“Mijn tijd is gekomen. Hasta la vista”.
Het staat rechts boven aan de overlijdensadvertentie van Theun Mulder Kramer. Mulder Kramer; een dubbele naam omdat hij naar Spaanse gewoonte de namen van zijn vader en van zijn moeder was gaan dragen. Onder zijn naam staat dan ook trots vermeld: Oud-Spanjestrijder, Staatsburger van Spanje.
Hij was een van de weinigen die in 1995 het aanbod van de toenmalige Spaanse regering had aanvaard: oud Spanjestrijders kregen de mogelijkheid om de Spaanse nationaliteit te krijgen. In een interview in de Hoogeveensche Courant grapt hij dat hij ‘ook spaans bloed' heeft vanwege de vele bloedtransfusies die hij tijdens de Spaanse Burgeroorlog had ondergaan. Met een lichaam vol granaat- en bomsplinters was hij naar Nederland teruggekomen. Dat hij door voor de Spaanse nationaliteit te kiezen opnieuw zijn Nederlandse nationaliteit kwijt raakte, kon hem niet deren. Dat was in 1939 ook gebeurd – en in 1947 had hij het weer teruggekregen, zonder een woord van verklaring er bij. Trots meldt hij dat hij aan de Spaanse verkiezingen had deelgenomen: 'op de socialisten gestemd, natuurlijk.'
De vader van Theun Mulder, roepnaam Tony, was bakker in de kleine Drentse plaats Smilde. In zijn militaire diensttijd was Tony gelegerd in Amersfoort bij de Cavalerie. Daarna werkte hij bij een machinefabriek in Hengelo, dicht bij de grens met Duitsland. Hij ging regelmatig de grens over en zag wat er in Duitsland, waar Hitler intussen aan de macht was, gebeurde. Hij was er al snel van overtuigd dat Hitler van plan was een oorlog te ontketenen. Hij sprak ook regelmatig met Duitse vrienden die al gevlucht waren.
Toen hij een advertentie las waarin vrijwilligers werden gevraagd voor de Internationale Brigade om in Spanje de Republiek te verdedigen tegen de door Hitler en Mussolini gesteunde generaal Franco, meldde hij zich aan. In december 1936 ging hij per trein naar Parijs en vandaar ook per trein tot de Pyreneeën. Met de hele groep waarmee hij gereisd had, werden ze te voet door de bergen geleid en doorgestuurd naar het opleidingscentrum in Albacete, waar ook het hoofdkwartier van de Internationale Brigades was.
Tony was een van de weinigen die een militaire opleiding had. Hij kon goed schieten en paardrijden. Hij maakte er kennis met Piet Laros, die ook militair was geweest. Tony werd bevorderd tot korporaal, later sergeant bij de infanterie, waar ook veel Duitsers bij waren. Hij werd ingedeeld bij de 11de Brigade, genoemd naar Ernst Thälmann.
De eerste keer dat hij naar het front ging was bij de slag om Jarama, later werd hij ingezet bij de slag om de Ebro, waar hij gewond raakte door een mortier. Hij had verwondingen over zijn hele lichaam en was half verlamd. Hij kwam in het ziekenhuis terecht bij de Nederlandse arts Theo van Reemst, die hem afkeurde voor frontdienst.
Tony wilde niet terug naar Nederland en begon tijdens zijn revalidatie een opleiding tot verpleger. Daar werkte hij (half verlamd) tot het laatste gewondentransport in december 1938 vanuit het ziekenhuis in Barcelona, via Parijs, per trein naar Nederland vertrok.
- Interview door Cor Rodenburg in de Hoogeveensche Courant, knipsel uit familie-archief, datum onbekend
- Aanvraag Spaanse nationaliteit en overlijdensadvertentie, archief auteur
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.32, 37, 39
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.58
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.3-74-L.178