WOUDA, Jan

Jan
Wouda
Geboren:
Zaandam
11 mei 1914
Levensbeschrijving: 

Chauffeur Jan Wouda deed verschillende pogingen om naar Spanje te gaan. Dat verklaart hij zelf en wordt bevestigd in verhoren van reisgenoten door politie en consulaat. Van familie of vrienden zijn helaas geen verhalen overgeleverd. Alle drie de reizen onderneemt hij in augustus 1937, met en zonder Zaandamse maten. De precieze toedracht blijft onduidelijk vanwege verdoezeling van feiten door de meeste betrokkenen. Gelukkig zijn er krantenberichten die veel ophelderen. Jans derde poging lukt. Eenmaal in Spanje weigert hij frontdienst, wat hem gevangenschap oplevert, onder meer in het strafkamp ‘Lukacs’. Uiteindelijk weet hij met hulp van het consulaat in Barcelona Spanje uit te komen. Via de consuls van Marseille en Parijs kan hij in december 1937 terugkeren naar Zaandam. Op de Spaanse leiding en de consul van Parijs maakt hij in die periode een gestoorde indruk. De politie in Zaandam is vooral benieuwd naar de tussenpersonen, de ronselaars. Hoewel de  Parijse consul hem uiteindelijk goed gezind is, verliest ook Jan Wouda zijn Nederlanderschap. Wat blijft hangen is dat Jan in Spanje tot twee keer toe weigerde als militair aan het front te staan en daar zware bestraffing voor over had.

Jeugd
Jan wordt op 11 mei 1914 als tweede jongen geboren in het gezin van Simon Wouda (Zaandam 1884) en Guurtje Hoede (Westzaan 1888). Evenals de twee getuigen van de geboorteaangifte is zijn vader los werkman. Later heeft hij als beroep schoonmaker. Erg breed zal het gezin het niet hebben gehad. Men woont eerst in de Jan Sijbrandsteeg 6. Jans broer Ales is van 1913. In 1917 wordt een meisje geboren, Trijntje. Het gezin verhuist daarna naar het armoedige Franschepad. Eind augustus 1919 volgt een tweede meisje, Agatha. Guurtje heeft niet lang van haar kunnen genieten, ze overlijdt drie maanden later. Het meisje zelf sterft nog voor haar eerste levensjaar.

De gevolgen van het sterven van de moeder worden pas na vier jaar zichtbaar. Ales (bijna 12) en Jan (9) gaan op 30 januari 1923 naar een ‘Gesticht’, het Hervormde Weeshuis aan de Bloemgracht, en Trijntje (bijna 6) gaat op 23 februari voorlopig naar het gezin van haar tante, Grietje Prins. Op diezelfde dag wordt de 38-jarige Simon als kostganger ingeschreven in de Noorderkerkstraat 2, pal naast de hervormde kerk. Vermoedelijk was de huishouding en de opvoeding van de kinderen na de dood van Guurtje langzaam ingestort.

In het jaar 1933, als Jan nog in het tehuis zit, wordt hij vanwege ‘valsch gebit’ afgekeurd voor de militaire dienst. Aardige details van het medisch rapport zijn dat hij 1.68 m lang is, 7 klassen lager onderwijs heeft doorlopen en in 1930 een diploma kreeg voor de ‘tuinbouwwinterschool’.  Hij werkt als tuinman. Op 11 mei 1935 wordt Jan volwassen en is hij vrij. Hij gaat terug naar Zaandam. Op zijn Zaanse archiefkaart staat dat hij van geloof hervormd is en van beroep bloemenventer. Maar lang duurt het verblijf in Zaandam niet. Op 4 oktober gaat hij weer naar de hoofdstad. Ook dat bevalt niet. Op 2 maart 1937 is hij weer in Zaandam. Zijn beroep is nu chauffeur, zoals dat van vele werkloze jongelui, en hij huurt een kamer op de Zuiderkerkstraat 14.  Het is dezelfde buurt als waar zijn vader woont en niet ver van de Dam waar jonge werklozen elkaar treffen bij het standbeeld van Czaar Peter. Daar praat men over werk en werkeloosheid en soms ook over de strijd in Spanje.

Twee pogingen
Op 7 augustus 1937 doet Jan voor het eerst mee aan een poging om naar Spanje te gaan. De leiding heeft Pieter Boon, die kort ervoor familielid is geworden van de rechercheur die in Zaandam het onderzoek naar Spanjegangers en ronselaars leidt. Het verbaast dan ook niet dat het plan uitlekt en de vier jongelui in hun taxi bij de gemeentegrens van Rotterdam worden aangehouden. ’s Avonds zijn ze weer thuis.

