Cornelis Dekker werd 29 oktober 1904 geboren in Den Helder. Hij kwam uit een kinderrijk gezin waarin hij de middelste was. Zijn vader, Cornelis Dekker sr. werd 3 september 1867 in Amsterdam geboren en trouwde 31 maart 1892 met Neeltje Bijl, die zes jaar jonger was. Zij vestigden zich in haar woonplaats Den Helder. Uit dit huwelijk werden zestien kinderen geboren. 4 kinderen overlijden binnen een jaar. Cor was het 6de kind in het gezin en de op een na oudste zoon.
Het gezin woonde in de Brouwerstraat 68. De buurt was een negentiende-eeuwse uitbreiding van Den Helder om de groeiende populatie werkvolk, aangetrokken door de marinewerf, onderdak te bieden. De buurt stond bekend als de Visbuurt omdat veel bewoners leefden van de visvangst. De huisjes waren klein, erg krap om met twaalf kinderen te wonen.
De vader van Cor was visser, maar werkte ook van tijd tot tijd als ‘runner’ op sleepboten. Hij was lid van de bond Moed, Volharding, Zelfopoffering, die zeelieden in nood trachtten te redden. Deze zogeheten ‘roeiredders’ voeren in een grote sloep met 8 tot 10 roeiers naar een schip in nood om de opvarenden in veiligheid te brengen. Cor Dekker sr. heeft onder de befaamde schipper Dorus Rijkers tussen 1896 en 1917 aan menige redding bijgedragen. Hij bezat de Reddingsmedaille voor Menschlievend Hulpbetoon en kreeg een bescheiden uitkering van de bond. Aan zijn overlijden en begrafenis in juli 1939 besteedde de lokale pers ruim aandacht.
Op zijn twaalfde jaar werd Cor uit huis geplaatst en ondergebracht bij de Stichting Hoenderloo, een ‘doorgangshuis voor verwaarloosde jongens’. Veel informatie over zijn jeugd en het gezin waarin hij opgroeit, komt uit het dossier van deze stichting. Zo blijkt het gezin gereformeerd te zijn. Maar Cor ging naar een openbare lagere school en in het dossier wordt opgemerkt dat hij van huis uit geen godsdienstonderwijs had gehad. Over het gezin wordt opgemerkt dat het thuis armoedig is, maar het ‘gedrag der ouders t.o. van de kinderen is goed’. Daaraan wordt tussen haakjes toegevoegd ‘geen alcoholisme’. Cor wordt gekarakteriseerd als lastig: hij vecht veel, vooral met zwakkere jongens en heeft slechte kameraden. Bij aankomst bij de Stichting Hoenderloo werd hij fysiek onderzocht; hij is dan 1.49 meter en weegt 37 kg. Zijn tonsillen waren gezwollen en hij had een gebruinde huid. Ook zijn kennisniveau wordt bekeken; lezen, schrijven en tekenen werden als onvoldoende gekwalificeerd, de vakken rekenen en taal waren minimaal.
Cor kwam terecht bij de Stichting Hoenderloo omdat hij voor diefstal was veroordeeld. De Arrondissementsrechtbank te Alkmaar vonniste 20 maart 1917 dat hij ter beschikking werd gesteld van de regering (tbr). Hij had met drie vrienden briketten van de marinewerf gejat. En Cor had het plan bedacht. Van het geld wilden ze naar de bioscoop gaan. Net zoals Cors moeder regelmatig deed. Cor was al eerder met de politie in aanraking gekomen; in november 1913 werd een proces-verbaal opgemaakt wegens “diefstal met inklimming”. En volgens het hoofd van zijn school had hij op school meermalen gestolen. Ook was hij een keer op een spoorwagon geklommen en meegereden naar Amsterdam. Cor komt uit dit alles naar voren als een avontuurlijke knaap.
