Nora, ook wel Noor of Noortje wordt als tweede dochter op 13 april 1912 geboren in het Amsterdamse, sociaaldemocratische, Joodse gezin van Philip Diamant en Rachel Querido. Haar oudere zusje, Sonja, was geboren op 6 december 1907. In haar jeugd was Noor lid van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC).
In 1936 behaalt zij haar verpleegstersdiploma en is ze werkzaam in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. In dit gasthuis wordt veel over politiek gesproken. Noor is verontwaardigd over de non-interventiepolitiek tegenover Spanje, wat ze beschouwt als een uitlevering van Spanje aan Duitsland en Italië. Via een vriend van haar ouders, Ben Sajet, die tevens de organisator is van het comité Hulp aan Spanje, komt Noor terecht op een bijeenkomst voor medisch vrijwilligers voor Spanje. Noor meldt zich aan. In het Wilhelmina Gasthuis wordt haar deze beslissing kwalijk genomen, voornamelijk omdat Noor bezig was met het behalen van een verloskundige aantekening, ‘de Ooievaar’. Volgens de directrice pleegt ze, door weg te gaan, contractbreuk.
Desondanks vertrekt Noor, na een afscheidsbijeenkomst op de ambassade van de Spaanse Republiek, op 22 april 1937 samen met Jo Bovenkerk, Trudel de Vries, Jenny Timmerman-Schaddelee, Ans Blauw, Maatje Huizinga en Simon D’Ancona met de trein van 16.20 van station Den Haag Holland Spoor naar Parijs. Daar zou de groep zich voegen bij twaalf Amerikanen en veertien Tsjechen en hun reis vervolgen naar Spanje.
Het eerste half jaar in Spanje werkt Noor in een hospitaal in een groot onteigend katholiek schoolgebouw in Onteniente, in het achterland van Spanje. Dit is toch wel anders dan ze had verwacht. Ondanks dat het hospitaal was ingericht door de Tweede Internationale, komen er volgens Noor vooral ook veel lokale patiënten en minder internationale strijders van het front dan ze had verwacht. Ze vindt het jammer dat ze niet dichter bij het front zitten en niet meer met de strijders te maken hebben. Ze was immers naar Spanje gekomen om te helpen in de strijd tegen de fascisten.
De sfeer in het hospitaal is erg hiërarchisch, als de dokter de zaal op komt moeten de verpleegsters buenos días señor médico zeggen en de patiënten moeten, indien mogelijk, naast hun bed gaan staan en de dokter groeten. In Onteniente leren de verpleegsters Spaans, wat Noor later nog goed van pas komt.
Na een half jaar in Onteniente te hebben gewerkt, gaat Noor naar Albacete. Janrik van Gilse, Nederlandse politiek commissaris van de CPN, vraagt haar te helpen bij de vertaling van Duitse Tagesnachrichten in de Nederlandse Dagelijkse Berichten. Noor heeft daar eigenlijk helemaal geen zin in, ze had nog nooit vertaalwerk verricht en daarbij moet ze voor het eerst in haar leven typen. Die berichten moeten ‘s nachts worden geschreven omdat ze ‘s morgens moeten worden verstuurd. Hiervoor is ze niet naar Spanje gekomen. Janrik van Gilse vindt ze overigens wel een sympathieke man, het is een soort vraagbaak bij wie je met van alles terecht kan. Bij hem meldt ze zich aan als lid van de Communistische Partij. Zo wordt ze lid van de PCE (Partido Comunista de España) en krijgt ze een Spaans partijboekje waar ze erg trots op is.