Maar op 10 augustus proberen twee van het groepje, Jan en Pieter Kok, het weer. Een verwant van Jan, Koen de Wit, gaat mee en neemt de leiding. De start is op de Montelbaanstraat waar een bus naar Antwerpen vertrekt. Deze keer komen ze tot Parijs. Daar schrikt Pieter van de armoedige omstandigheden bij de ontvangst aan de rue Mathurin Moureau en hij  loopt naar de Nederlandse consul. Die wil hem alleen aan een treinkaartje naar Zaandam helpen als Kok hem bij de twee anderen brengt. Na enig geharrewar wordt de plek gevonden, eethuis La Nouvelle Famille. Maar als Kok onder druk de twee anderen aanwijst gaat het mis. Koen laat weten geen behoefte te hebben aan een gesprek met de consul en Jan houdt zich schuil. Wanneer hun internationale maten dreigend om de consul heen gaan staan, vertrekt deze, samen met Pieter. Toen dit consulaire bezoek bekend werd bij de ‘voorman van het Franse comité’, aldus Jan, werden ook Wouda en de Wit niet meer vertrouwd. Ook zij gaan terug naar huis, maar Jan reist niet verder dan Amsterdam.

De derde keer
Op zaterdag 28 augustus gaat Jan opnieuw naar de Amsterdamse Montelbaanstraat. Hij ontmoet er een kleine man met een pet. De man was kaalhoofdig, ong. 45-50 jaar, en vroeg hem of hij naar Spanje wilde gaan. Ja dus. De man gaf hem 12,50 gulden reisgeld en een briefje met het adres in Parijs waar ze eerder waren geweest. De volgende dag kon hij de bus naar Antwerpen nemen, en vandaar de trein naar Brussel en Parijs. Alles precies als de tweede reis. ‘s Maandags om 9 uur kon hij in het bekende gebouw aan de rue Mathurin Moureau naar binnen, waar een redelijk goed Hollands sprekende man hem hielp, ene Leo. Hij zei dat Wouda de volgende dag al kon vertrekken, en gaf hem bonnen en het adres van de gelegenheid waar hij heen kon om te eten en te slapen: het vertrouwde restaurant La Famille Nouvelle aan de Boulevard de la Villette 137. Dinsdagmorgen kreeg hij van Leo 150 francs om met de trein naar Carcassonne te gaan. Daar was een bus die hem naar de Pyreneeën bracht, 2 km van de Spaanse grens. Bij de tocht door de bergen ontmoet Jan twee Beverwijkers, De Groot en Tromp, plus de Amsterdammer Schavrien. Met de hele groep gaan ze lopend naar het Spaanse verzamelpunt.

Figueras en Albacete
Op 31 augustus komen ze in Figueras aan. Jan slaapt in een kazerne en blijft er vier dagen. Uit het Moskouse archief is bekend dat Jan ‘Wonda’ met 26 anderen via Massenet over de Pyreneeën is gegaan. Er zitten naast Jan nog vier Nederlanders (Holandes) in de groep, van wie we er al drie kennen: Engelmundus de Groot, Isaac Schavrien, Gerardus Tromp en Johannes C. van Eyk. Daarnaast vooral Amerikanen, Polen en Belgen. Op 3 september worden ze samen met ruim dertig andere vrijwilligers doorgestuurd naar Albacete. Hier zijn Oostenrijkers bij, Tsjechen, Fransen, Engelsen, Ieren, joden uit Palestina en iemand met de naam Nikolaus Hollander, zonder nationaliteit. Ze gaan door naar Barcelona, waar een nachtje in de kazerne werd geslapen en daarna via Valencia naar ‘Albaceta’. ‘Daar kreeg ik militaire kleding die ik aantrok’.  Jan zal zich er bij het verhoor in Zaandam van bewust zijn geweest dat dit detail hem schuldig maakte aan het verboden ‘in vreemde krijgsdienst treden’. 

Vlucht, straf en front
Jan komt voor acht dagen in het rekrutenkamp van Madrigueras. Daar deserteert hij, naar zijn zeggen omdat hij alleen burgerwerk wil doen. Hij begint richting Valencia te lopen. Maar hij heeft aan kleding niets anders dan zijn uniform en op 40 km van de stad wordt hij aangehouden door burgers. Ze sluiten hem op. De militairen die hem komen halen, brengen hem terug naar Albacete. Daar zit Jan twee weken in de gevangenis waarna hij naar het strafkamp ‘Kamp-Lugas’ (Lukacs) wordt gestuurd. Hij is er 6 dagen. Dat zal de tweede week van oktober zijn geweest. In kamp Lukacs krijgt hij het aanbod  om ‘chauffeur voor de wettige regering’ te worden. Blijkbaar wilde men tegemoetkomen aan zijn wens niet aan het front te vechten. Hij wordt naar het noordelijke Huesca gestuurd, achter de Republikeinse grenslijn in Aragon. Na drie dagen wordt Jan toch naar het front gestuurd, waarop hij opnieuw deserteert.

