Jan Smit kwam uit een gezin met negen kinderen en groeide op in de Nieuwmarktbuurt en de Oudezijds in Amsterdam. Toen Jan zes jaar was woonde het gezin een paar maanden in Winschoten en in 1907 een half jaar in het Duitse Mülheim. Bij terugkomst in Amsterdam gingen zijn vader en moeder uit elkaar en woonde zijn moeder met de jongste kinderen een tijd bij haar pas getrouwde oudste dochter op Oostenburg en in de Indische buurt. Jan werd na de lagere school fabrieksarbeider en daarna matroos op de grote vaart.
Zijn militaire dienst was voor het Nederlandse leger geen succesverhaal. Op 21 januari 1914 moest hij opkomen bij het 5de Regiment Infanterie, maar omdat hij als zeeman denkelijk niet in Nederland was kreeg hij op 23 januari groot verlof. Na de mobilisatie van 1914, vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam hij toch op 2 december in militaire dienst. Na enige malen licht, verzwaard en streng arrest werd Jan Smit een jaar later in een tuchtklasse geplaatst, dus onder zwaar regiem in een militaire strafgevangenis.
Jan had het duidelijk wel gehad met het leger. Want na het uitzitten van zijn straf kwam hij na verlof niet meer terug en werd een maand later, op 17 april 1916 officieel tot deserteur verklaard. Waarschijnlijk was hij toen al per schip illegaal naar het buitenland vertrokken. Pas heel wat jaren later, in de zomer van 1934 kwam hij uit New York weer terug in Nederland en kreeg hij op 1 oktober 1934, op veertig jarige leeftijd, pas ‘bewijs van ontslag wegens diensteindiging’. Hierna woonde hij meer dan twee jaar op een woonboot in het Tolhuiskanaal achter de Buiksloterweg in Amsterdam-Noord. Hij verdiende min of meer de kost als straatventer en marktkoopman in brandhout en bosjes hout, in bloemen en planten, in aardappelen, groente en fruit, in de zomer in consumptie-ijs en tegen de kerst in kerstbomen en hulst. Zijn jongere broer Henk Smit, die ook naar Spanje zou gaan woonde meer dan een half jaar bij hem op de woonboot. Misschien ook om een gevangenisstraf van een maand wegens smokkel van sigarettenpapier te ontlopen, vertrok Jan Smit vanuit een pension in de Binnen Wieringerstraat richting Spanje. Ook zijn broer Henk, veroordeeld voor het zelfde vergrijp, ging toen naar Spanje. Via Antwerpen en Parijs kwam Jan eind mei 1937 aan in Marseille.
Op zaterdagavond 29 mei vertrok hij met ongeveer 240 andere internationale vrijwilligers met het passagiersschip ‘Ciudad de Barcelona’ naar Barcelona. Dit schip zou echter nooit aankomen. De volgende dag werd het vlak onder de kust midscheeps geraakt door een torpedo van een onderzeeboot in dienst van Franco.
Jan wist zwemmend het vege lijf te redden en werd uit zee gevist door één van de te hulp gesnelde vissersbootjes. Omdat hij waarschijnlijk leed aan een post-traumatisch stresssyndroom (“zenuwziek”) werd hij in een ziekenhuis in de buurt van Malgrat opgenomen. Daar kreeg hij bezoek van zijn jongere broer Henk die ook aan boord van het getorpedeerde schip was geweest. In een latere verklaring vertelde Jan dat hij zijn broer in Marseille niet was tegengekomen en aan boord niet had gezien. Dit zou best hebben kunnen kloppen: Tegen het vallen van de avond waren de vrijwilligers voor Spanje vanuit diverse pensions aan boord gekomen en ’s nachts had het schip verduisterd gevaren en moest iedereen zoveel mogelijk onderdeks blijven. Ook vertelde hij dat hij na Malgrat enige maanden in een hospitaal in Benicasim was verpleegd. Volgens die latere verklaring en een summier rapport van de Internationale Brigades weigerde Jan dienst te nemen bij de Internationale Brigades. Hij zou ingedeeld geweest zijn bij de artillerie en had wellicht toch niet zo heel lang in het ziekenhuis gelegen in Benicasim.
Hij werkte de laatste maanden van 1937 als ambulancechauffeur. In die functie zou hij zijn broer Henk weer tegen het lijf zijn gelopen. Die werkte als timmerman voor het “Hollandse Hospitaal” in Villanueva de la Jara. Dit ziekenhuis was aldaar gevestigd in het genationaliseerde adellijk stadspaleis ‘Villa Enriqueta’. “Hollands Hospitaal” omdat veel dokters, verplegers en staf Nederlanders waren.
Toen Jan en Henk begin december toch naar het front gestuurd dreigden te worden, spraken ze af om Spanje te verlaten. Ze gingen naar de Nederlandse consul in Valencia. Daar kregen ze op 9 december een nieuw tijdelijk paspoort (resp. de nummers 42603 en 42604 geldig tot 31 januari 1938). Hun oude paspoorten waren verloren gegaan bij de ondergang van de ‘Ciudad de Barcelona’. De haven van Valencia werd streng bewaakt en gecontroleerd. Daarom gingen ze, met de trein, naar Barcelona waar de Nederlandse consul aldaar regelde dat ze met een Frans schip naar Marseille konden. Vandaar gingen ze liftend terug richting Nederland. Broer Henk verklaarde later dat ze gewoon met de trein waren teruggegaan. Omdat Jan bang was dat ze meteen zouden worden opgepakt vanwege zijn nog uitstaande gevangenisstraf voor smokkel hadden ze hun paspoorten vlak voor de Belgisch-Nederlandse grens verbrand en gingen ze in de buurt van Roosendaal te voet illegaal de grens over. Vlak voor de kerst van1937 waren ze weer terug in Amsterdam.
