DITZ, Albert

Albert
Ditz
Geboren:
Den Haag
19 december 1911
Levensbeschrijving: 

Eind jaren 70 wordt een tas afgeleverd bij het Onderwijsmuseum in de Heemsterhuisstraat in Den Haag. Op de kaki pukkel staat in blokletters A D L’Aya Olanda. De tas is gevuld met voorwerpen en herinneringen van Albert Ditz waaronder een in de jaren 70 samengesteld plakboek “Mijn strijd in Spanje” met kaarten, knipsels,  een enkele originele foto en officiële brieven. Verder zitten in de pukkel twee paspoorten, een C.N.T. zakdoek, een badge van het Batallon de la Muerte, een vlaggetje van de Internationale Socialistische Anti-oorlogsliga (I.S.A.O.L.) afdeling Den Haag en een zilveren armband met het opschrift Pere Sanches Sabadell/Metje Mir 42 maar ook  een paar espadrilles en een drietal patroontasjes.  De bezorger van de pukkel is waarschijnlijk Albert Ditz zelf. Een schrijver is hij niet. Hier en daar staat een plaatsnaam en een datum onder een krantenfoto maar het geschreven verhaal van Albert’s strijd in Spanje ontbreekt.

Albert Ditz  wordt in 1911 geboren in Den Haag als oudste zoon van Albert Ditz sr. (los arbeider) en Johanna van Lanthum. Het gezin woont op diverse adressen in en rond het centrum van Den Haag. In 1934 woont hij nog thuis bij zijn ouders in de Van Ostadestraat in de Schilderswijk. Albert is metaalarbeider en lid van de I.S.A.O.L.. Duidelijk is dat  Albert Ditz een overtuigd anti-fascist is en bij de Liga de latere mede spanjestrijder Jacob Marris heeft leren kennen.

De I.S.A.O.L. is een militante anti-oorlogs vereniging  die in 1932 door een aantal S.D.A.P. propagandisten is opgericht om tegenwicht te bieden aan fascistische weerafdelingen. De leden van de Liga worden voorbereid op sabotage en weerbaarheid tijdens de door de opkomst van fascistische regimes schijnbaar onvermijdelijke “nieuwe” oorlog. De militante leden van de I.S.A.O.L. hebben hun eigen uniform. Als snel in begin ’34 trekt de S.D.A.P. haar handen af van de Liga en verklaart het lidmaatschap  onverenigbaar met het lidmaatschap van de S.D.A.P.

Eind januari 1937 vertrekt Albert Ditz  in het gezelschap van enkele andere Nederlanders w.o. Jacob Marris naar Spanje. Met een vers uitgegeven paspoort gaat  Ditz  op 26 januari met de nachttrein naar Parijs en via de plaats Pour Serere (uit het politieverhoor, mogelijk een verbastering van Cerbere en Port Bou) naar Barcelona waar hij vier dagen blijft. Daarna zou de groep doorgereisd zijn naar een andere plaats maar het is onduidelijk welke, want in het proces-verbaal zegt Ditz dat ze naar de plaats Viajas gingen - Spaans voor ‘je reist’.

Bij zijn bezittingen in het Museon zit een groepsportret uit Barcelona, waarop naast Ditz (tweede van links) drie bij de POUM militie aangesloten vrijwilligers Bertus ten Dam, Theo Janssen en Tinus van Vugt staan.  De achterop de foto vermelde 2-2-1937 klopt waarschijnlijk niet want op dat moment werd het afgebeelde standbeeld  El soldat del Poble op Plaça de Catalunya nog opgetrokken.  De vier staan voor het twaalf meter hoge  monument dat ter ere van de volksfront soldaten op 14 maart 1937 is onthuld in het bijzijn van de Catalaanse Generalitat en president Luis Companys.  Daarbij werd een defilé gehouden door het Batallon de la Muerte. Dit zeker voor republikeinse begrippen strak geüniformeerde elite bataljon bestaat voornamelijk uit Italiaanse anarchisten die eerder op de vlucht voor Mussolini naar Frankrijk waren uitgeweken. Hoe Ditz in het bezit is gekomen van de badge met de doodskop van het bataljon - in Barcelona? aan het front?-  blijft een vraag, maar het bataljon moet indruk gemaakt hebben.

Uit zijn plakboek valt af te leiden dat Ditz bij de P.O.U.M. milities in de buurt van Huesca –mogelijk in Tierz - is geweest in de periode tussen februari en mei 1937. Volgens eigen zeggen heeft hij alleen als verpleger gediend en nooit gevochten. In zijn medische eenheid  zaten volgens hem  nog 15 andere Nederlanders. Ook de naam op de armband Pere Sanchez uit Sabadell komt voor op de lijsten met POUM militieleden die aan het Aragon front bij Huesca hebben gevochten.