Predikant Ottho Heldring had in 1851 de Stichting Hoenderloo opgericht als tehuis voor verwaarloosde jongens. In het begin van de twintigste eeuw werden kinderwetten aangenomen die het mogelijk maakten kinderen uit huis te plaatsen en ouders uit de ouderlijke macht te ontzetten. Er waren rijksopvoedingsgestichten, maar een kind kon ook geplaatst worden in een particuliere instelling zoals de Stichting Hoenderloo. Deze kreeg overheidssubsidie voor het geplaatste kind. De Stichting was tevens school en vooral gericht op beroepsopleiding. Ter ondersteuning van de opleiding waren er werkplaatsen zoals een timmerwinkel, drukkerij, schoenmakerij en een smederij. Welke opleiding Cor volgde blijft onvermeld.
Cor verbleef bij de Stichting Hoenderloo van 30 april 1917 tot 14 november 1921. Het is niet duidelijk waarom hij zo ver van zijn ouderlijk huis geplaatst werd, omdat ook in Alkmaar een Rijkstuchtschool was. Mogelijk was de christelijke gezindte van de Stichting Hoenderloo voor de ouders van Cor een reden hem daar te laten plaatsen.
In 1921 werd hij als “buitenverpleegde” geplaatst. Wat dat inhoudt is onduidelijk. Mogelijk kwam hij in een pleeggezin terecht, waarschijnlijk in Oegstgeest. In juni 1923 werd hij voorwaardelijk ontslagen en keerde terug naar Den Helder. Volgens de gezinskaart kwam hij toen uit Oegstgeest en ging vervolgens bij zijn voogd in de Tuinstraat wonen. Pas op 29 oktober 1925, als hij meerderjarige is, wordt hij definitief ontslagen. Bij zijn voorwaardelijk ontslag in 1923 staat dat hij met zijn vader gaat varen op de haringvisserij. Zijn gedrag wordt op dat moment beoordeeld als goed. Als Cor negentien jaar is, wordt hij goedgekeurd voor militaire dienst. Maar hij hoefde niet te dienen vanwege broederdienst. Bij deze keuring was hij 1,83 meter, destijds een redelijk forse lengte.
Cor ging varen. In het bevolkingsregister staat als beroep “visscher” vermeld maar hij zelf heeft het over koopvaardij. Er is een foto van Cor op een koopvaardijschip. Uit de imprint op de achterzijde blijkt dat de foto is afgedrukt door Casa Hans Frey, een fotowinkel keten met vestigingen in Chili, o.a. in Santiago de Chili, Valparaiso en Concepcion. Deze laatste twee zijn havenplaatsen, wat het verhaal over de koopvaardij aannemelijk maakt. Op de achterkant staat een hartelijke groet aan zijn moeder, op wie hij erg gesteld was.
In 1936 werkte hij niet meer in de koopvaardij, maar bij een niet nader genoemd bedrijf van een neef. Maar er leek een mogelijkheid om in Spanje te gaan werken als varensgezel. In de brochures die hij na zijn terugkomst uit Spanje in eigen beheer uitgeeft, geeft hij eenlevendige beschrijving van zijn reis naar Spanje in december 1936 in het gezelschap van Jo Norren, Frans Loe (Frans Loew), Joop van Beek en Gerrit Remes (Gerrit Remert) die net als hij 'varensgezellen' zijn.
De Frans-Spaanse grens is dan nog open, dus ze hoeven niet lopend de Pyreneeën over, zoals later zovelen zullen doen. In Spanje - waar de Burgeroorlog een half jaar gaandeis – was echter geen werk als varensgezel zoals hij aangeeft dat hem is voorgehouden. Wel kon hij aan Republikeinse zijde als lid van de Internationale Brigades gaan vechten. De vijfworden doorgestuurd naar Albacete, naar het hoofdkwartier van de Internationale Brigade.
"In Albacete kwamen we tot de werkelijkheid, het verschrikkelijke leven van een land dat in een moderne oorlog is verwikkeld." Ze maken onmiddellijk een aantal bombardementen mee en omdat ze zoiets nog nooit hadden meegemaakt, waren ze zo naïef om er naar te gaan staan kijken. Cor krijgt zijn eerste training van Jan Scheurwater en wordt ingedeeld bij de luchtdoelartillerie van de 14de brigade. Hij krijgt oa ook training van Hermann Brehm, een Duitse vluchteling die in Nederland had gewoond en Nederlands sprak; voor de meeste Hollanders die geen talen spreken een opluchting.