Vanaf Albacete vertrekt Noor samen met de Hongaarse Zuster Annemarie en de Nieuw-Zeelandse dokter Jolly naar de 45ste divisie om daar vlak achter het front in Tarragona, Almaden en Lerida (waar ze in een mooi huis zaten) in een chirurgische equipe te werken. Dit hospitaal trok rond van het ene dorp naar het andere en bleef zelden ergens langer dan één a twee weken. Een huis, school, klooster o.i.d. fungeerde tijdelijk als ziekenhuis. Als ze hierin trokken moest er eerst worden schoongemaakt. Dit werd gedaan door ‘eigen personeel’ en mensen uit zo’n dorp, voornamelijk meisjes en vrouwen. Soms hadden ze mensen nodig om de was te doen. Dan ging een omroeper het dorp in om nog meer personeel te werven. Iedereen hielp mee om het provisorische ziekenhuisje op te bouwen. Er werd daarnaast een groot beroep gedaan op de vindingrijkheid van Noor en haar collega’s. Bijvoorbeeld als er gebrek was aan water, meubels, droog hout, licht, zeep, etc. Om van medische spullen zoals ontsmettingsmiddel, pleisters, verband, injectiespuiten e.d. nog te zwijgen. Of als ze last hadden van ongedierte zoals luizen. Analfabetisme was een probleem. De Spaanse verpleegsters waren van oorsprong geen verpleegsters en waren vaak analfabeet. In het boekje “wij werkten in Spanje” vertelt Noor dat zij cursussen gaven aan het Spaanse personeel met ‘verbluffend resultaat’. Het is niet helemaal duidelijk of Noor zelf ook les gaf, maar de indruk is dat dit wel zo was.
Deze 45ste divisie was ook kort in Caspe maar omdat daar een aanval op was gingen ze snel weer weg. Operaties worden vaak uitgevoerd in tenten en de omstandigheden zijn zwaar. Soms moeten ze hele dagen doorwerken zonder pauzes, maar Noor let niet op de vermoeidheid, “ je weet dat het niet anders kan en dat er een tijd komt dat het weer rustiger is”. Noor zelf werkt niet als operatiezuster, maar helpt bij de ontvangst van de gewonden. Met een chronisch bedden(goed) tekort en weinig verband was ook dit zeer uitdagend werk. Ze helpt in de strijd tegen de fascisten en voelt zich aan het front op haar plek, ondanks alle zwaargewonde strijders die ze ziet. De patiënten blijven in het veldhospitaal totdat ze vervoervaar zijn, dan worden ze naar het achterland gebracht. De meeste gewonden die binnenkomen bij deze divisie waren Spanjaarden en Italianen. Hier komen de Spaanse lessen van Noor goed van pas. Tijdens haar tijd in Spanje ontmoet Noor niet veel Nederlanders. Ze wil specifiek niet ingedeeld worden in het Nederlandse onderdeel, “Hollanders zie je altijd al”, zei ze.
Op 13 december 1938 keert Noor, samen met de Nederlandse verpleegsters Trudel de Vries, Dinie Heroma, Ans Blauw en Jenny Timmerman-Schaddelee, terug naar Nederland. Eenmaal terug in Nederland krijgt Noor via Ben Sajet een baan in het Lloyd Hotel in het oostelijk havengebied, waar joodse vluchtelingen uit Duitsland worden ondergebracht. Ze vindt het daar verschrikkelijk. Na enige tijd gaat ze, wederom met hulp van Ben Sajet weer terug naar het Wilhelmina Gasthuis waar ze alsnog ‘de Ooievaar’ haalt op 10 mei 1940. Al vrij snel na de capitulatie van Nederland wordt Noor, vanwege haar Joodse achtergrond, ontslagen. Ondanks haar Joodse achtergrond is ze actief in het verzet tijdens de oorlog en vervoert ze allerlei gevaarlijke spullen in haar fietstassen. En toen ze nog in het Wilhelmina Gasthuis werkte, stal ze fietsen voor het verzet, van verpleegsters die fout waren.
Op 21 augustus 1940 trouwt ze met de oud-Spanjestrijder Ies (Isaac) Simon van Bergen, die ze in Spanje had ontmoet. Hij had in de strijd in Spanje zijn linkerarm verloren. Ies, geboren op 5 juli 1906 te Weesp, was al eerder getrouwd geweest. In 1930 was hij namelijk met zijn nicht Sara (Saartje) van Gigh getrouwd. Saartje was geboren op 12 maart 1912 te Amsterdam en kapster van beroep. Op 11 maart 1935 krijgen zij een dochter, Chaja Eva van Bergen, geb. in Amsterdam. Op 13 juli 1938 scheiden Ies en Saartje voor de rechtbank in Rotterdam. Saartje vervolgt haar leven na haar scheiding met Samuël Zacharias (Sal) Dormits.