Lang blijft Ditz niet in Spanje. In het paspoort staat op de pagina verlengingen een stempel van de Catalaanse autoriteiten van 29 april 1937 maar een paar pagina’s verderop staat een uitreisstempel Puigcerda  6 mei 1937. Mogelijk hebben de “Meidagen”, toen er in Barcelona gevechten uitbraken tussen anarchisten en revolutionair socialisten (P.O.U.M.) enerzijds en regeringstroepen gesteund door de communisten anderzijds, een rol gespeeld bij zijn vertrek uit Spanje. Zelf zegt hij dat hij terugkeerde wegens familie omstandigheden.

Terug in Nederland verliest  Albert zijn nationaliteit. Dit in tegenstelling tot de ongeveer tegelijkertijd teruggekeerde Jacob Marris die een getuigschrift kan overhandigen waaruit moet blijken dat hij bij een autofabriek  heeft gewerkt. Ditz is zeer openhartig over zijn beweegredenen om naar Spanje te gaan in een verhoor bij de Haagse politie eind 1938. Hij zegt dat hij al vanaf het uitbreken van burgeroorlog naar Spanje wilde gaan om dienst te nemen als verpleger in het Spaanse regeringsleger. Hij verklaart zich niet bewust geweest te zijn dat hij daarmee zijn staatsburgerschap zou verliezen. Verder klapt hij uit de school door te verklaren dat Marris sergeant en ook verpleger was. Van de andere Nederlanders zegt hij zich geen namen meer te herinneren.

Vanaf eind 1943 is Albert Ditz  als lasser in Duitsland te werk gesteld. Hij is daar ondergebracht in de Friedrichschule (DAF Lager) in Saarbrücken. Over de periode na de oorlog is weinig bekend behalve dat hij in 1947 werkt als kok en op verschillende plekken in de Schilderwijk en Transvaal woont. Albert Ditz  krijgt uiteindelijk zijn nationaliteit in 1955 terug.

Inmiddels is Albert Ditz in oktober 1939 getrouwd met Maria Anna Cornelia van Beveren. Makkelijk moeten ze het niet gehad hebben.  Maria heeft verschillende miskramen. Hun enig levend geboren dochter Maria Albertina (Mimie) sterft na 2 jaar verzorging in een verpleeghuis aan de La Reyweg in december 1942. De later toegevoegde inscriptie Metje Mir 42 op de armband van Pere Sanches moet naar deze dochter verwijzen. Albert Ditz blijft kinderloos maar laat zijn tastbare herinneringen na aan de scholieren van Den Haag.

 

 

Bronnen: 

Museon collectie Albert Ditz

Gemeentearchief Den Haag, Familiekaart Vader Bev. Reg. Den Haag

http://denhaag.digitalestamboom.nl/(S(45gn4pdxccxoo3i3pfejffue))/scan.aspx?book=R&id=369543

ING/Huygens Archief Centrale Inlichtingendienst (CID)

http://resources.huygens.knaw.nl/watermarker//pdf/cid/1300-1399/1380.pdf

"Familiebericht". "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 23-12-1942. Geraadpleegd op Delpher op 29-06-2017, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110528640:mpeg21:a0078

Nationaal Archief, Archief van het Ministerie van Justitie. Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders (1937-1941) 2.09.99 bestanddeel 46 (Het enige verhoor met Ditz zit in bestanddeel 150 van Jacob Marris)

Milicians del POUM – Segons dades de mircofilms de l’Anc

https://docs.google.com/document/d/1nxNXIAIKV1oU2IWNLj9dTo2e1LT1ZARbhyrp4CJGl2E/edit

Fabian Lemmes, Zwangarbeit in Saarbrücken Stadtverwaltung, lokale Wirtschaft und der Einsatz ausländischer Zivilarbeiter und Kriegsgefangener 1940-1945 (Saarbrücken 2004)

 

Auteur: 
Reinier Deinum
Laatst gewijzigd: 
04-07-2017
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Arbeider
Overtuiging: 
Socialist
Functie: 
verpleger
Adres: 
van Ostadestraat 448
Woonplaats: 
Den Haag
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
00-01-1937
Datum terugkeer: 
06-05-1937
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Nederlanderschap teruggegeven: 
1955
Vader: 
Albert Ditz
Beroep vader: 
los arbeider
Moeder: 
Johanna, Christine van Lanthem
Datum getrouwd: 
00-10-1939
Partner: 
Maria Anna Cornelia van Beveren