Met zijn vijven beschikken ze over een kanon "en zo gingen we vrolijk zingend van lang zullen ze leven naar het front, niet wetend in welke hel we terecht zouden komen." De vijandelijke vliegtuigen vliegen heel laag over " want ze wisten dat de Spaanse regering nog geen luchtafweergeschut had". Een paar weken voor de slag bij Brunete - in de zomer van 1937 - komt Cor terecht bij het transport van de batterij Dimitrof, "onze batterij was beroemd " en vervolgens bij een Tsjechische batterij die vooral uit anarchisten bestond en waar bijvoorbeeld geen wacht werd gelopen; maar daar weet hij - inmiddels tot adjudant bevorderd - snel een eind aan te maken. Vol trots vertelt hij dat hij persoonlijk naar Madrid gaat en dat het hem lukt daar vijftien Amerikaanse wagens mee te krijgen, waaronder een benzinetankwagen en een watertankwagen - ondanks dat iedereen hem had verzekerd dat zijn missie geen enkele kans van slagen had. Op de terug weg maakt hij een verschrikkelijk bombardement mee maar voegt hij er onmiddellijk aan toe: later, aan verschillende fronten, was het allemaal nog veel erger. Hij spaart zijn lezers niet met details over de verschrikkingen van de oorlog - al is lang niet altijd duidelijk wat zich waar en op welk moment afspeelt.
Na een jaar in Spanje en zijn verbittering over de weigering een verlof te regelen besluit hij te vertrekken. Hij weet in Valencia met hulp van Nederlandse zeelieden aan boord van een schip te komen - zijn avontuurlijke ontsnapping uit Spanje beschrijft hij in geuren en kleuren maar hij vertelt ook dat hij gekweld werd door de gedachte nu een deserteur te zijn. Via Oran gaat de reis naar Marseille en daar meldt hij zich op het consulaat. De consul daar schrijft aan Buitenlandse Zaken dat Dekker opgaf de zoon te zijn van een reder te Den Helder, eigenaar van drie trawlers maar dat hij vanwege zijn communistische overtuiging geen hulp van zijn vader kon verwachten. Hij heeft daarom om geld gevraagd aan zijn zuster en zwager Verboon, die een melkhandel drijven in de Da Costastraat te Leiden. Ze sturen hem onmiddellijk 25 gulden en Dekker vertrekt nog dezelfde dag naar Nederland.
De vraag of hij nu wel of niet een deserteur was blijft hem bezighouden. Hij schrijft in zijn brochure dat hij in Nederland door nogal wat "links georiënteerden" geminacht wordt. Hij ontzegt ze het recht daartoe:
Zij moeten zich eens in mijn plaats indenken. Zij moesten eens dertien maanden in eeuwig levensgevaar verkeerd hebben, hun kameraden met schoppen en bezems bijeengeschept hebben, dagen honger geleden of slecht voedsel gebruikt, stapels rottende lijken van mannen, vrouwen en kinderen hebben gezien om daarna, toen ze iets kwamen verzoeken, als bedelaars te worden weggestuurd. (...) Overigens ontzeg ik ze het recht mij te veroordelen want nog altijd ben ik ze, in de strijd tegen het fascisme een stuk voor. Ik heb mijn leven gewaagd voor mijn idealen, dertien maanden lang heb ik met de wapens in de hand het fascisme bestreden. Zij hebben nooit anders gedaan dan alleen maar, in 't veilige democratische Holland, over 't fascisme gepraat.
Alleen zij, die nog langer dan ik in Spanje zijn blijven strijden, mogen mij veroordelen. Zij die hier gebleven zijn, hebben daartoe niet 't recht.