Ies wordt op 28 augustus 1941 door de Duitsers meegenomen. Ies en Noor, die op dat moment in verwachting is, wonen dan aan de Halmaheirastraat nr. 4. Op 15 november 1941 bevalt Noor in Amsterdam van een zoon, Eddy Jacques van Bergen. Ies , die op 31 maart 1944 in Polen wordt vermoord, heeft zijn zoon nooit gezien. De zus van Nora wordt met haar hele gezin (man Salomon (Sam) Polak, Erik en Leo Polak, hun derde zoon Adri was al in 1938 overleden) omgebracht in Auschwitz. De eerste vrouw van Ies, Saartje, wordt met transport 513 naar Sobibor vervoerd en daar in 1943 vermoord. Haar partner (ze waren niet getrouwd) Sal Dormits wordt na verzetsacties tegen de Duitsers in Rotterdam opgepakt. Als de politie hem wil fouilleren trekt hij een pistool en schiet zich door het hoofd. Hij overlijdt in het ziekenhuis aan de Coolsingel in Rotterdam.
Noor zelf overleeft de oorlog. De eerste jaren duikt ze onder. Vanaf 1942 werkt ze in het verzet als koerier. De kinderen, Chaja en Eddy zitten ondergedoken, beide op een ander adres. Eddy bij de familie Sneijders de Vogel in Utrecht. Eddy was drie jaar toen hij weer bij Noor kwam en Chaja tien. Na de bevrijding woont Noor met de kinderen en haar ouders op de Amsteldijk in Amsterdam. Ze werkt voor de Nederlandse vrouwenbeweging en zit in het bestuur van het door de CPN georganiseerde kinderkamp, Zonneschijn. In 1951 vindt ze een nieuwe levenspartner, Evert (Everhard) Sip (27-9-1897, laatste voorzitter van de EVC, actief in de CPN en de Bruggroep).
Op latere leeftijd zou Noor met een meer kritische blik hebben gekeken naar de politiek van de communisten in Spanje. In 1958, met de scheuring van de CPN stappen zij en Evert uit de partij. Op aandringen van Evert behouden zij wel hun abonnement op De Waarheid.
In tegenstelling tot de strijders die naar Spanje gingen, en die om die reden in de meeste gevallen hun Nederlandse nationaliteit verloren, was het medisch personeel met toestemming van de Nederlandse regering naar Spanje vertrokken. Dus in tegenstelling tot haar man Ies, heeft Noor nooit haar Nederlanderschap verloren. Wel zou zij zijn gevolgd door de Inlichtingendienst.
In de laatste jaren van haar leven woont Noor aan de Amsteldijk nr. 104 in Amsterdam. In oktober 1986 gaat zij, ondanks haar zwakke gezondheid, mee met de herdenkingsreis naar Spanje. Op 1 mei 1987, ruim een half jaar later en op de door haar altijd zo uitgebreid gevierde dag van de arbeid, overlijdt ze.
Met dank aan Chaja Kause-van Bergen en Kees Rodenburg
- H. Dankaart e.a., De Oorlog begon in Spanje, (Uitgeverij van Gennep: 1986)
- B. van Gelder, Brand bij de Wehrmacht, (Zilverdistel: 2005).
- B.H. Sajet, A. Blauw, N. Diamant, Wij werkten in Spanje, ervaringen van het Hollandse medische personeel in Spanje, met bijdr. van B.H. Sajet, A. Blauw, N. Diamant e.a. (Medisch-Hygiënisch Commitee van "Hulp aan Spanje": 1939).
- “Nederlands ambulance personeel naar Spanje”, Het Volksdagblad, Dagblad voor Nederland, 23 april 1937. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010481771:mpeg21:a0106
- IISG Collectie Nederlandse deelnemers aan de Internationale Brigades in de Spaanse Burgeroorlog, aanvulling 2007, afkomstig van Jaap-Jan Flinterman 57-68, 57 Bergen-Diamant, Noortje, 19 november 1983.
- Correspondentie met Chaja Krause-van Bergen
- Correspondentie met Kees Rodenburg
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.48-L.44
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.403-L.5
- Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.16
- Nationaal Archief 2.04.125, Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en voorgangers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Persoonsdossiers, inventarisnummer 5529/5530