SLIGTING, Casper Hendrik

Casper Hendrik
Sligting
Geboren:
Amsterdam
22 december 1897
Overleden:
Ravensbrück, Duitsland
4 juli 1942
Levensbeschrijving: 

De vader van Casper Sligting was diamantslijper en woonde zoals meer diamantbewerkers afwisselend met zijn gezin in Amsterdam en Antwerpen. Casper groeide - met twee oudere broers en een jongere zuster - vanaf 1901 op in Antwerpen. In 1914 kwam het gezin, waarschijnlijk ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog, weer terug in Amsterdam. Maar begin jaren twintig werd er weer verhuisd naar Antwerpen. Casper had ondertussen een opleiding gevolgd tot machinist op de grote vaart. 

In 1923 vertrok hij als technicus naar Elisabethville, nu Lubumbashi, in het zuidoosten van de toenmalige Belgische Congo. Dit gebied, Katanga, was en is nog steeds rijk aan mineralen. Sinds 1906 werden er kopermijnen en smelterijen geëxploiteerd door de beruchte firma “Union Minière”. In de praktijk maakte deze ‘Union Minière du Haut-Katanga’ - zoals het bedrijf officieel heette - de dienst uit in dit deel van Congo. Ongeschoold personeel werd geronseld in de wijde omgeving. Een eigen politiemacht hield de lokale bevolking onder de duim en het inlandse personeel in het gareel. In oktober 1933 kwam Casper Sligting weer terug in België en ging bij zijn moeder in Wilrijk, een deelgemeente van Antwerpen wonen.

Een jaar later streek Casper weer neer in Amsterdam en woonde op Rapenburg aan de rand van het Oosterdok. Hij verbleef in diverse kosthuizen en logementen. Ook was hij in 1936 enige maanden in de kost bij de familie Servaas en hun zoon Joop, die toen in militaire dienst was. Joop Servaas zou in december van dat jaar als vrijwilliger naar Spanje afreizen. De bijna twintig jaar oudere Casper zou hem een paar maanden later volgen.

Casper Sligting’s naam staat op een dagrapport van de XIde Internationale Brigade van 8 juni 1937 onder vermelding ‘Liste des camerades Néerlandais’ met als ‘date arrivée 29/4’. Later is hij ingedeeld bij de  artillerie waar hij als monteur werkzaam is bij de onderhoudsdienst van een batterij kanonnen. Hij wordt daar, volgens de komintern-agent Gustav Szinda, beschouwd als een “politisch unzuverlässiger Mensch”(politiek onbetrouwbaar individu). Maar zoiets kon de beste overkomen die niet correct in de pas liep bij de politieke commissarissen.

Na de winterslag om Teruel, met als nasleep de slag om de noordelijker gelegen Alfambra-vallei (januari/ februari 1938) was het Republikeinse Volksleger in Aragon aan het eind van zijn latijn. In maart zetten de nationalisten van Franco hun Aragon-offensief in. Als gevolg van dit naar het oosten gerichte offensief bereikten de fascisten de Middellandse Zee en was de Spaanse Republiek in tweeën gesplitst. De meeste Internationale vrijwilligers hergroepeerden zich noordelijk in Catalonië. 

Na de Tweede Wereldoorlog schreef Nico Mourer, politiek-commissaris van de “Thälmann-batterij” een verslag over de terugtocht vol ontberingen van deze geschuts-eenheid richting het zuiden (zie onder: bronnen). Een deel van de artillerie van de Internationale Brigades was daar terecht gekomen en werd opgenomen in het zogenoemde ‘Ejercito de Levante’(Levanteleger) aan het front boven Valencia. 

In november 1938 moet Casper opgenomen zijn geweest in het hospitaal van Denia, maar de oorzaak voor zijn verblijf daar is niet bekend. 

Maar in september van dat jaar waren - als blijk van goede wil naar de Volkenbond - de Internationale Brigades door de Spaanse republikeinse regering al opgeheven. Met diplomatieke hulp van enige lidstaten van de Volkenbond werden de interbrigadisten gerepatrieerd of in Frankrijk geïnterneerd. De meeste Nederlandse vrijwilligers in Catalonië kwamen al op 5 december van dat jaar terug in Nederland. Hun kameraden aan het Levante-front vertrokken pas later.