Eind januari 1938 was Cor terug in Nederland en de Heldersche Courant was er snel bij om dit heuglijke feit wereldkundig te maken: “Heel de Brouwerstraat stond op z’n kop! En náást de Brouwerstraat eigenlijk de heele “Vischbuurt”, al de bochtige straatjes en steegjes waar iedereen elkander kent en waar het groote nieuws Zaterdagmiddag en -avond de ronde deed. Het nieuws dat Cor Dekker was thuisgekomen.” Aldus de Heldersche Courant op 26 januari 1938. Hij werd uitgebreid geïnterviewd en dat werd vervolgens in drie delen op achtereenvolgende dagen gepubliceerd.
Bij zijn terugkomst was hij echter zijn Nederlanderschap kwijt geraakt omdat hij in vreemde krijgsdienst was geweest. Zonder paspoort kon hij geen werk vinden. Om toch wat inkomsten te hebben schreef hij over zijn belevenissen, liet dit in eigen beheer drukken en uitgeven. Het ging om twee deeltjes: het eerste deeltje kostte 50 cent, het tweede 30 cent. Omgerekend naar het huidige prijspeil komt dat neer op € 10,27 en € 6,16. Overigens was de prijs, zoals op de omslag vermeld stond, een minimumprijs. Meer betalen was toegestaan. Cor deed een beroep op de vrijgevigheid van zijn kopers. Hoe groot de oplage was en hoe het met de verkoop is gegaan, weten we niet. Cor kreeg bij de aankondiging en de verschijning van beide deeltjes aandacht in de Heldersche Courant. De uitgever van de Heldersche Courant bezat een drukkerij. Mogelijk zijn de brochures daar gedrukt en kreeg hij hulp bij het schrijven van de journalist die hem geïnterviewd had.
Voor wie geïnteresseerd is in zijn brochures gaf hij het adres op van zijn ouders, Brouwerstraat 68. Na zijn terugkomst was hij aanvankelijk bij zijn ouders ingetrokken. Februari 1939 vond hij een woning in de Gasstraat 38, blijkt uit zijn persoonskaart voor de burgerlijke stand. Op 24 oktober 1939 trok hij in bij zijn voogd in de Tuinstraat 59. Op 7 maart 1940 verhuisde hij naar de Sternstraat 50. Ook hier staat vermeld dat het “bij voogd” is.
Hij was zijn Nederlanderschap kwijtgeraakt maar hij bleef goede hoop houden dat hij het redelijk makkelijk en snel terug kon krijgen. Vandaar dat hij vasthield aan het verhaal dat hij geronseld was en dus niet vrijwillig in vreemde krijgsdienst was gegaan. In een berichtje in de Heldersche Courant van 12 februari 1938 wordt gemeld dat hij hierbij nog geen succes heeft gehad. Uiteindelijk kreeg hij toch een nieuw Nederlands paspoort van de gemeente Den Helder. Het paspoort werd uitgegeven op 11 mei 1940, één dag na de Duitse inval. Maar in de naturalisatiewetten die tussen 1938 en mei 1940 zijn aangenomen komt hij niet voor, wat betekent dat hij niet is genaturaliseerd. Het lijkt erop dat iemand die hem gunstig gezind was hem min of meer illegaal een paspoort heeft gegeven ter bescherming. Deze persoon besefte wat het gevaar zou kunnen zijn tijdens de Duitse bezetting van het verliezen van het Nederlanderschap vanwege de deelname aan de Internationale Brigades. Waarschijnlijk heeft de burgermeester van Den Helder, Govert Ritmeester, dit persoonlijk gedaan. Diens handtekening staat op het paspoort. Van Ritmeester is bekend dat hij de illegaliteit steunde en onder andere aan het verzet gedetailleerde informatie doorspeelde over de stellingen van de Duitsers in Den Helder. In 1943 arresteerden de Duitsers de burgermeester en brachten hem over naar het Oranje Hotel, de beruchte gevangenis in Scheveningen waar veel verzetsstrijders werden vastgezet. De uitgifte van het paspoort aan Cor Dekker zou beschouwd kunnen worden als de eerste verzetsdaad van Ritmeester.
