Albertus Geijssen was de zoon van een Amsterdamse kruier. Toen hij op 28 maart 1927 op 19-jarige leeftijd werd gekeurd voor militaire dienst, was zijn moeder reeds overleden. Albertus had inmiddels de lagere school achter de rug, plus twee jaar vervolgonderwijs. Zijn beroep was loodgieter. Hij werd goedgekeurd maar hoefde niet te exerceren wegens broederdienst.
Geijssen was lid van de SDAP. Volgens eigen zeggen is hij in 1936 op eigen initiatief en met eigen middelen naar Spanje vertrokken, op zoek naar werk. De reis ging via Antwerpen en Parijs. Op het Nederlands consulaat in Antwerpen zou hij zijn Bewijs van Nederlanderschap hebben ingewisseld voor een paspoort. In Parijs was hij op het bekende adres aan de Avenue Mathurin Moreau geïnformeerd over zijn toekomstig verblijf in Spanje. Op 23 januari 1937 arriveerde hij in Albacete, waar hij werd ingedeeld als infanterist bij 13e Brigade. Bij een medische keuring werd hij geschikt geacht voor het verrichten van frontdienst (versterkingstroepen).
Albertus verklaarde naderhand (op het Nederlands consulaat in Parijs) dat men hem in het trainingskamp Mahora (Albacete) gedwongen had deel te nemen aan de militaire training. Vervolgens zou hij enige tijd hebben deelgenomen aan de strijd aan de fronten van Granada en Cordoba. Hij was veel ziek geweest, vertelde hij, maar hij werd toch telkens weer ingezet. Na het vervullen van ploegendienst was hij uiteindelijk overgeplaatst naar een collectieve staatsboerderij in de buurt van Alabacete, van waaruit hij naar Valencia gevlucht was, samen met Jan Vroom en Wilhelmus Breed die ook op de boerderij werkten.
Het drietal werd op 20 oktober 1937 in Valencia voorzien van een tijdelijk Nederlands paspoort (met geldigheidsduur van drie maanden) en vervolgens in Barcelona op de boot gezet naar Marseille. (NB Waar het in Antwerpen verkregen Nederlands paspoort van Geijssen is gebleven is onduidelijk.) Drie dagen later meldden zij zich op het Nederlands consulaat in Parijs, in gezelschap van twee andere gevluchte Spanjestrijders, Herman Weber en Adrianus Jacobus Teeuwissen. De consul in Parijs voorzag de vijf mannen van spoorkaartjes naar Roosendaal, plus een vervoerbewijs naar hun woonplaats. Bovendien ontvingen zij elk 20 francs voor levensonderhoud. Het voorlopige paspoort mochten zij meenemen op reis.
Kort na terugkomst in zijn woonplaats Amsterdam moest Geijssen zich op 17 november melden op het gemeentehuis in Amsterdam, waar hem het voorlopige paspoort werd ontnomen. Dat werd opgestuurd naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Omdat hij zich in vreemde krijgsdienst had begeven verloor Geijssen zijn Nederlandse nationaliteit. Op 17 januari 1938 moest hij opnieuw naar het stadhuis omdat hij zijn repatriëringskosten à fl. 18,32 nog schuldig was. Albertus liet weten dat hij daartoe voorlopig niet in staat was omdat hij als loodgieter slechts tien tot twaalf gulden per maand verdiende en hij bovendien een kamerhuur van twee gulden per week moest betalen.
In het voorjaar van 1938 is Geijssen enkele malen verhoord door de Amsterdamse politie over zijn connecties in Spanje. Hij verklaarde bij die gelegenheid dat hij in een soldatencafé in Albacete Lucas van der Gragt had leren kennen, die hem een spion leek en gesprekken met brigadisten doorgebriefd zou hebben naar politiek-commissaris ‘Zuidema’ (CPN-verbindingsman Jan Hendrik van Gilse). Als gevolg daarvan zou een aantal Spanjestrijders naar het strafkamp ‘Lucas’ zijn gezonden. Waarom Geijssen dit ongeverifieerde verhaal heeft opgedist is onduidelijk. Mogelijk heeft hij geprobeerd met deze anti-CPN informatie zijn Nederlanderschap terug te verdienen. In de lijst Gustav wordt Albertus omschreven als een demoraliserend element, die provocerende opmerkingen maakte en Hollandse kameraden aanzette tot desertie.
Op 16 augustus 1939 trouwde Albertus Geijssen met Alida van Heerde. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren. In 1961 kwam het tot een scheiding. Daarna verhuisde Geijssen naar Spijkenisse. Op 23 februari 1950 herkreeg hij de Nederlandse nationaliteit.
- Nationaal Archief, 2.05.03, Ministerie van Buitenlandse Zaken, A-dossiers 1815-1940, A-197-bis Spanje, Hulp en Bijstand i.v.m. onlusten in Spanje, 1676
- Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnr 16810
- Archief Avila, Documentacion Roja
- Militieregisters
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.15, 46
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.25