In de loop van december arriveerden 25 van hen in Barcelona met de bedoeling om naar Frankrijk af te reizen. Meer dan de helft van hen, waaronder Casper Sligting, hadden gediend bij de 3de Artilleriegroep ‘Skoda’ van het Republikeinse leger (Skodakanonnen: zie op deze website ‘Militair Verloop’ - ‘De aankoop van oorlogsmateriaal’). Daarvan waren Nap van den Brink, Marinus de Kruijk, Johan Kloostra, Egbert Zoetebier en bovengenoemde Nico Mourer bij de 3de Artillerie-afdeling horende Thälmann-batterij ingedeeld geweest. 

Ze arriveerden in een spookstad. Het revolutionaire elan van eind 1936 en begin 1937, zo kenmerkend voor Barcelona tijdens de eerste maanden van de burgeroorlog, was verdwenen. Barcelona was een, door continue luchtaanvallen zwaar beschadigde stad geworden. De bevolking was in bittere armoede vervallen, leed honger en wachtte op het einde van de oorlog. 

Pas op 19 januari 1939 stonden bovengenoemde Nederlanders op een repatriëringlijst van de Nederlandse legatie in Barcelona. Maar in februari verbleven ze nog onder erbarmelijke omstandigheden in het Franse interneringskamp Argelès sur Mer. Op 3 maart 1939, na bijna twee jaar in Spanje, was Casper Sligting weer in Amsterdam.

Tijdens de Duitse bezetting vertrok Casper Sligting op 26 mei 1941 - wel of niet “vrijwillig”- naar Rheinhausen, een voorstad van Duisburg. Hij woonde daar op het terrein van de firma ‘Friedr. Krupp Stahlbau Rheinhausen’ - een fabriekscomplex van één bij drie kilometer – dat volledig was ingesteld op productie voor de Duitse oorlogsindustrie. Daar liet Casper zich er bij zijn Duitse collega’s op voorstaan dat hij in Spanje had gevochten en dat het in de Soviet-Unie voor arbeiders beter was geregeld dan in Nazi-Duitsland. Na een paar maanden werd hij dan ook door de Gestapo gearresteerd omdat men er achter was gekomen dat hij een “Spanienkämpfer” was geweest. Casper Sligting werd op basis van het ‘Heimtückgesetz’ door diezelfde Gestapo op 23 oktober 1941 veroordeeld tot negen maanden ‘Schutzhaft’. 

Het ‘Heimtückgesetz’, een - min of meer onvertaalbare - wet uit 1934 werd gebruikt om personen, die zich niet schuldig hadden gemaakt aan overtreding van de gewone wetten zonder proces te kunnen opsluiten in strafkampen, de zogenaamde ‘Schutzhaft’(verzekerde bewaring). Casper verbleef een maand in het concentratiekamp Buchenwald en op 14 maart 1942 werd hij - mogelijk vanwege zijn technische kennis - overgeplaatst naar het concentratiekamp Ravensbrück. Hij werd daar waarschijnlijk tewerkgesteld in één van de aan dit kamp verbonden fabrieken van de firma Siemens. In de zomer van dat jaar overleed Casper Sligting - doodsoorzaak onbekend - 44 jaar oud.

Bronnen: 
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.73
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.235-Ll.2,27
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.2-D.282-L.1
  • Nationaal Archief, 2.05.286, Gezantschap Spanje 1939-1954 – inventarisnr 652
  • Nationaal Archief, Archief Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) Toegangsnr. 2.04.125 – Inventarisnr. 12917
  • Stadsarchief Amsterdam - Indexen
  • Stadsarchief Antwerpen - Vreemdelingenarchief inv.nr.954#1542
  • De Waarheid - 17 juli 1946 - pag.3 - “Vista Bella”, N. Mourer: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010851632:mpeg21:p003
  • Arolsen Archives – Bad Arolsen (Dld), International Center on Nazi Persecution
Auteur: 
Ton Hegeraad
Laatst gewijzigd: 
02-10-2024
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Scheepsmachinist
Adres: 
Rapenburg 98 Kosthuis Mij. Van de Werkende Stand
Woonplaats: 
Amsterdam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
29-04-1937
Datum terugkeer: 
03-03-1939
Gewond: 
ja
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Vader: 
Casper Hendrik Sligting
Beroep vader: 
Diamantslijper
Moeder: 
Hermina Brantsma