Op het terrein van de voormalige Rijkswerf Willemsoord staat een monument met een gedenkplaat. Daarop staat vermeld: “Voor de tachtig burgerslachtoffers die hier werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog.” De naam van Cor Dekker staat ook op dit monument, met daarbij het beroep van kraanmachinist. Dat betekent dat hij in ieder geval vanaf 1940 daar werkte. Cor’s oudste broer Karel werkte als takelaar op de Rijkswerf. Mogelijk heeft hij Cor daar aan werk kunnen helpen.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog kreeg Den Helder het zwaar te verduren. In de meidagen van 1940 bombardeerden de Duitsers de haven. Na de Nederlandse capitulatie gebruikten ze Den Helder als hun marinehaven. Daarop bombardeerden de Britse Geallieerden Den Helder. In totaal werd de stad tijdens de oorlog 117 maal gebombardeerd. Hierbij vielen er ook veel burgerslachtoffers; 179 doden en circa 1500 gewonden. De Engelse bombardementen waren bedoeld om Duitse oorlogsschepen te vernietigen, maar ook de Rijkswerf was een doel voor de bommen. Bij een bombardement op 19 februari 1943 werd met name het magazijn zwaar bestookt. Hierbij kwamen 50 medewerkers om het leven, waaronder Cor’s oudste broer Karel. Ook hij wordt vermeld op de gedenkplaat.
Cor heeft dat niet meer meegemaakt. Hij is als vermeend communist in juli 1941 door de Duitsers opgepakt bij de “CPN-Aktion”. Deze “CPN-Aktion” initieerden de nazi’s na de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Hierbij veranderde communistische Sovjet-Unie op slag van bondgenoot in vijand. En daarmee werd alle communistische activiteit aangemerkt als “feindbegünstigung”.
Cor Dekker werd dus opgepakt en geïnterneerd in Kamp Schoorl. Op de lijst van het kamp staat hij geregistreerd als “aktiver Kommunist”.
Over zijn politieke gezindheid was Dekker steeds vaag. In het eerste deel van het interview in de Heldersche Courant zegt de journalist: “Cor Dekker was overtuigd communist en is dat nog.” In het tweede deel van het interview vertelt Dekker over zijn plannen om uit Spanje te vertrekken. Hij controleerde het lossen van een Engels schip in de haven van Valencia en hij ontdekte Hollanders aan boord: “twee kameraden uit Groningen”. Hij maakt kennis en “s-Avonds werd er natuurlijk gepraat over Holland, over de partij, over Spanje…”. Dat wekt de indruk dat hij lid is van een of dé partij of in ieder geval sympathisant. Maar in het derde deel van het interview zegt de journalist in de laatste alinea over hem; “Communist is hij niet, wil er niets van weten”.
Op de terugweg naar Nederland meldde hij zich bij de consul in Marseille en zei hij volgens de consul dat hij van zijn vader geen hulp hoeft te verwachten vanwege zijn communistische overtuiging. Tegen de consul in Parijs gaf Dekker aan Sociaal Democraat te zijn en lid van de SDAP.
In zijn brochures spreekt hij zich niet over zijn politieke gezindheid en profileert hij zich vooral als een antifascist. Bij zijn arrestatie bij CPN-Aktion kwalificeerden de Duitsers hem als een “aktiver Kommunist”, maar de Duitsers zaten er soms naast omdat ze zich baseerden op verouderde informatie. Van de 600 opgepakte mensen zijn circa 200 later vrijgelaten omdat ze niet (meer) verbonden waren met de CPN, vaak op verzoek van familieleden of van plaatselijke autoriteiten. Zo’n verzoek is voor Cor niet gedaan. Of hij lid was van de CPN valt niet vast te stellen, maar ook niet uit te sluiten.
Maar door het verlies van zijn Nederlanderschap stond hij geregistreerd als Spanjestrijder. Dat zou voor de Nazi’s op zich voldoende reden kunnen zijn hem met het communisme te verbinden en naar een concentratiekamp te sturen. Dat is meer Spanjestrijders overkomen. Het illegale paspoort heeft hem dus niet afdoende kunnen beschermen.
De Duitsers besloten een aantal van de opgepakte CPN-ers te deporteren naar Duitse concentratiekampen. Ze werden verdeeld over verschillende kampen zoals Buchenwald en Mauthausen. Maar Dekker ging via kamp Amersfoort naar Neuengamme. Op 19 november 1941 kwam hij daar aan. In dit transport zaten nog andere Spanjestrijders, onder andere de broers Theo en Cor van den Berg.