Strafkamp Lukacs
De Beverwijker Engelmundus de Groot kwamen we al tegen. Hij was in dezelfde periode als Jan in Spanje. Na terugkeer in Beverwijk wordt hij op 24 december door de politie verhoord en daarbij komt Wouda kort ter sprake. De Groot vertelt onder meer dat hij in Madrigueras was getraind door de bekende schrijver en kapitein Jef Last – wat Wouda blijkbaar niet had verhinderd om er weg te lopen. Jan komt met zoveel woorden ter sprake als ze samen in strafkamp ‘Lucas’ zitten, te ‘Paso-Lublio’. Daar waren ook twee Hagenaars, Teeuwisse en Weber, die rond 5 oktober deserteerden. De plek heette in goed Spaans Pozo Rubio en bestond uit een officiersschool waar ‘Lukacs’ begin oktober 1937 heen was verplaatst. ‘Het voedsel en de ligging was er zeer slecht’ zegt De Groot. In het kamp werd ook veel onderling gevochten want ‘sterken drank was er voor weinig geld verkrijgbaar.’ De Groot en zijn maatje Tromp liepen er na midden oktober weg, maar Wouda niet, integendeel,  ‘die is naar het front vertrokken’. Dat wil zeggen, Jan verklaarde dat hij alleen voor burgerwerk naar Huesca wilde gaan.

Barcelona en Parijs
De desertie in Aragon zal midden oktober 1937 zijn geweest. Van Huesca naar het consulaat in Barcelona is 225 km. Jan had opnieuw alleen militaire kleding bij zich, hij verstopt zich overdag en loopt ’s nachts.  Na negen nachten, hij is al ‘in het gezicht van Barcelona’ gekomen, wordt hij door de politie aangehouden. Deze brengt hem verder naar de stad. Daar komt hij voor twee weken in de gevangenis terecht. Hij wordt er ziek en wordt ingeleverd in het gevangenishospitaal. Daar krijgt hij contact met het Nederlandse consulaat. Een van de medewerkers, Speijer, weet hem los te krijgen en kan voor terugkeer naar Nederland zorgen. Op 29 november krijgt Wouda een voorlopig paspoort. Met een Franse boot kan hij naar Marseille en vandaaruit naar Parijs. Op 12 december is Jan weer terug in Zaandam.

Beoordelingen
De gebruikelijke beoordeling door Gustav ontbreekt. Maar er is een lijst met 85 Nederlanders die zich in Spanje hebben misdragen, vermoedelijk van december 1937. Daar staat ook de naam van ‘Jean Wanda’ op. Hij krijgt als opmerkingen: deserteur en ‘demente’, krankzinnig. In Parijs was de medewerker van het consulaat ook niet erg complimenteus over Wouda. Hij schrijft letterlijk: ‘Hij maakte op mij een zeer gedegeneerden en imbecielen indruk’, maar voegt wel toe: ‘zijn verklaringen waren niet van eenige humor ontbloot’. Dat viel na al die gevangenissen en ontberingen dan nog behoorlijk mee. Wouda, aldus de Parijse diplomaat, had zich in Spanje steeds ziek gemeld en geweigerd arbeid te verrichten. Hij had ‘vele malen in diverse gevangenissen gezeten’. Men had geprobeerd hem te dwingen naar het front te gaan maar steeds kon hij ontvluchten. Het consulaat schenkt dan ook meer geloof aan de geschiedenis van Wouda dan aan die van twee andere terugkeerders, van Elsland en Wilhelm, beiden uit Amsterdam, die op diezelfde dag naar Nederland werden geholpen. De medewerker denkt dat Wouda niet in vreemde staatsdienst is geweest en evenmin in vreemde krijgsdienst, en schrijft dat ook op. Helaas maakte dat geen indruk op politie en justitie. Jan Wouda verliest toch zijn nationaliteit.

Naspel met ronselaars
Thuis in Zaandam is rechercheur Van der Schaaf vooral geïnteresseerd in het netwerk achter de Spanjegangers. Hij confronteert Pieter Kok en Koen de Wit met foto’s van door de politie gezochte ‘ronselaars’. Zij verklaren deze personen niet te herkennen. Op 23 december laat hij Wouda de foto’s van 9 ‘ronselaars’ zien. Onder hen twee in de Zaanstreek bekende figuren: varensgezel Arie van Soolingen uit Haarlem en de Amsterdammer Willem van Rooij. Jan verklaart deze personen niet te kennen. Op 1 april 1938 worden hem andere foto’s voorgelegd. Nu herkent hij ene Jacobus van Hal, een Uitgeester. Of deze inderdaad een van de onbekende helpers was die in Zaandam of Amsterdam opdook is natuurlijk de vraag. Aan zijn eigen veroordeling verandert het niets. De officier van Justitie besluit zijn brief over de herkende ronselaar met de mededeling dat de Nederlandse pas van Jan Wouda is ingenomen.