Op 18 januari 1938 meldde Jan Smit zich bij de rechtbank en zat daarna zijn straf uit in de koepelgevangenis in Breda.
In de boven reeds genoemde verklaring, namelijk bij de Amsterdamse politie op 12 maart 1938 vertelde Jan Smit een nogal rammelend verhaal. Eerst zou een oude bekende, een zeeman met een Gronings accent hem in de buurt van de Schreierstoren een tip hebben gegeven. Daarna had hij een afspraak met een onbekende man in een café in de Lange Niezel. Die man gaf hem geld voor een treinkaartje naar Antwerpen om aan te monsteren op het schip ‘City of Barcelona’. In Antwerpen aangekomen zou dat schip reeds vertrokken zijn naar Marseille. In Antwerpen kreeg hij geld voor de trein naar Parijs. Op het in Antwerpen opgegeven adres in Parijs kreeg hij een treinkaartje voor Marseille. In Marseille werd hij opgewacht door een jongen op het station die hem naar een kantoortje bracht waar hij aanmonsterde als matroos op de ‘Ciudad de Barcelona’. Hij dacht dat de boot naar Afrika zou gaan maar de bestemming bleek Spanje.
Was dit verhaal een rookgordijn om te verhullen dat hij als vrijwilliger naar Spanje ging? Of zou hij als matroos voor de Volksfrontregering gaan varen op de genationaliseerde ‘Ciudad de Barcelona’ en vertelde hij dit zo “onschuldig” mogelijk? Er bestond wel een Brits vracht-passagiersschip ‘City of Barcelona’ maar het Spaanse schip ‘Ciudad de Barcelona’ is voor zover bekend nooit in Antwerpen geweest. En, het lijkt nogal stug dat een commerciële rederij zoveel moeite zou doen en zoveel geld aan treinkaartjes zou besteden om een Nederlandse matroos vanuit Amsterdam in Marseille op een Spaans of Engels schip te krijgen.
Jan Smit noemde ook enige namen van Nederlanders die hij in Spanje was tegengekomen in het hospitaal van Villanueva de la Jara:
Politiek-commissaris Timmermans (Tim Timmerman), de artsen Voet en Reims (Ies Voet en Theo van Reemst) en de collega van zijn broer in het hospitaal, de loodgieter Wilhelm.
Hij verklaarde dat hij dacht dat het ziekenhuis onder leiding stond van het Rode Kruis en niet toebehoorde aan de Internationale Brigades en benadrukte nogmaals dat hij zelf nimmer aan het front had gestreden. Toch raakte Jan Smit zijn Nederlandse nationaliteit kwijt omdat de overheid concludeerde dat hij dan misschien wel niet in Spaanse krijgsdienst was geweest maar wel in Spaanse staatsdienst.
Ten slotte liet de politierechercheur hem foto’s zien van twaalf zogenaamde ronselaars voor Spanje. Jan Smit verklaarde:
“Van de foto’s, welke U mij zoo juist hebt vertoond, herken ik niet de beeltenis van den man, of mannen, die mij naar Spanje hebben voortgeholpen.”
Veel Amsterdamse werklozen werden in de Tweede Wereldoorlog door het Gewestelijk Arbeidsbureau gedwongen tewerkgesteld bij de nazi-arbeidsdienst Organisation Todt. Dit overkwam ook Jan Smit in 1941. Via de firma Vens in Badhoevedorp werd hij als grondwerker ingezet aan de Noord-Franse kust. Ook broer Henk onderging in die periode hetzelfde lot. Daarna woonde Jan in de Albert Cuypstraat en runde hij een koffiekar op de hoek van de Albert Cuypmarkt en de Van Woustraat waar hij tevens “Cons.ijs, koek, gebak en suikerwerken” verkocht. Zijn broer Henk en hun jongste broer Evert woonden toen ook in die straat. Ook zij werkten op de markt, samen met hun echtgenotes, de zusters Peters.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Jan weer zeeman en kreeg hij zijn Nederlandse nationaliteit terug.
In de zomer van 1953 vertrekt Jan Smit uit Nederland om niet meer terug te keren.
Zoals uit het bovenstaande wel duidelijk is geworden trokken de broers Jan en Henk gedurende hun latere volwassen leven veel met elkaar op. Als Jan in het buitenland was, was het correspondentieadres het huis van Henk en diens vrouw. Samen hadden ze op een woonboot gewoond, samen gesmokkeld en hiervoor veroordeeld, samen in Spanje geweest, gedwongen voor de Duitsers te werken in Noord-Frankrijk, samen op de Albert Cuyp gestaan. Dus misschien ging hij zijn broer Henk en diens vrouw en jongste dochter achterna die in februari 1948 naar de Verenigde Staten waren geëmigreerd.
- Stadsarchief Amsterdam
- “City of Barcelona” - Lloyd’s Archief 1937/1938
- Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnrs 16807 en 16810
- 2.05.03, Ministerie van Buitenlandse Zaken, A-dossiers 1815-1940, A-197-bis Spanje, Hulp en Bijstand i.v.m. onlusten in Spanje: inv.nr 1674
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.15, 46
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.77
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.235-L.21