Jonas Swalef kwam uit een Joods gezin en woonde op verschillende adressen in het oostelijke deel van het vooroorlogse Amsterdam. Hoewel hij maar twee broers had was het altijd druk in huize Swalef. Er waren altijd wel familieleden van moederskant in de kost. In 1928 beproefde het gezin Swalef zijn geluk in Antwerpen, maar na acht maanden streken ze weer neer in Amsterdam. Jonas ging toen met zijn oudere broer Wolf in een radiofabriek werken en volgde een avondopleiding elektrotechniek. In 1933 werd hij voor militaire dienst afgekeurd vanwege zware bijziendheid. Hierna woonde en werkte hij bij broer Wolf in de Derde Oosterparkstraat die daar een poelierszaak was begonnen. Ook werd Jonas lid van de communistische partij.
Op een zomerse dag in 1937 komen 34 internationale vrijwilligers aan in Catalonië. Na een voettocht door de Pyreneeën arriveren ze in het bergdorp Setcases en gaan op 11 juli door naar het Castillo de San Fernando in Figueras, de verzamelplaats waar ze worden ingeschreven. Het grootste contingent in deze ploeg bestaat uit veertien Nederlanders: Wim Bandsma, Jo de Haas, Gerrit Pelgrim, Herman Teeuwen, Harry Schoen, Willem Schaumbach, Marius Slootmans, Toon Stevens, Theo van Laar, Anton van den Goorbergh, Bastiaan van den Griend, Jan van den Bos, Pieter Wagenaar en Jonas Swalef.
Twee dagen later komen er in totaal 164 vrijwilligers uit Figueras aan in Albacete, het hoofkwartier van de Internationale Brigades.
Hiervan maken de bovengenoemde veertien deel uit, plus Frits Denters die al een paar dagen eerder in Figueras was gearriveerd.
Vijf van hen: Anton van den Goorbergh, Pieter Wagenaar, Herman Teeuwen, Wim Bandsma en Jonas Swalef vertrekken samen met Nico Gräper, Piet van Etten, Theo Botterman en Nicolaas Meur na een week al naar het front ten westen van Madrid. Zij zijn bedoeld als versterking van het Tschapaiewbataljon, het eerste bataljon van de XIIIde Brigade, dat zware verliezen lijdt in de slag bij Brunete. Of ze daarbij nog zijn ingezet in de frontlijn is niet bekend.
Na deze slag blijkt dat de veeltaligheid van dit Tschapaiewbataljon - ook wel bekend als het ‘Bataljon van de 21 Nationaliteiten’ - aan het front tot onwerkzame situaties had geleid.
Het Tschapaiewbataljon wordt begin augustus 1937 ontbonden en de meeste Nederlandse interbrigadisten - waaronder Jonas Swalef - worden opgenomen in het bataljon ‘Edgar André’, het eerste bataljon van de XIde Brigade.
Deze brigade maakt deel uit van de 35ste Divisie van Generaal Walter (alias van de Pool Karol Swierczewski) en wordt eind augustus en begin september ingezet in de slag bij Belchite.
Een paar weken later organiseert de politiek-commissaris Zuidema (schuilnaam van Janrik van Gilse) enige vergaderingen met Nederlandse vrijwilligers. Namens de XIde Brigade zijn daarbij aanwezig: kapitein Jef Last, Piet Cahuzak, Rudi Polak, Achille Beguin en Jonas Swalef. Verder zijn daar bij: Nol van den Hoff, Harry Schoen, Sijbe Dolstra, Piet Jansen Schoonhoven, Simon Luitze, Tim Timmerman, Jenny Schaddelee, Willy de Lathouder, Nico Mourer en dokter Ies Voet van het “Hollandse” ziekenhuis in Villanueva de la Jara.
De vergaderingen gaan over de verzorging van politieke lectuur in de Nederlandse taal, het opleiden van Nederlands politiek en militair kader, een betere organisatie voor het werven van nieuwe Nederlandse rekruten en het stationeren van een Nederlandse verbindingsman in tussenstation Parijs. Ook vindt men dat er een Vlaams-Nederlands bataljon moet komen waarvoor 600 Nederlandse en Vlaamse vrijwilligers nodig zijn. Zo ver komt het niet, maar het resulteert een paar maanden later wel in de oprichting van de Nederlandse compagnie “De Zeven Provinciën” als onderdeel van het Bataljon Edgar André.
Vanaf 1 december 1937 maakt Jonas als radiomonteur deel uit van de persdienst verbonden aan de staf van de Internationale Brigades. In januari stuurt commissaris Zuidema een rapport over Nederlandse Spanjestrijders aan de CPN in Nederland. De ‘politieke instelling’ en de ‘ontwikkeling in Spanje’ van Jonas worden beoordeeld als ‘behoorlijk’. Maar begin 1938 raakt Jonas Swalef in politiek vervelend vaarwater verzeild.
Zoals zo vaak bij politieke vluchtelingen in ballingschap worden conflicten op het scherp van de snede uitgevochten. Zo ook onder de gevluchte KPD-ers (KPD-Kommunistische Partei Deutschlands) in Spanje.
