MEIJER, Max

Maurits
Meijer
Geboren:
Amsterdam
28 mei 1908
Overleden:
Amsterdam
16 december 1976
Levensbeschrijving: 

"De enige Hollandse caribinero in Spanje" luidt de kop boven een pagina van het communistische dagblad De Waarheid van 24 december 1974 waarin de wederwaardigheden van enkele Nederlandse Spanjestrijders zijn opgetekend.  Max Meijer was al in september 1936 naar Spanje vertrokken - in zijn eentje. Hij was een van de allereerste; er was nog geen sprake van enige organisatie en Meijer vertelt in het interview dat hij in Parijs aangekomen drie Engelsen had aangeschoten "in een soort uniformjasje met een rode kruisband om". Die bleken net als hij op zoek te zijn naar een mogelijkheid om Spanje binnen te komen en die gelegenheid deed zich al snel voor toen ze samen met een groep medici, verpleegsters en apothekers konden vertrekken. De Frans-Spaanse grens was in die tijd nog niet gesloten, je kon nog gewoon de trein nemen en hoefde niet lopend over smokkelpaden de Pyreneeën over, zoals het gros van de Nederlandse Spanjestrijders later. In Barcelona werd de allereerste kern gevormd van wat later de Internationale Brigade zou gaan worden. De Duitser Hans Beimler speelde hier een belangrijke rol in. Meijer kwam terecht bij de communistische Columna Carlos Marx. In het interview vertelt Meijer dat hij net  zijn militaire dienst achter de rug  had en dat vrijwilligers met enige kennis van militaire zaken uiteraard zeer welkom waren. Op de gezinskaart in het Amsterdamse gemeentearchief staat echter te lezen dat Meijer vijf jaar - van 1930 tot 1935 - gediend had bij de Koloniale Reserve in Nederlands Indie; een gegeven waar hij in 1974 waarschijnlijk niet graag meer op terugkwam. Meijer vertelt dat hij altijd "bij de Spanjaarden is gebleven. Ik denk omdat ik snel Spaans en Catalaans had geleerd."

Hij wordt aanvankelijk ingezet rond Madrid, later aan het Aragon-front en nog weer later wordt hij ingedeeld bij de caribineros, volgens hem als enige niet-Spanjaard. Zijn taak is het patrouilleren aan de Spaans-Franse grens; hij vertelt over de arrestatie van 120 fascisten die probeerden via Andorra het noordwestelijke deel van Spanje - veroverd door de troepen van Franco - binnen te trekken. Hij komt na het ontbinden van de Internationale Brigaden naar Nederland terug met het grote konvooi dat op 5 december 1938 Nederland binnenrijdt - en in het interview klinkt nog steeds zijn woede door over het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit aan de Spanjestrijders. Bovendien werden ook nog eens alle kleine dingen die ze als herinnering aan hun tijd in Spanje hadden weten mee te nemen in beslag genomen.

Met andere oud-Spanjestrijders ging Meijer deel uitmaken van het communistisch verzet tegen de Duitse bezetting. Hij nam deel aan sabotage-activiteiten en - zoals De Waarheid schrijft - " het verschafte hem de eer om vanaf 1941 maandelijks als een van de meest gezochte 'joods-bolsjewistische moordenaars' in het politieblad vermeld te staan." Meijers vader is vermoord in kamp Sobibor, zijn moeder was overleden toen hij 11 jaar oud was. Hoe het zijn drie oudere broers en een zuster is vergaan in de oorlog, is niet bekend. Opmerkelijk detail op de gezinskaart: in september 1937, een jaar na zijn vertrek, geeft vader Meijer op dat hij vermoedt dat zijn zoon in Spanje is gesneuveld. Dat bleek dus niet waar te zijn.

In een in memoriam in De Waarheid van 16 december 1976 wordt Max Meijer geprezen als een voorbeeldige communist, die in de jaren '60 ook enige tijd lid is geweest van het dagelijks bestuur en secretaris van de partij:

"Meijer, veteraan van de arbeidersbeweging voor wie geen offer te groot was, is overleden. (...) Afkomstig uit een streng orthodox joods milieu kwam Max Meijer in de dertiger jaren in aanraking met de arbeidersbeweging waar hij nieuw inspiratie opdeed en het grote gevaar van het pas opgekomen fascisme steeds duidelijk ging zien. (...) Voor zijn dapperheid en opofferingsgezindheid in de strijd tegen de nazi's werd hij kort na de oorlog onderscheiden door de commandant van de geallieerde legergeneraal Eisenhower wegens betoonde dapperheid bij de bevrijding van ons land. (..) Ook toen zijn door hem zeer geliefde vrouw overleed, een gevoel van eenzaamheid hem ging kwellen en ernstige kwalen zijn lichaam sloopten bleef hij doorgaan als een voorbeeld voor allen die zijn overlijden vandaag betreuren."