De bewoners van dit concentratiekamp nabij Hamburg waren vooral betrokken bij de aanleg van het Dove-Elbekanaal. Dit gebeurde onder grote druk van de SS en de Kapo’s. Die laatsten waren gevangenen die verantwoordelijk waren gemaakt voor de voortgang van het werk. Zij werden fysiek gestraft als zij gestelde doelen niet haalden. Dit zorgde voor de gevangenen voor dubbele terreur: van de SS-ers en van de Kapo’s. Er moest zeven dagen per week worden gewerkt. Hierdoor verslechterde de weerstand van de gevangenen snel. Het officieuze motto van Neuengamme was vanwege dit harde regime “Vernichtung durch Arbeit”. In december 1941 brak een tyfusepidemie uit, en de medische zorg in het kamp was volstrekt onvoldoende. In twee maanden tijd werd dit ± 35 Nederlandse “Schutzhäftlingen”, waaronder Cor, fataal. Op 24 januari 1942 om 18.30 uur stierf hij. Op de officiële overlijdensakte - opgemaakt op 11 maart 1946 - staat als doodsoorzaak “Fleckfieber”, vlektyfus.
Cor ligt begraven op het Nederlandse ereveld te Hamburg – Ohlsdorf. Zijn overlijden wordt in 1946 in het bevolkingsregister van Den Helder verwerkt.
Literatuur:
- Lotgevallen in Spanje : ervaringen van een Hollandschen zeeman bij de 'InternationaleBrigade', Cor Dekker, Den Helder 1938
- Uit de Spaanse hel ontvlucht! Ervaringen van een Heldersen Zeeman bij ‘Internationale Brigade’,Cor Dekker, Den Helder 1938
- Uit de Spaanse hel ontvlucht! De ervaringen van een zeeman uit Den Helder bij de Internationale Brigade, Cor Dekker. Uitgave door Rik Vuurmans. Amsterdam 2020
- “Sie werden nicht durchkommen”, Deutsche an der Seite der Spanischen Republik und der Sozialen Revolution, Werner Abel en Enrico Hilbert , Verlag Edition AV, 2015, p. 86
- Nederlanders in Neuengamme. De ervaringen van ruim 5500 Nederlanders in een Duits concentratiekamp 1940 – 1945.Dr. Judith Schuyf (eindredactie). Zaltbommel 2005.
- Helderse vissers onder zeil, Karel Oosterom, Schoorl 2004.
- De burgers van Den Helder, de geschiedenis der stad tijdens de Duitsche bezetting mei 1940/mei 1945. Anthony van Kampen, Amsterdam 1946.
- Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel V, L. De Jong, Amsterdam 1974, p.99-102
- Opstellen betreffende de rijkswerf “Willemsoord” samengesteld in opdracht van de directeur van de rijkswerf A.J.C. Bax. A. Abbenes. Den Helder: Willemsoord, 1960
Archieven:
- Regionaal Archief Alkmaar.
- Helderse Courant, Jaargang 1938 (digitaal te raadplegen)
- Foto Brouwerstraat
- CODA Apeldoorn, Archief 346: De Hoenderloo Groep, inventarisnummer 323
- Nationaal Archief, Den Haag,
- Ministerie van Justitie, Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99.01, inventarisnummer 40
- Nederlands Gezantschap te Frankrijk (Parijs), nummer toegang 2.05.102, inventarisnummer 1805
- Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), nummer toegang 2.09.22, inventarisnummer 16808
- NIOD, archiefnummer: 077 (Höhere SS- und Polizei Führer Nord-West), inventarisnummer: 1187, 1124, 1195 en 1099
- Noord-Hollands Archief, archief 374: Directie Marine Rijkswerf Willemsoord te Den Helder, inventarisnummer 241, 242
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.2
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.16-17
Websites
- Digitaal Monument Neuengamme.
- Foto graf Cor Dekker: oorlogsgravenstichting.nl