De Nederlands-Duitse verpleegster en apothekersassistente Toni Fruchter is in Spanje getrouwd met de gevluchte architect en KPD-er Reinhard Büttner. Deze krijgt een officiersopleiding bij de Internationale Brigades in het geconfisceerde landgoed Vilar de Pozo Rubio vlak bij Albacete. Hij heeft andere ideeën dan de militaire- en partijleiding, maar kritiek wordt door de politieke commissarissen al gauw plat geslagen, en al snel benoemd als “provocatieve agentenarbeid” en trotskisme. Trotskisme is het duizenddingendoekje van de stalinisten voor alles wat te teveel buiten de lijntjes kleurt. Een aberratie wellicht nog erger dan fascisme.
Jonas is goed bevriend met Toni Fruchter en wordt hierdoor - net als zij - ook verdacht een trotskistisch element te zijn. Het maakt zijn positie er niet leuker op. Zijn functie bij de staf raakt hij kwijt en hij wordt overgeplaatst naar het versterkingsbataljon van de XIde Brigade in Madrigueras, een stadje 50 kilometer ten noorden van Albacete. Wellicht omdat zijn ogen zo slecht zijn - zonder bril ziet hij slechts weinig en de brillenglazen zijn van kwetsbaar glas - wordt hij door de medische commissie op 9 maart 1938 wel geschikt geacht voor het front maar niet - bij de infanterie - in de eerste lijn. Hoe het verder met hem gaat gedurende de burgeroorlog is niet meer duidelijk.
Toni Fruchter wordt in april 1938 in Barcelona gearresteerd en overgedragen aan de geheime dienst SIM (Servicio de Investigacion Militar). Na tussenkomst van de Nederlandse consul in Barcelona en van een oude vriend op de Spaanse Ambassade in Den Haag wordt ze na zes weken vrijgelaten en moet Spanje verlaten.
Jonas overleeft het voor de republikeinse troepen desastreus afgelopen Aragon-offensief van de Francotroepen in het voorjaar van 1938. De fascisten stoten door naar de Middellandse zee. De meeste interbrigadisten die het overleven ontkomen naar Catalonië dat nu is afgesneden van de rest van de Spaanse republiek. Ook Jonas Swalef is nu in Catalonië, maar hij wordt niet meer aan het front ingezet tijdens het Ebro-offensief in de zomer.
In oktober 1938 worden de internationale brigades opgeheven. Er worden lijsten opgemaakt met evaluaties van Nederlandse vrijwilligers. Op 13 oktober wordt van Jonas Swalef gezegd:
“Monteur, PC 1935. Toujours absent de son pavillon, ne veut rien faire, moral médiocre, ne s’interesse à rien.”
(Monteur, communistische partij sinds 1935. Altijd afwezig van zijn afdeling, wil niets doen, middelmatige moraal, is nergens in geïnteresseerd.)
Kortom, Jonas kan misschien wel of niet een post-traumatisch stress syndroom(PTSS) hebben opgelopen maar had het zeer zeker wel gehad met de partijlijn en de politiek binnen de Internationale Brigades.
Hoe en wanneer precies hij terug in Nederland kwam is onduidelijk. De Nederlandse autoriteiten waren wel op de hoogte van zijn Spaanse activiteiten want zijn Nederlandse nationaliteit werd hem afgenomen.
Jonas ging weer bij zijn broer als poelier aan de slag en werd daarna bontwerker.
In de loop van de Tweede Wereldoorlog ging Jonas verder door het leven onder de schuilnaam Albert Gruijs. Op 3 september 1943 werd hij gearresteerd in het Belgische Tongeren. Waarschijnlijk kwam men er achter dat hij joods was en mogelijk om zijn ondergedoken familieleden te beschermen gaf hij toen de - joodse - naam Samuel Swart op. Hij werd overgebracht naar de Strafgevangenis in Scheveningen en een week later naar doorgangskamp Westerbork. Op 21 september werd Jonas - nog steeds onder de naam Samuel Swart - gedeporteerd naar Auschwitz-Monowitz. Dit was een werkkamp waar joodse gevangenen slavenarbeid moesten verrichten in de fabrieken van Krupp, Siemens en IG-Farben. Gevangenen die na een paar maanden uitgeput waren werden vergast in Auschwitz-Birkenau.
Pas na de Tweede Wereldoorlog werd bekend dat de man die als Samuel Swart in 1944 in Auschwitz was vermoord Jonas Swalef moest zijn.
De vader en moeder van Jonas, zijn oudere broer Wolf, diens vrouw en kinderen en zijn jongere broer Herman overleefden de oorlog. Van de tien familieleden die tussen 1914 en 1928 bij hen in huis gewoond hadden en hun latere kinderen overleefde alleen een neef. Alle anderen werden in Auschwitz, Sobibor en Mauthausen vermoord.
- Stadsarchief Amsterdam – Indexen
- Archief Internationale Brigades, Moskou
- RGASPI F.545-Op.2-D.97-L.15
- RGASPI F.545-Op.2-D.98-L.57
- RGASPI F.545-Op.2-D.111-Ll.35,53
- RGASPI F.545-Op.2-D.115-L.93
- RGASPI F.545-Op.2-D.303-L.23
- RGASPI F.545-Op.3-D.249-L.127
- RGASPI F.545-Op.6-D.35-L.48
- RGASPI F.545-Op.6-D.399-Ll.5-11
- RGASPI F.545-Op.6-D.403-Ll.1-11,29
- RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.80
- Militair Archief Avila – Documentación Roja,Brigadas Internacionales
- Arolsen Archives – International Center on Nazi Persecution, Bad Arolsen - Duitsland
- Digitaal Monument Joodse Gemeenschap
- Oorlogsgravenstichting, Den Haag