REVE, Gerard van het

Gerard Johannes Marinus
van het
Reve
Geboren:
Enschede
11 april 1892
Overleden:
Amsterdam
18 februari 1975
Levensbeschrijving: 

Gerard van het Reve senior was geen Spanjestrijder. Wel kende hij velen van hen persoonlijk en publiceerde hij kort na de Burgeroorlog het boekje “Nederlanders onder commando van Hollander Piet in Spanje”, een veelgebruikte bron voor de op deze site verzamelde biografische schetsen. In het vroege voorjaar van 1937 reisde Van het Reve enkele weken door Spanje en schreef daarover in de media en in zijn memoires Mijn Rode Jaren (1967). Redenen genoeg om ook hier een plaats voor hem in te ruimen.
Van het Reve zag het levenslicht in een vrijgevochten milieu van textielarbeiders in Enschede. Zijn ouders waren bewonderaars van Domela Nieuwenhuis. Hij wilde onderwijzer worden, maar aanvankelijk zat er ook voor hem niets anders op dan de textielfabriek. Al heel jong werd hij lid van de Communistische Partij.* In 1918 kreeg Van het Reve een aanstelling als jongste bediende bij het partijblad De Tribune. Journalistieke ervaring had hij al opgedaan in de vakbondspers en binnen de kortste keren maakte hij deel uit van de hoofdredactie van De Tribune.  In de arbeidersbeweging werd hij bekend onder zijn pseudoniem, ‘Vanter’. Het werd gaandeweg ook zijn roepnaam.

Vanter bezocht vanaf 1922 de congressen van de Communistische Internationale in Moskou. Daar lag ook de basis van zijn activiteit voor de Vereeniging van Vrienden der Sowjet-Unie (VVSU). Overal in de wereld, ook in Spanje, waren dit soort Vriendschapsverenigingen te vinden. Ze kregen geld en richtlijnen van de Sovjet-Russische Internationale Associatie van Vrienden van de Sovjet-Unie. Het contact verliep onder meer via ambassades. Na zijn ontslag wegens partijperikelen bij De Tribune  (1930) was Vanter enkele jaren de onbetwiste Nummer 1 van de VVSU. De VVSU had dus een eigen lijn met ‘Moskou’, maar moest zich natuurlijk ook verhouden tot de CPN. Vanter schaatste als het ware op één CPN-been en één  Internationale-been. Dat was soms lastig voor het evenwicht, maar het bood ook mogelijkheden.
Na het aantreden van Hitler was het kantoor van de Internationale Vrienden-Associatie veiligheidshalve van Berlijn naar Amsterdam verhuisd. Op Vanters naam werd kantoorruimte gehuurd en hij kreeg er ook een officiële functie, waarvoor hij vaak naar het buitenland moest. Zo ontmoette hij begin 1937 in Parijs een Hongaarse collega, die opererend onder de schuilnaam ‘Juan de Pablo’ leider van de Spaanse VVSU zou zijn.** ‘Jij gaat met mij mee naar Spanje’ verordonneerde Pablo. ‘En wat moet ik daar dan doen?’ vroeg Vanter. Die vraag laat zien dat zijn hart op dat moment niet naar de Spaanse strijd uitging. Het was de bedoeling ‘dat ik me als oorlogscorrespondent verdienstelijk zou maken ten behoeve van de communistische wereldpers.’
Enkele dagen na deze ontmoeting stapt de kersverse oorlogscorrespondent totaal onvoorbereid in de nachttrein naar Toulouse.  Vandaar vertrekt een  vliegtuig van Air France naar Valencia. Behalve Valencia, de stad waar dan de Republikeinse regering zetelt, bezoekt hij Madrid en Barcelona. Hij is niet alleen als journalist in Spanje, maar wordt ook als internationale hotemetoot ontvangen door de Madrileense Amigos en de Catalaanse Amics van de Sovjet-Unie. Na een lezing voor deze vrienden wordt hij toegezongen met de Internationale. Vanters bevindingen verschijnen heet van de naald in de het partijdagblad De Tribune, in Rusland van Heden, het blad van de VVSU, de brochure Valencia, Madrid, Barcelona (1937) en vermoedelijk ook in vergelijkbare media van andere nationale Vriendenverenigingen.

