HUIZINGA, Maatje

Maatje
Huizinga
Geboren:
Watergraafsmeer
23 april 1908
Overleden:
Geldrop
15 januari 2003
Levensbeschrijving: 

“De vuist omhoog, daar hou ik niet zo van; ik heb het een beetje half om half gedaan.”

Op 23 april 1908 wordt Maatje geboren in Watergraafsmeer als jongste dochter in het gereformeerde gezin van Johan Huizinga en Aaltje Westerink, dat bestond uit vijf zonen en zes dochters. De vader van Maatje was burgemeester van Axel en later van Terneuzen, wat hij tot 1936 bleef. Als Maatje zes is, overlijdt haar moeder aan kanker. Haar vader hertrouwt in 1914 met Geertje Stoel, met wie hij nog een dochter krijgt.

Als kind heeft Maatje al weinig met het geloof dat door haar ouders wordt beleden. In een later interview (ongepubliceerd) met de historica Hinke Piersma vertelt ze: “dan stak ik mijn tong uit tegen onze Lieve Heer, om te kijken of hij onmiddellijk strafte en dat was niet zo.” Eén van haar zussen was wel erg gereformeerd en daar heeft ze dan ook weleens conflicten mee. Wanneer Maatje bijvoorbeeld Esperanto gaat leren - tot op hoge leeftijd gaat ze naar een wekelijks Esperanto-avond waar scrabble of ganzenborden wordt gespeeld - keurt haar zus dat af omdat ze vindt dat dat niet mag binnen het geloof. Maatje vindt dat maar onzin.

Op latere leeftijd verhuizen twee broers van Maatje naar Den Haag. Ook Maatje trekt naar Den Haag en volgt een opleiding tot verpleegster bij het toenmalige gemeentelijke ziekenhuis in Den Haag aan de Zuidwal, waar zij van 1928 tot 1933 intern zit. In de crisistijd verliest zij haar baan en komt ze te werken in een verpleeghuis in Den Haag. Daar verpleegt ze onder andere de moeder van een zekere Henk Schoemaker (Hendrikus Antonius Hubertus, geboren 16 januari 1883). Deze Henk wordt verliefd op Maatje en stuurt haar geregeld bonbons, die Maatje overigens nooit ontvangt “omdat de hoofdzuster ze altijd onderschept”. Maatje blijft niet in het verpleeghuis werken, naar eigen zeggen omdat ze een dominee daar had beledigd. Hij zou gezegd hebben dat alle “–isten” slecht waren, waarop Maatje had gevraagd hoe het dan zat met Calvinisten. Ze komt uiteindelijk in een ziekenhuis in Leeuwarden te werken. Henk blijft in Den Haag en middels de post houden zij contact.

In Leeuwarden leest Maatje de oproep van de ‘Commissie Hulp aan Spanje’. Het werk in het ziekenhuis in Leeuwarden is heel onzeker, ze weet nooit of ze mag blijven. Ondanks dat Maatje niet erg geïnteresseerd is in politiek, en ondanks dat ze niet precies weet wat er in Spanje speelt los van dat er oorlog is, meldt ze zich aan. Ze weet zelf niet meer zo goed waarom ze dat deed, vertelt ze later. Ze was geen communist, maar eerder antirevolutionair. Wat haar, zo vindt ze zelf, vanzelf ook antifascist maakte. En ze was sowieso antifascist! Maar zelf denkt ze dat het meer een impuls was. Ze deed wel vaker dingen zomaar, zonder over de consequenties na te denken. “Ik heb het ook niet aan mijn ouders verteld, ik ging gewoon.”

Maatje vertrekt op 22 april 1937, na een afscheidsbijeenkomst op de ambassade van de Spaanse Republiek, samen met Jo Bovenkerk, Noor Diamant, Ans Blauw, Jenny Timmerman-Schaddelee, Trudel de Vries en Simon d’Ancona met de trein van 16.20 van station Den Haag Holland Spoor naar Parijs. Daar voegt de groep zich met twaalf Amerikanen en veertien Tsjechen en vervolgt de reis met de trein naar Spanje.

Eenmaal in Spanje werkt Maatje in het hospitaal in Onteniente. De verpleegsters wonen niet in het hospitaal zelf maar een stukje verderop en worden iedere dag opgehaald en weer weggebracht. Maatje heeft een goede band met Jo en met Jenny. Met de andere verpleegsters heeft ze minder aansluiting. De Nederlandse verpleegsters worden op een zeker moment overgeplaatst en Maatje blijft dan, naar eigen zeggen, als enige Nederlandse verpleegster achter in Onteniente. Het gevoel van onderlinge saamhorigheid en verbondenheid dat veel Nederlandse verpleegsters en strijders noemen wanneer zij terugdenken aan hun tijd in Spanje leeft bij Maatje veel minder. Ze heeft zich altijd wat buitengesloten gevoeld. Hoe dat komt, kan ze zelf niet goed benoemen.