In 1956 schreef Meijer een brief aan het partijbestuur van de CPN met daarin een verslag van zijn activiteiten tijdens de oorlog. Hij had de indruk dat die binnen de partij een beetje 'vergeten' waren ( aanhalingstekens van hem zelf). Nadat hij op 5 december 1938 uit Spanje was teruggekomen, was hij voor de communistische partij gaan werken, onbezoldigd. Hij kon geen werk vinden en trok van de steun:

"Enige tijd voor het uitbreken van de oorlog ben ik naar de werkverschaffing gezonden. Het eerste object waar ik te werk ben gesteld, was de straatweg van Amsterdam naar Utrecht, die voor defensie-doeleinden werd aangelegd. Reeds spoedig nam ik deel aan het organiseren van de strijd tegen de lage lonen, die daar werden betaald. Daar was ik nog werkzaam toen de Hitler-legers ons land binnenvielen. Nadat wij ongeveer een week het werk hadden gestaakt, werd ik tezamen met andere arbeiders naar Schiphol gezonden om het vliegveld voor de Luftwaffe in orde te brengen. Mijn werken aldaar heeft precies een halve dag geduurd. 's Middags werd ik van het vliegveld verwijderd met de boodschap dat ik er nooit meer terug mocht komen."

In 1941 wordt hij kort vastgehouden maar door 'een goede rechercheur' vrijgelaten. Hij besluit dan onder te duiken maar neemt ook contact op met oud-Spanjestrijder Janrik van Gilse: "Deze deelde mij namens het partijbestuur mee dat besloten was mij in te schakelen bij de organisatie voor een militair apparaat voor verzets- en sabotagewerk."

Hij blijft in de leiding van deze zogeheten mil-groep, met oa Gerben Wagenaar. Later werd hij plaatselijk commandant van de afdeling Amsterdam van de Raad van Verzet (RVV) en voerde o.a. besprekingen met van Randwijk over de aansluiting van de Paroolgroep. Na de oorlog zit hij korte tijd op wat toen nog het Ministerie van Oorlog heette "totdat ik om politieke redenen uit het leger ben verwijderd."

De Waarheid van 15 december 1945 meldt:

"Gistermiddag is te Amsterdam het huwelijk voltrokken tussen Max Meyer en Margarethe Kiep, beide tijdens de bezettingsjaren bekend onder de schuilnaam Max I en Annie. Max I, die in 1941 met de helaas gevallen Jan Rik van Gilze en 'Freek' Wagenaar de mil.groep heeft opgericht was daarna commandant van van de Raad van Verzet te Amsterdam (...) Onder de vele gasten bemerkten wij de oudste medewerkster van de mil.groep, mevrouw Trijn Hulleman, die na 20 maanden in kamp Ravensbruck gezeten te hebben j.l. maandag uit Zweden terugkeerde. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand sprak na de gebruikelijke formaliteiten enige woorden van waardering voor het grote werk dat het bruidspaar voor hun vaderland had betoond."

De ambtelijke waardering wordt in de loop van de jaren steeds minder. Meijer heeft in 1947 weliswaar zijn nationaliteit teruggekregen maar in '49 wordt hij ontslagen en in 1959 wordt hem een paspoort geweigerd op grond van "het vermoeden dat hij in het buitenland handelingen wil gaan verrichten, gericht tegen de openbare orde, rust en veiligheid van het Koninkrijk, of met het Koninkrijk bevriende mogendheden." In zijn archief is niet meer vermeld hoe het is afgelopen. De val van Franco in 1975 maakt hij nog net mee.

In november 1975 hoort hij bij de initiatiefnemers van het Comité Vrij Spanje: "Met Franco is het afgelopen maar het regiem moet nog verdwijnen."

Bronnen: 
Auteur: 
Yvonne Scholten
Laatst gewijzigd: 
27-03-2016
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
magazijnbediende, banketbakker
Overtuiging: 
Communist
Functie: 
Luitenant
Adres: 
Nieuwe Keizersgracht 65
Woonplaats: 
Amsterdam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
00-09-1936
Datum terugkeer: 
05-12-1938
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Nederlanderschap teruggegeven: 
10-01-1947
Vader: 
Nathan Meijer
Beroep vader: 
Slager
Moeder: 
Frederika Klerekoper
Datum getrouwd: 
14-12-1945
Partner: 
Margarethe Kiep