Na zijn terugkeer uit Spanje is de kamer die hij in de Zuiderkerkstraat had niet meer vrij en trekt Jan bij zijn vader in, Noorderkerkstraat 2. Die plek of Zaandam bevalt hem opnieuw niet voor lang. Negen maanden later gaat hij terug naar de hoofdstad. Hij woont er op de Rustenburgerstraat 321, boven garage Huizinga. Daar kon hij waarschijnlijk zijn kostje verdienen. Kort erna schuift hij door nr. 375 een hoog in dezelfde straat. Een aantekening uit het politie-dagrapport van 6 augustus 1940 maakt duidelijk dat hij dan werk heeft als chauffeur. Jan botst met zijn vrachtauto op de Linnaeusstraat op een afslaande fietser. Het is mogelijk dat het daarna met het werk minder is gegaan.

Oorlogsjaren
Dat zou je kunnen afleiden uit drie andere politieaantekeningen tijdens de oorlog. Hij woont dan in de Cornelis Trooststraat 79 I. Op 21 februari 1941 wordt Wouda vanwege de verkoop ‘onder verdachte omstandigheden’ van een Gazelle herenfiets op het Waterlooplein door de politie opgepakt. Het is kort voor de joden-razzia op het plein die tot de Februaristaking leidt. De ochtend van de 22e wordt hij via het hoofdbureau overgebracht naar Leiden. Begin februari 1942 meldt hij bij de politie dat zijn persoonsbewijs ‘door een Duitsch officier is afgenomen';  de reden staat er niet bij. Drie weken later wordt hij met een paar anderen opgebracht omdat ze in Spertijd nog op straat zijn. Je vraagt je af of men in Amsterdam wist dat Jan in Spanje had gevochten.

Gezin
Gelukkig is er ook reden tot geluk. Op 19 mei 1943 trouwt Jan Wouda met Henderika Dobbe van Bergen (Amsterdam, 15-2-1914). Jans beroep is als vroeger chauffeur en bloemist, en het echtpaar woont ‘op diverse adressen’. Op 28 december 1944 wordt Henderika Guurtje geboren en op 2 oktober 1949 Jan Simon. Het gezin woont dan al drie jaar in een benedenwoning op de Hoofdweg. In februari 1957 verhuist men naar een benedenwoning aan de Generaal Spoorlaan in Haarlem. Wanneer Jan zijn Nederlanderschap terugkrijgt is niet bekend, maar er lijkt na al die zware jaren sprake van huiselijk geluk.

Bronnen: 
  • Nationaal Archief 2.09.22, Ministerie van Justitie, 1914-1940 (Geheim Archief), inventarisnrs 16805,16810
  • Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, nummer toegang 2.09.99, inventarisnummers 18, 125
  • Gemeentearchief Zaanstad, geboortebewijs Jan Wouda NL-ZdGA-OA0132-528-00061; gezinskaart Simon Wouda NL-ZdGA-OA0141-458-0022;
  • Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Jan Wouda NL-SAA-2613274; afkeuring mil. dienst NH-archief MRNHA00208000276
  • Stadsarchief Amsterdam, politierapporten EVOPR00065000039
  • Idem: EVOPR00047000164, EVOPR00079000141 en EVOPR00124000139
  • Stadsarchief Amsterdam, Jan Wouda persoonskaart 1939-1994, 01232_0946_0315
  • Gemeentearchief Zaanstad, geboortebewijs Jan Wouda NL-ZdGA-OA0132-528-00061;
  • gezinskaart Simon Wouda NL-ZdGA-OA0141-458-0022; Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Jan Wouda NL-SAA-2613274; afkeuring mil. dienst NH-archief MRNHA00208000276
  • Pim Ligtvoet en Willemien Schenkeveld, De Zaanse Spanjestrijders. Wormer 2019
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.35-(6, IMG0041) L 100 (aankomst Figueras)
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-(1, IMG0042) L.15 (desertie NL); D 403-(2, IMG0085) L. 47 (desertie D)
  • Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-(3, IMG0087) L.49 (‘demente’).
Auteur: 
Pim Ligtvoet
Laatst gewijzigd: 
03-06-2019
Overige gegevens
Sekse: 
man
Beroep: 
Chauffeur
Adres: 
Zuiderkerkstraat 14
Woonplaats: 
Zaandam
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
07-08; 10-08; 28-08-1937/ 31-08-1937
Datum terugkeer: 
12-12-1937
Nederlanderschap afgenomen: 
ja
Vader: 
Simon Wouda
Beroep vader: 
schoenmaker
Moeder: 
Guurtje Hoede
Datum getrouwd: 
19-05-1943
Partner: 
Henderika Dobbe van Bergen
Kinderen: 
2