Het wordt een triest verhaal.
Jacobus Levinus Timmerman – Tim is zijn roepnaam – doorloopt in Rotterdam de vierjarige MULO (een pittige opleiding). Zijn ouders hebben een groentenzaak in Rotterdam. Tim komt terecht in een administratief beroep bij Philips maar raakt in de cirsisjaren werkloos. Al zijn energie gaat dan naar het partijwerk voor de CPN, waarvan hij in 1932 of 1933 lid is geworden. Als instructeur onder de gemeentewerklieden en propagandist voor het district Zuid-Holland behoort hij tot het middenkader van de partij. Hij zal ook actief zijn geweest in een van de Werklozen Strijdcomité’s en in zijn ‘vrije tijd’ volgt hij een cursus Esperanto.
Tim trouwt met de verpleegster Jenny Schaddelee en krijgt in 1936 een zoon, Wladimir. Meteen krijgen ze te horen dat het kindje niet lang te leven heeft. Jenny blijft bij Wladimir in het ziekenhuis totdat hij na twee maanden overlijdt. In haar wanhoop besluit ze dan in Spanje te gaan werken en voegt al snel de daad bij het woord. Tim blijft achter in Rotterdam. Na een maand of twee volgt hij in de voetsporen van zijn vrouw, misschien meer uit wanhoop dan vanuit een sterk gemotiveerde politieke doelstelling. Dat zou kunnen verklaren waarom Timmerman nergens in Spanje de handen op elkaar gekregen heeft. Ook zijn vrouw heeft hij er niet teruggevonden. Zij vertelt later dat ze in het jaar dat ze allebei in Spanje waren elkaar slechts twee dagen hebben gezien. Al zou dat best eens niet kunnen kloppen, het geeft wel aan dat de echtgenoten elkaar letterlijk en figuurlijk kwijtgeraakt zijn.
Eenmaal op weg, wordt Timmerman bij het oversteken van de grens in Zuid-Frankrijk door de politie onderschept en een paar weken gevangengezet. In juni 1937 komt hij toch de grens over en meldt hij zich in Albacete, hoofdkwartier van de Komintern. Verschillende Spanjestrijders zeggen hem te kennen als politiek commissaris op het bureau van de Komintern naast Albert Potze (schuilnaam Winter). Het zou heel goed kunnen dat Timmerman de secretaris van Potze is geworden, want hij kende meerdere talen en was administratief onderlegd. Op een vragenformulier uit die tijd vult Timmerman in dat hij ‘correspondent’ is. Op hetzelfde formulier staat (in het Frans): ‘Heeft u de wapens gedragen?’ ‘Neen’. ‘Bent u bekend met de hulpdiensten?’ ‘Ja’.
Ergens in het najaar van 1937 wordt politiek commissaris Potze, over wie de partij maar matig enthousiast is, vervangen door Janrik van Gilse. Hoogstwaarschijnlijk is Timmerman op dat moment ook vervangen, door Piet Jansen Schoonhoven. Timmerman wordt gepromoveerd, of weggepromoveerd, naar Villanueva de la Jara, als politiek commissaris van het Hollandse Hospitaal. Ook zijn vrouw Jenny Schaddelee werkt daar, hetgeen haar verklaring dat ze elkaar in Spanje maar twee dagen gezien hebben in een vreemd daglicht stelt. Andere bronnen bevestigen dat Timmerman ‘maar kort’ in Villanueva de la Jara in functie is geweest. Hoe kort ook (we denken eerder twee maanden dan twee dagen), hij is erin geslaagd daar alle aanwezige Nederlandse patiënten en werknemers tegen zich in het harnas te jagen.
Dit blijkt uit brieven van ziekenhuisarts Theo van Reemst aan het hoofdbureau in Albacete van 14 november en 3 december 1937. Van Reemst signaleert ‘politieke blunders’ en een ‘onverdeelde stemming tegen zijn [Timmerman’s] persoon’, vooral onder de patiënten. Het was tegen het zere been van de dokter dat Timmerman ‘niet alleen politieke maar ook medische dingen’ op een vergadering te berde had gebracht, en dat nog wel in de afwezigheid van Van Reemst zelf. Had zuster Jenny hem misschien die medische onderwerpen ingefluisterd? Van Reemst schrijft hier niets over, maar dringt aan: ‘Ik verzoek hem terug te roepen’, gevolgd door de omineuze zin ‘We zullen hem anders op andere wijze verwijderen moeten.’
We zullen nooit weten of er op dit punt al concrete plannen waren, want Van Gilse reageert snel als altijd en haalt Timmerman weg uit Villanueva. Hij wordt daar eind december 1937 opgevolgd door Kees van Maaren. Het hospitaal verkeert dan, volgens een Duitse waarnemer van de Komintern, in ‘een politiek volledig verwaarloosde toestand, aangezien [Timmerman] het aan alle kanten af liet weten en op voet van oorlog met de directie leefde.’
Timmerman volgt een korte militaire opleiding aan de Escuela Subofficiales en treedt dan toe tot de Zeven Provinciën van Hollander Piet Laros. Op patrouille uitgezonden, vindt hij de dood nabij Batea in Catalonië. Zijn vrouw, op dat moment voor een paar weken in Nederland, krijgt via het Rode Kruis te horen dat Timmerman ‘heldhaftig is gevallen’ op 31 maart of 1 april 1938. Met Hollander Piet Laros heeft ze er nadien nooit over gesproken.
- IISG, Collectie Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades, 68 (interview Jenny Schaddelee)
- IISG, archief CPN - 1716
- informatie van Leo Timmerman
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI. F.545. Op.3. D.707
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.7
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.399-L.9
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.4-5, 22-23
- Parket Arrondissement Amsterdam, verhoor 30 maart 1938
- Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16810
- CID :http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/cid/2200-2299/2232.pdf