Lambertus Antonius wordt geboren uit het in 1902 gesloten huwelijk tussen fabrieksarbeider Adrianus Smetsers (Oirschot, 1859 – Tilburg, 1925) en de, ruim 20 jaar jongere, uit Duitsland afkomstige Selma Monheimius. Lambert groeit op in wat we tegenwoordig een samengesteld gezin zouden noemen. Zijn vader is eerder gehuwd geweest en heeft uit dat huwelijk meerdere kinderen. Zijn moeder kreeg eerder ongehuwd een zoon. Deze Heinrich sluit zich in 1917 als vluchteling aan bij zijn moeder en stiefvader in Tilburg. Samen krijgen zijn ouders, naast Lambert, nog drie andere kinderen. Selma Monheimius hertrouwt na het overlijden van Adrianus Smetsers.
Lambert Smetsers vertrekt in maart 1937 naar Spanje. Hij dient in de 11de Internationale Brigade (1ste bataljon). Smetsers wordt door Gustav Szinda een doorsnee soldaat genoemd. Eenmaal deserteert Lambert waarop hij weer naar zijn eenheid wordt teruggebracht, blijkbaar omdat men over zijn kwaliteiten als militair toch tevreden (genoeg) is. Smetsers onderneemt deze poging in april 1938 samen met Sjef Doedee, zo zal hij dat in december 1939 samen met Joseph Bruyelle verklaren bij de Tilburgse gemeentepolitie. Waar Lambert Smetsers in de kraag wordt gegrepen is de vlucht van Doedee wel succesvol. Voor politieke zaken toont Lambert geen belangstelling, hij is dan ook niet als zodanig actief. Szinda beoordeelt Smetsers als weinig standvastig, hij laat zich te veel door de omstandigheden beïnvloeden.
In het Spaanse dagboek van Evert Ruivenkamp is over zijn desertie niets te vinden. Ruivenkamp schrijft op 26 mei 1938:
En nog de benjamin, de jongste en tevens de hospitaalsoldaat, de ‘sanitario’ om in de termen te blijven, Lambert Smetsers, zo noemde hij zich. Wij noemden hem kortweg ‘Lampie’.
In september 1938 - midden in de slag om de Ebro - trekken Ruivenkamp en Smetsers nog steeds met elkaar op.
6 september
Lampie heeft gloeiend de pest in. Uit zijn oogpunt is daar ook wel reden voor, alhoewel hij geen humor verstaat.
Op de deur van zijn kamer staat namelijk Lambert Smetsers. Medico del bataillon... anti-venerea en zo gaat het dan nog even door. Zelfs de spreekuren zijn niet vergeten. Tevens de aanwijzing dat patiënten de ‘medico’ kunnen vinden bij de ‘Refugio’. Laatste in verband met zijn voortdurende aanwezigheid bij de onderstand. Hij heeft aangeboden de schrijver de hersens in te slaan. En hoewel hij weet dat ik het gedaan heb, heeft hij aan zijn bedreiging nog geen uitvoer gelegd. Verder spreekt hij met geen een Hollander. Als vrienden heeft hij nu enkele Oostenrijkers, die hem de gehele dag gezelschap houden in het onderaardse.
17 september 1938
Gisteren weer in reserve getrokken. We liggen vlak bij de bataljonscommandopost. Op de eerste heuvelrug. We zien zo in het Ebro-dal. De vijgen zijn lekker. Iedere dag zien wij hoe Flix gebombardeerd wordt.
We hebben overal onze gaten in de grond gemaakt. Lampie en ik slapen in een gat. Zijn kwade bui is weer over.
Lambert behoort tot de groep Spanjestrijders die in december 1938, na de ontbinding van de Internationale Brigade, per trein terug gaat naar Nederland, onder officiële begeleiding van de Nederlandse overheid. Op 5 december komt de groep aan in Roosendaal, waar de mannen te horen krijgen dat ze hun Nederlandse nationaliteit hebben verloren.
Wat er in en na afloop van de oorlog van hem is geworden is niet bekend.
- Regionaal Archief Tilburg
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.235-L.21
- Nationaal Archief 2.09.45, Den Haag, Ministerie van Justitie: Rijksvreemdelingendienst (RVD) en Taakvoorgangers, nummer toegang 2.09.45, inventarisnummer 1569
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.77
- Een Hollandse jongen aan de Ebro. Dagboek uit Spanje van Evert Ruivenkamp. Met een voor- en nawoord van Yvonne Scholten. Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam 2022