Wie die reportages nu terugleest, herkent meteen de Reviaanse humor, maar krijgt ook de indruk dat Vanter heeft rondgereisd zonder enige achtergrondkennis en begrip van wat er in Spanje gaande was. Vaak gaat zijn verhaal over de verplaatsingen binnenslands, hoeveel moeite het kost een plek in een auto te bemachtigen bijvoorbeeld. Vooral het eten heeft zijn aandacht. ‘De Spanjaarden schijnen mij in het algemeen weinig last te hebben van hygiënische vooroordelen, ze bijten smakelijk in broodjes die de hele dag, en misschien gisteren ook al, te koop hebben gelegen.’ Vanter houdt niet van olijfolie, inktvis en kreeft, maar wel van wijn. In Valencia, een ‘feestelijke stad’, en ook in het belegerde Madrid merkt hij weinig van de oorlog. ‘Wat gebeurt er hier? Aan de fronten is het elke dag rustig, kalm, zelfs geen luchtgevecht...’ Wel ziet hij de rijen voor de winkels en de angst voor bombardementen. Vanter gaat met het trammetje naar de loopgraven, ‘men ziet mij hier voor een Rus aan’, en naar de bios: ‘Ali Baba en de Zeven Rovers.’
Eigen observaties worden afgewisseld met inhoudsloze zinnen uit het sovjetidioom: ‘De bevolking  voelt dat een nieuwe toekomst aanbreekt...het eenheidsfront der werkende massa is hier een stuk zichtbare, groeiende werkelijkheid.’ In Valencia heeft hij een interview met de staatssecretaris van onderwijs. Die vertelt hem wat hij op moet schrijven: dat de vakbeweging in Spanje helemaal geen belangrijke rol speelt bijvoorbeeld. In een kunstenaarscafé in Barcelona spreekt hij met ’Fanny [Schoonheyt], ‘het dapperste meisje van Barcelona, een Nederlandse’. Hij moet haar beloven niet over haar heldendaden te zullen schrijven. Ze vertelt hem een en ander over de opbouw van het nieuwe Volksleger. Vanter noemt het ‘uiterst moeilijk inzicht te krijgen in de stand der collectivisatie en der socialisatie’, maar bejubelt wel de ‘groeiende eenheid tussen anarchisten, syndicalisten, socialisten en communisten.’ Twee maanden later, in mei 1937, zullen deze linkse groeperingen elkaar op dit punt gaan bestrijden tot de dood erop volgt.
Vanter is dan niet meer in Spanje. Een andere Nederlandse in Barcelona, Jeanne Schrijver, heeft hem een vliegticket terug bezorgd, waarop hij blij en opgelucht het land verlaten heeft.  Terug in Nederland raakt Vanter in de zomer van 1938 in een ernstig conflict met de CPN verwikkeld. De aanleiding is futiel en doet hier niet ter zake. Hij moet aftreden als secretaris van de VVSU en hoofdredacteur van Rusland van Heden. Maar op zijn al eerder genoemde Internationale-schaats glijdt hij nog even door. Hij wordt voorzitter van de Vereniging en blijft gewoon voor het blad schrijven. Begin 1939 organiseert de CPN een welkomstbijeenkomst voor teruggekeerde Spanjestrijders in Krasnapolsky. Waarschijnlijk is Vanter hier aanwezig geweest om zijn contacten te hernieuwen en uit te breiden. Geïnspireerd door hun verhalen begint hij aan het boekje “Nederlanders onder commando van Hollander Piet in Spanje” , dat in datzelfde jaar nog bij Pegasus verschijnt.

• In het tijdsbestek van dit stukje achtereenvolgens Sociaal Democratische Partij, Communistische Partij Holland en Communistische Partij in Nederland genaamd
• **Geen enkele bevestiging in de bronnen dat dit klopt

Bronnen: 
  • De brochure “Nederlanders onder commando van Hollander Piet in Spanje” is te vinden op https://spanje3639.files.wordpress.com/2016/04/nederlandersonderhollande...
  • Henny Buiting, ‘Gerard Johannes Marinus van het Reve’ in : Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging deel 7 (1998) 181-188
  • G.J.M. van het Reve, Mijn rode jaren. Herinneringen van een ex-bolsjewiek. Utrecht 1967
  • Rusland van Heden, 14 februari, 7, 14 en 21 maart 1937
Auteur: 
Margreet Schrevel
Laatst gewijzigd: 
27-03-2022
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
journalist, schrijver
Datum getrouwd: 
22-06-1916
Partner: 
Jannetta Jacoba Doornbusch
Kinderen: 
2 kinderen
Datum getrouwd 2: 
23-09-1965
Partner 2: 
Johanna de Jong