema aan in Massanet, een Catalaans grensplaatsje in de Spaanse Pyreneeën. Gerrit Kuyper zou binnen een maand al sneuvelen in de slag bij Brunete. Over Marinus Riem schrijft Gustav Szinda een relatief lang verhaal dat ook opmerkelijk positief is:
Kwam in juni 1937 naar Spanje bij de 11de brigade, 1ste bataljon. Aan het front was hij een zeer dappere en moedige soldaat en heel gedisciplineerd, onderging echter de invloed van slechte elementen en deserteerde in december 1937. Werd gevangen genomen, zat korte tijd in de gevangenis en kwam toen bij de Arbeidskompagnie. Daar meldde hij zich als vrijwilliger voor het front en bij het Ebro-offensief was hij ziekendrager in het bataljon. Hij was opnieuw heel dapper en moedig , droeg de kameraden onder hevige beschietingen weg en gedroeg zich in de strijd heldhaftig. Hij verklaarde dat hij er spijt van had dat hij gedeserteerd was en dat hij deze fout wilde herstellen. Hij deed ook geen aanvraag voor het lidmaatschap van de Communistische Partij van Spanje met als argument dat omdat hij eenmaal gedeserteerd was hij het niet waard was lid te worden van de heroïsche Communistische Partij van Spanje. ( ...) Politiek was hij niet georganiseerd maar de laatste tijd werd hij politiek zeer actief en toonde grote belangstelling. Ondanks de fout die hij in Spanje beging was hij een betrouwbare en goede antifascist.
Over dat lidmaatschap van de Communistische Partij van Spanje is het nodige te doen geweest. Het idee was dat alle leden van de Internationale Brigaden een aanvraag zouden indienen - vervolgens moest die niet alleen door hun superieuren maar ook door de Communistische Partij in het land van herkomst goedgekeurd worden. Het leidde tot merkwaardige documenten waarin de politieke betrouwbaarheid - maar vooral ook onbetrouwbaarheid - van de betrokkenen beoordeeld werd. Uiteindelijk had het al dan niet toegekende lidmaatschap van de Spaanse Communistische partij weinig praktische betekenis.
In een ander document in het archief van de Internationale Brigaden wordt Riem opnieuw aangehaald als een voorbeeld van hoe goed het kan aflopen, ook met deserteurs en lieden die in de gevangenis hebben gezeten. Er worden nog enige details aan zijn verhaal toegevoegd, hij zou gedeserteerd zijn omdat hem een verlof was toegezegd dat hij niet had gekregen maar:
Een voorbeeld voor de goede ontwikkeling van deserteurs is de vrijwilliger Marinus Henricus Riem. Hij was 16 maanden in Spanje, eenmaal gewond, na 8 maanden deserteerde hij. Hij zat een tijd in de gevangenis en kwam in maart (1938) weer bij de troepen terug. Hij was een partijloze antifascist maar hij ontwikkelde zich tot een actieve politieke arbeider ( politarbeiter).
Op 10 maart 1939 wordt Riem gehoord door de Amsterdamse politie. Hij vertelt dat hij in gezelschap van Sibolt Adema naar Spanje is gegaan en dat hij in Madrigueras enige militaire opleiding had gekregen. Hij werd ingedeeld bij de XIIIde Brigade maar werd vrij snel ziek. Daarna werd hij ingedeeld bij de XIde Brigade en vocht aan de fronten van Aragon en de Ebro. Hij krijgt nog een serie foto's voorgelegd van veronderstelde ronselaars maar kent natuurlijk niemand. Over zijn desertie uiteraard geen woord.
In 1942 wordt Marinus door het Amsterdamse Gewestelijk Arbeidsbureau te werk gesteld in Duitsland. Hij is dan tot 1945 matroos op de Rijnvaart. Na de oorlog woont hij in de Pijp en oefent een scala van beroepen uit: los arbeider en bouwvakker, schipper en beurtvaartschipper, broodbakker, poffertjesbakker en stratenmaker. Zijn naam komt voor in de dossiers van de naoorlogse inlichtingendienst, de BVD. Het betreft het antecedentenonderzoek naar oud-spanjestrijders in 1954, een en ander vermoedelijk in verband met de aanvragen voor hernaturalisatie . Van Riem wordt gemeld dat hij een abonnement heeft op het communistische dagblad De Waarheid en dat hij "Vrede" en "Werkend Nederland" leest. In 1965 krijgt hij zijn Nederlandse nationaliteit pas terug.
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.3-D.249
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.20
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.400-L.10
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.44-45
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.67
- Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Afdeling Politie, Bureaus Kabinet en Juridische Zaken, nummer toegang 2.09.107, inventarisnummer 478
- Noord-Hollands Archief, nummer toegang 307, inv.nrs 160,161 - Parket van de Procureur-Generaal te Amsterdam 1930-1939
- Stadsarchief Amsterdam – Indexen
- Informatie Tinus Heijmans – website Jordaanoproer