In Spanje stapt Maatje van haar gereformeerde geloof af. Ze kon het, zoals ze zelf later zegt, “allemaal niet meer rijmen, dat al die mensen elkaar afmaakten”. Ze gelooft nog wel in God, maar niet meer in een hemel of een hel en bidden vindt ze niet meer nodig.

Tijdens haar tijd in Onteniente wordt Maatje erg ziek van een tyfus inenting, omdat de spuit niet schoon geweest zou zijn. Ze moet worden vervoerd naar Barcelona en van daaruit wordt ze in december van 1937 naar Nederland teruggestuurd. Henk, inmiddels haar verloofde, komt haar in Toulouse ophalen.

Eenmaal terug in Nederland wordt Maatje door haar familie en vrienden niet heel hartelijk ontvangen, niemand heeft begrip voor haar keuze om naar Spanje te gaan. Alleen één van haar broers, die sociaaldemocraat is, valt haar bij.

Op 9 augustus 1939 trouwen Maatje en Henk. Ze wonen in Den Haag, aan de Azaleastraat 122. Henk heeft allerlei banen gehad maar is nooit heel erg succesvol. Maatje heeft daarom altijd gewerkt en voor een vast inkomen voor het stel gezorgd. Zij hebben geen kinderen, hoofdzakelijk omdat Henk 25 jaar ouder is dan Maatje en omdat hij, volgens Maatje, vrij dominant en niet zo heel erg geduldig kon zijn. “Zo’n oude vader leek mij niet zo fijn voor kinderen,” vertelt ze.

Maatje komt te werken in de Rudolf Steiner kliniek in Den Haag, waar ze Dinie Heroma ontmoet die ook in Spanje was geweest. Ze werken echter niet lang samen, want wanneer het kantoor waar Henk op dat moment voor werkt in januari 1944 verhuist van Den Haag naar Amsterdam, verhuist ze mee. Ze komen in Amsterdam te wonen op de Uiterwaardenstraat en Maatje gaat werken in het Binnengasthuis in Amsterdam.

Tijdens de oorlog neemt Maatje geen deel aan het verzet. Wel hebben ze, op initiatief van Henk, een onderduiker in huis. Deze blijkt enorm veel risico te nemen, hij gaat gewoon naar buiten en weigert zich schuil te houden als er bezoek over de vloer is. Omdat hij Henk en Maatje, maar ook de buurt in gevaar brengt, stuurt Henk hem uiteindelijk weg. Hij zou de oorlog niet overleven en zijn doodgeschoten, wat Maatje niet verbaast.

Maatje en Henk overleven allebei de oorlog. Omdat Maatje met hulp van de ‘Commissie Hulp aan Spanje’ en met toestemming van de Nederlandse regering naar Spanje is vertrokken, is haar Nederlanderschap nooit in het geding geweest. Ze was geen lid was van een communistische beweging – ze waren wel een periode geabonneerd op de Waarheid maar dat was volgens Maatje toen dit nog geen serieuze risico’s met zich meebracht en kwam meer van Henk uit dan van haar. Waarschijnlijk heeft ze hierdoor nooit last gehad met de politie of de BVD voor haar tijd in Spanje.

Op 2 september 1959 overlijdt Henk, in Amsterdam. Maatje verhuist op 28 september 1976 naar Eindhoven. Waarom ze voor Eindhoven kiest, weet ze zelf eigenlijk ook niet, vertelt ze. In 2002 verhuist ze naar Geldrop waar ze op 15 januari 2003 overlijdt. 

Bronnen: 
  • Interview met Maatje door historica Hinke Piersma in 1996 (ongepubliceerd).
  • https://socialhistory.org/bwsa/biografie/huizinga
  • IISG: collectie Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades in de Spaanse Burgeroorlog, map 1.
  • Met dank aan burgerzaken van de gemeente Eindhoven
Auteur: 
Seran de Leede, met dank aan Hinke Piersma
Laatst gewijzigd: 
01-04-2016
Overige gegevens
Sekse: 
vrouw
Beroep: 
Verpleegster
Functie: 
Verpleegster
Adres: 
Loosduinscheweg 167
Woonplaats: 
Den Haag
Datum vertrek Nederland/aankomst Spanje: 
29-04-1937
Datum terugkeer: 
00-12-1937
Vader: 
Johan Huizinga
Beroep vader: 
burgemeester Axel en Terneuzen
Moeder: 
Aaltje Westerink